Bestemmingsplan bedrijventerreinen Mijdrecht en Vinkeveen

Planregels

 

Gemeente De Ronde Venen

 

januari 2009

 

 

 

Disclaimer

Aan deze digitale publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Het originele (papieren) bestemmingsplan, waarin uw rechten zijn vastgelegd, kunt u inzien bij de gemeente.

Adres: Croonstadtlaan 111, 3641 AL  Mijdrecht.

 

INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1            INLEIDENDE REGELS

Artikel 1           Begrippen

Artikel 2           Wijze van meten

HOOFDSTUK 2            BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3           Agrarisch

Artikel 4           Bedrijf - 1

Artikel 5           Bedrijf - 2

Artikel 6           Groen

Artikel 7           Horeca

Artikel 8           Maatschappelijk

Artikel 9           Sport

Artikel 10         Tuin

Artikel 11         Verkeer

Artikel 12         Water

Artikel 13         Wonen

Artikel 14         Leiding - Gas (dubbelbestemming)

Artikel 15         Leiding - Water (dubbelbestemming)

Artikel 16         Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

Artikel 17         Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

HOOFDSTUK 3            ALGEMENE REGELS

Artikel 18         Anti-dubbeltelregel

Artikel 19         Algemene bouwregels

Artikel 20         Algemene ontheffingsregels

Artikel 21         Algemene wijzigingsregels

Artikel 22         Algemene procedureregels

Artikel 23         Overige regels

HOOFDSTUK 4            OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 24         Overgangsrecht

Artikel 25         Slotregel

 

HOOFDSTUK 1         Inleidende regels            terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Artikel 1        Begrippen                                                        terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1.1              In dit bestemmingsplan wordt verstaan onder:

 

a        plan

:  

het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Mijdrecht en Vinkeveen van de gemeente De Ronde Venen;

 

b        bestemmingsplan

:  

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0736.BP001bedrterreinen-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

c        aanduiding

:  

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

d        aanduidingsgrens

:  

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

e        aan-huis-gebonden beroep

:  

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

f          bebouwing

:  

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

g        bebouwings-percentage

:  

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;

 

h        bestemmingsgrens

:  

de grens van een bestemmingsvlak;

 

i           bedrijfsgebouw

:  

een gebouw dat door zijn indeling en inrichting geschikt is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt voor het vervaardigen, bewerken, verwerken of opslaan van goederen;

 

j           bedrijfscategorie

:  

een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;

 

k         bedrijfswoning

:  

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van het huishouden van een persoon, wiens huishouding daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, in relatie staat tot deze bestemming;

 

l           bestemmingsvlak;

:  

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

m      Bevi-inrichtingen

:  

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

n        bijgebouw

:  

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

o        bouwen

:  

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

p        bouwgrens

:  

de grens van een bouwvlak;

 

q        bouwlaag

:  

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

 

r          bouwperceel

:  

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

s        bouwperceelgrens

:  

de grens van een bouwperceel;

 

t          bouwvlak

:  

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

u        bouwwerk

:  

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

v         consumenten-vuurwerk

 

:  

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

w       consumentgerichte bedrijven

:  

bedrijven die naast een productiefunctie ook een ondergeschikte of nevengeschikte detailhandelsfunctie hebben, die deels verbonden is aan de productie, veelal in de vorm van een voor consumenten toegankelijke showroom;

 

x         cultuur en ontspanning

:  

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder een indoor kartbaan met de daarbij behorende ondergeschikte horeca-activiteiten, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties en gok- en kansspelen;

 

y         detailhandel

:  

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

z        gebouw

:  

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

aa    geluidzonerings-plichtige inrichtingen

:  

inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en uitgewerkt in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

 

bb    grondgebonden transportconstructie

:  

een bouwwerk bedoeld voor het transport van goederen;

 

cc    grootschalige detailhandel

:  

detailhandelsbedrijven met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 1.500 m2;

 

dd    nevenassortiment

:  

assortiment dat buiten de 5- of 6-cijferige hoofdactiviteitensubklasse of -branche valt, zoals gecategoriseerd in de Bedrijfsindeling Kamer van Koophandel (BIK);

 

ee    peil

:  

1          voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

 

 

:  

2          in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

ff        volumineuze detailhandel

:  

detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals detailhandel in auto’s, caravans, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen en woninginrichting;

 

gg    voorgevelrooilijn

:  

de lijn, die aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;

 

hh    voorste bouwperceelgrens

:  

de grens van een bouwperceel die gericht is naar de toegangsweg;

 

ii         woning

:  

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

jj         zelfstandig kantoorgebouw

:  

een gebouw ten behoeve van bedrijfsactiviteiten die bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waar het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate te woord wordt gestaan of wel een gebouw ten behoeve van andersoortige bedrijfsactiviteiten, waarbij in het gebouw dan wel op het perceel de productie, opslag, distributie en/of bewerking van goederen niet plaatsvindt;

 

kk     zijdelingse en achterste bouwperceelgrens

:  

de grenzen van een bouwperceel die niet gericht zijn naar de toegangsweg.

 

 

 Artikel 2        Wijze van meten                                            terug naar inhoudsopgave        disclaimer

2.1              Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a        de bouwhoogte van een bouwwerk

:  

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

b        de goothoogte van een gebouw

:  

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

c        de inhoud van een bouwwerk

:  

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

d        de oppervlakte van een bouwwerk

:  

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

e        afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens

 

:  

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de bouwperceelgrens;

f          bedrijfsvloer-oppervlakte

:  

het netto bedrijfsvloeroppervlak wordt gemeten binnenwerks met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en/of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, wordt opgeteld;

 

g        de hoogte van een windturbine

:  

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

HOOFDSTUK 2         Bestemmingsregels                               terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Artikel 3        Agrarisch                                      terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

3.1              De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        duurzame agrarische bedrijvigheid;

b        extensief recreatief medegebruik;

c        toekomstig water in aansluiting op de natuur- en recreatieontwikkeling in de omgeving.

 

Bouwregels

3.2              Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mag niet gebouwd worden, met uitzondering van:

a        voorzieningen – bouwwerken, geen gebouwen zijnde – ten behoeve van dagrecreatie, zoals zitbanken, route- en informatieborden, speelvoorzieningen en kunstuitingen, met een maximale bouwhoogte van 2 meter;

b        veekerende afrasteringen, met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter.

 

Wijzigingsbevoegdheid

3.3              Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming ‘Agrarisch’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’, indien het agrarisch gebruik feitelijk en duurzaam is beëindigd, ten behoeve van de natuur- en recreatieontwikkeling in de omgeving.

 

 

Artikel 4        Bedrijf - 1                                  terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

4.1              De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:

1        ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;

2        ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 zijn toegestaan;

3        ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 zijn toegestaan;

4        ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 zijn toegestaan;

5        ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 5’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2 of 5.3 zijn toegestaan;

b        specifieke bedrijfsactiviteiten, die afwijken van het bepaalde onder a, waarbij geldt dat:

1        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 2’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van wegtransport, voor zover deze behoren tot bedrijfscategorie 3.2, zijn toegestaan;

2        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 3’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de vervaardiging van chemische producten, voor zover deze behoren tot bedrijfscategorie 5, zijn toegestaan;

3        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 4’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de vervaardiging van metaal, voor zover deze behoren tot bedrijfscategorie 4, zijn toegestaan;

4        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 5’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de vervaardiging van transportmiddelen, voor zover deze behoren tot bedrijfscategorie 4, zijn toegestaan;

5        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 6’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de vervaardiging van melkvervangende producten, voor zover deze behoren tot bedrijfscategorie 5, zijn toegestaan;

c        detailhandel, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

d        een bestaande bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

e        een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding ‘jeugdopvang’;

f          een sportschool, ter plaatse van de aanduiding ‘sport’;

g        een windturbine, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’;

h        water op peilniveau, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - 1’, ‘specifieke vorm van water - 2’ en ‘specifieke vorm van water - 3’;

met de daarbij behorende:

i           bedrijfsgebouwen met de daarbij behorende kantoren;

j           interne toegangs- en ontsluitingswegen, in- en uitritten voor bedrijven;

k         nutsvoorzieningen;

l           parkeervoorzieningen;

m      groenvoorzieningen;

n        waterpartijen;

 

met dien verstande dat:

o        een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;

p        geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

q        enkel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 7’ de bestaande Bevi-inrichtingen, die aanwezig zijn in het plangebied ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, toegestaan zijn.

 

Bouwregels

4.2              Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bestemmingsgrenzen;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mag per bouwperceel (per bedrijf) het oppervlak tot maximaal het aangeduide percentage worden bebouwd,

c        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - 2’ moet minimaal 50 % van de gronden worden bebouwd;

d        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - 3’ moet minimaal 80 % van de gronden worden bebouwd;

e        gebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter uit de voorste bouwperceelgrens te worden gebouwd;

f          gebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter uit de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens te worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’;

g        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ dienen de gebouwen op een afstand van ten minste 5 meter uit de zijdelingse en achterste bouwperceelgrenzen te worden gebouwd;

h        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - 2’ dient minimaal één punt van een bedrijfsgebouw op de aangeduide ‘gevellijn’ te worden gebouwd;

i           de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 15 meter, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ en van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’;

j           ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ bedraagt de bouwhoogte van gebouwen maximaal 9 meter’;

k         ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’ bedraagt de bouwhoogte van de windturbine maximaal 110 meter;

l           ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - 2’ dient de bouwhoogte minimaal 9 meter te bedragen;

m      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - 3’ dient de bouwhoogte minimaal 6 meter te bedragen;

n        het kantoorhoudend deel van een bedrijf mag niet meer bedragen dan de helft van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m² bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf;

o        de inhoud per bedrijfswoning alsmede de goothoogte mag niet meer bedragen dan deze ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan bedragen;

p        bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd tot een oppervlakte van maximaal 50 m² en met een goothoogte van niet meer dan 3 meter;

q        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - 1’ mag tot een hoogte van 2 meter geen gebouw worden gebouwd;

r          de oppervlakte van een bouwwerk voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 20 m² bedragen;

s        de bouwhoogte van een gebouw voor een nutsvoorziening mag ten hoogste 3 meter bedragen;

t          de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        40 meter voor GSM-masten;

2        7 meter voor overige palen en masten;

3        7 meter voor een grondgebonden transportconstructie;

4        3 meter voor erf- en terreinafscheidingen;

5        3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

4.3              Burgemeester en wethouders zijn – na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen – bevoegd nadere eisen te stellen, met betrekking tot:

a        de situering van bouwwerken;

b        de situering van in- en uitritten;

c        situering van en het aantal parkeervoorzieningen;

d        open opslag van goederen en materialen.

 

4.4              De bevoegdheid onder lid 4.3 wordt toegepast met het oog op:

a        de gebruiksmogelijkheden:

1        ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

2        in verband met gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;

b        de verkeersveiligheid:

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;

c        de brandveiligheid:

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, instandhouden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid.

Ontheffing van de bouwregels

4.5              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 sub j voor gebouwen met een maximale bouwhoogte van 12 m ten behoeve van een betere functionering en organisatie van het bedrijf, indien omliggende bedrijven niet onevenredig in hun functioneren worden geschaad.

 

4.6              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 sub t onder 3 voor een grondgebonden transportconstructie met een maximale bouwhoogte van 12 m, indien de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden voldoende zijn gewaarborgd.

 

4.6a     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor bedrijventerrein Voorbancken (Plankaart blad 2) per bedrijf ontheffing te verlenen voor de realisatie van ten hoogste één bedrijfswoning, waarvan de inhoud niet meer dan 500 m³ mag bedragen; de bedrijfswoning moet met de voorgevel ten minste 5 m uit de voorste perceelsgrens gebouwd worden. Deze ontheffingsbevoegdheid kan worden toegepast binnen twee jaar na vaststelling van het plan.

 

Specifieke gebruiksregels

4.7              Tot een strijdig gebruik van bouwwerken, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a        de uitoefening van een andere tak van bedrijvigheid dan is geregeld in lid 4.1;

b        detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ en met dien verstande dat bij bestaande garagebedrijven ondergeschikte detailhandel in autoaccessoires is toegestaan;

c        horeca, met uitzondering van ondergeschikte kantineactiviteiten binnen de bedrijven.

 

4.8              Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ zijn geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), toegestaan.

 

4.9              Bij een groothandel in consumentenvuurwerk met een opslag van minder dan 10.000 kg consumentenvuurwerk dienen de veiligheidsafstanden, zoals bepaald in het Vuurwerkbesluit, binnen de bouwperceelgrenzen gelegen te zijn.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

4.10          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 onder q voor het toestaan van een Bevi-inrichting, met inachtneming van de volgende regels:

a        de 10−6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, dient te zijn gelegen:

1        binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of

2        op gronden met de bestemming ‘Verkeer’, ‘Groen’ en/of ‘Water’;

b        bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

 

4.11          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van de bouw van zelfstandige kantoorgebouwen, indien het gebouw op een zichtlocatie langs de N201 of Veenweg wordt gebouwd en er geen onevenredige milieutechnische of verkeerskundige gevolgen optreden.

 

4.12          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 jo. lid 4.7 sub a voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere bedrijfscategorie, wanneer deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 toegestane bedrijfscategorieën.

 

4.13          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 jo. lid 4.7 sub a voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 4.1 toegestane bedrijfscategorieën.

 

4.14          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.7 sub b, ten behoeve van het gebruik van bouwwerken voor detailhandelsactiviteiten, voor zover het consumentgerichte bedrijven betreft, met dien verstande dat:

a        de detailhandelsactiviteiten niet als zelfstandige activiteit mogen worden uitgeoefend;

b        de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m²;

c        detailhandelsactiviteiten in voedings- en genotsmiddelen niet is toegestaan.

 

Wijzigingsbevoegdheid

4.15          Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft:

a        het laten vervallen van de aanduidingen die zijn genoemd in lid 4.1 onder b, c, d, e en f, indien de aangeduide functies feitelijk en duurzaam zijn beëindigd;

b        het wijzigen van de bestemming ‘Bedrijf - 1’ in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van de structurele verbetering van het waterbergende vermogen van het plangebied;

c        het aanpassen van de ligging van de aanduidingen zoals genoemd in lid 4.1 onder a, bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in lid 13.16;

d        het laten vervallen van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ zoals genoemd in lid 4.8, indien het LPG-tankenpark wordt verplaatst of wordt verwijderd.

 

 

Artikel 5        Bedrijf - 2                                   terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

5.1              De voor ‘Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        consumentgerichte bedrijven en overige bedrijven voor zover vallend in de bedrijfscategorieën 1 en 2 van de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b        volumineuze detailhandel;

c        specifieke bedrijfsactiviteiten, die afwijken van het bepaalde onder a, waarbij geldt dat:

1        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 1’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van afvalverwerking, voor zover deze behoren tot bedrijfscategorie 3.1, zijn toegestaan;

2        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 2’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van wegtransport zijn toegestaan;

3        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 3’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de vervaardiging van chemische producten zijn toegestaan;

4        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 4’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de vervaardiging van metaal zijn toegestaan;

5        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 8’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de bouwnijverheid zijn toegestaan;

6        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 9’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de verhuur van machines en werktuigen zijn toegestaan;

7        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 10’ bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de groothandel in ijzer- en metaalwaren zijn toegestaan;

d        een verkooppunt van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG, ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’;

e        een sportschool, ter plaatse van de aanduiding ‘sport’;

f          een bestaande bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

g        voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’;

h        een watertoren, ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;

 

met de daarbij behorende:

i           bedrijfsgebouwen met de daarbij behorende kantoren;

j           interne toegangs- en ontsluitingswegen, in- en uitritten voor bedrijven;

k         nutsvoorzieningen;

l           parkeervoorzieningen;

m      groenvoorzieningen;

n        waterpartijen;

 

met dien verstande dat:

o        een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;

p        geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

q        Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

Bouwregels

5.2              Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bestemmingsgrenzen;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mag per bouwperceel (per bedrijf) het oppervlak tot maximaal het aangeduide percentage worden bebouwd;

c        gebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter uit de voorste bouwperceelgrens te worden gebouwd;

d        gebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter uit de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens te worden gebouwd;

e        de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 12 meter;

f          het kantoorhoudend deel van een bedrijf mag niet meer bedragen dan de helft van de totale bedrijfsomvang met een maximum van 2.000 m² bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf;

g        de inhoud per bedrijfswoning alsmede de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan bedragen;

h        bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd tot een oppervlakte van maximaal 50 m² en met een goothoogte van niet meer dan 3 meter;

i           ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ mag een luifel worden opgericht met een bouwhoogte van 5 meter;

j           de oppervlakte van een bouwwerk voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 20 m² bedragen;

k         de bouwhoogte van een bouwwerk voor een nutsvoorziening mag ten hoogste 3 meter bedragen;

l           de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        40 meter voor GSM-masten;

2        7 meter voor overige palen en masten;

3        3 meter voor erf- en terreinafscheidingen;

4        3 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

5.3              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, nadere eisen te stellen, met betrekking tot:

a        de situering van bouwwerken;

b        de situering van in- en uitritten;

c        situering van en het aantal parkeervoorzieningen;

d        open opslag van goederen en materialen.

 

5.4              De bevoegdheid onder lid 5.3 wordt toegepast met het oog op:

a        de gebruiksmogelijkheden:

1        ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

2        in verband met gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;

b        de verkeersveiligheid:

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;

c        de brandveiligheid:

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, instandhouden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid.

 

Specifieke gebruiksregels

5.5              Tot een strijdig gebruik van bouwwerken, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a        de uitoefening van een andere tak van bedrijvigheid dan is geregeld in lid 5.1;

b        (grootschalige) detailhandel, met uitzondering van consumentgerichte bedrijven en volumineuze detailhandel;

c        horeca, met uitzondering van ondergeschikte kantineactiviteiten binnen de bedrijven.

 

5.6              Bij volumineuze detailhandel mag maximaal 10% van het verkoopvloeroppervlak uit nevenassortiment bestaan, met een maximum van 400 m² verkoopvloeroppervlak.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

5.7              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 jo. lid 5.5 sub a voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere bedrijfscategorie, wanneer deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 5.1 toegestane bedrijfscategorieën.

 

5.8              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 jo. lid 5.5 sub a voor de vestiging van bedrijven/inrichtingen c.q. uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 5.1 toegestane bedrijfscategorieën.

 

5.9              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van de bouw van zelfstandige kantoorgebouwen, indien het gebouw op een zichtlocatie langs de N201 of Veenweg wordt gebouwd en er geen onevenredige milieutechnische of verkeerskundige gevolgen optreden.

 

Wijzigingsbevoegdheid

5.10          Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft:

a        het laten vervallen van de aanduidingen die zijn genoemd in lid 5.1 onder c, e, f en g, indien de aangeduide functies feitelijk en duurzaam zijn beëindigd;

b        het wijzigen van de bestemming ‘Bedrijf - 2’ in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van de structurele verbetering van het waterbergende vermogen van het plangebied.

 

 

Artikel 6        Groen                                        terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

6.1              De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        groenvoorzieningen, greppels en (berm-)sloten;

b        wandel- en fietspaden;

c        nutsvoorzieningen,

d        water.

 

Bouwregels

6.2              Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;

b        de oppervlakte mag ten hoogste 20 m² bedragen.

 

 

Artikel 7        Horeca                                      terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

7.1              De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een horecavestiging, voor zover deze valt in categorie 1a van de van deze planregels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten.

 

Bouwregels

7.2              Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;

b        de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 meter voor palen masten;

2        3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

Artikel 8        Maatschappelijk                         terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

8.1              De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een jongerencentrum.

 

Bouwregels

8.2              Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b        de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 meter;

c        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 meter voor palen masten;

2        3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

Artikel 9        Sport                                          terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

9.1              De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        zwemaccommodatie;

b        sportfaciliteiten;

c        aanvullende horeca-activiteiten;

d        aanvullende vergader- en ontmoetingsruimten;

e        fietspad;

 

met de daarbij behorende:

f          kantoorruimten;

g        groenvoorzieningen;

h        waterlopen;

i           terreinen en parkeervoorzieningen.

 

Bouwregels

9.2              Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b        de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 16 meter;

c        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 meter voor palen masten;

2        3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

Artikel 10    Tuin                                       terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

10.1          De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven.

 

Bouwregels

10.2          Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen slechts erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter.

 

Wijzigingsbevoegdheid

10.3          Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het de bestemming ‘Tuin’ te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf - 2’, indien de aangrenzende woonfunctie feitelijk en duurzaam is beëindigd.

 

 

Artikel 11    Verkeer                                   terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

11.1          De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        wegen;

b        in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van de bedrijfspercelen;

c        verhardingen en bermen;

d        nutsvoorzieningen, met uitzondering van de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;

e        parkeervoorzieningen;

f          groenvoorzieningen;

g        water;

h        bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersfunctie, waaronder begrepen straatmeubilair.

 

Bouwregels

11.2          Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        de bouwhoogte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 3 meter bedragen;

b        de oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 20 m² bedragen;

c        de bouwhoogte van het straatmeubilair mag ten hoogste 10 meter bedragen;

d        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 12    Water                                             terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

12.1          De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        de opvang, aan- en afvoer van water ten dienste van de waterhuishouding;

b        waterpartijen;

c        groenvoorzieningen;

d        bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een waterstaatkundige en/of waterhuishoudkundige functie, waaronder begrepen bruggen, steigers, overkluizingen en overige kunstwerken.

 

Bouwregels

12.2          Voor het bouwen van de in lid 12.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 4,50 meter.

 

 

Artikel 13    Wonen                                               terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

13.1          De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        wonen (hoofdgebouwen);

b        aan huis gebonden beroep;

en de daarbij behorende:

c        bijgebouwen;

d        erven en tuinen;

e        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bouwregels

13.2          Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b        per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;

c        de bouw- en goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9 meter respectievelijk 6 meter;

d        ten behoeve van het aan huis gebonden beroep of bedrijf wordt maximaal 30% van het oppervlak van de woning gebruikt.

 

13.3          De omvang van het gezamenlijke oppervlak aan bijgebouwen als bedoeld in lid 13.4 wordt bepaald door de perceelsoppervlakte vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn (zone zijtuin en achtertuin). Bij de berekening van deze oppervlakte wordt het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw niet meegerekend.

 

13.4          In aansluiting op het bepaalde in lid 13.3 geldt, dat:

a        voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals omschreven in lid 13.3 minder dan 200 m² bedraagt:

1        het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen op deze gronden, ten hoogste 40% mag bedragen;

2        het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen, voorzover het bepaalde percentage onder sub 1 van dit lid dit toelaat, ten hoogste 5 m² mag bedragen voor elke meter dat het bouwperceel gemiddeld breed is tot een absoluut maximum van 50 m²;

b        voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals omschreven in lid 13.3 200 m² of meer bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen ten hoogste 50 m² mag bedragen, vermeerderd met 5% van het aantal vierkante meters dat deze gronden groter zijn dan 200 m², tot een absoluut maximum van 90 m².

 

13.5          Voor het bouwen van bijgebouwen gelden mede de volgende bepalingen:

a        het is niet toegestaan bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn op te richten;

b        bijgebouwen mogen vrijstaand en aangebouwd aan het hoofdgebouw worden gebouwd;

 

Vrijstaand:

c        voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:

1        de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;

2        de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;

3        de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;

 

Aangebouwd:

d        voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:

1        de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;

2        bij vrijstaande woningen slechts aan één zijgevel bijgebouwen mogen worden aangebouwd;

3        de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;

4        de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen.

 

Hoeksituaties:

e        op hoeksituaties dient de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens en/of de weg minimaal 3 meter te bedragen;

f          in afwijking van het bepaalde onder e mogen bijgebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, indien de voorgevelrooilijn van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden, alsmede in situaties waar ook het hoofdgebouw tot in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd.

 

13.6          De aanleg van een dakterras is slechts toegestaan, indien sprake is van een vrijstaande woning en indien het dakterras niet binnen twee meter van de bouwperceelgrens wordt gerealiseerd.

 

13.7          Op de gronden, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen;

 

13.8          Op de gronden, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1 meter bedragen.

 

Ontheffing van de bouwregels

13.9          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels voor de bouw van een aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat niet hoger gebouwd mag worden dan het doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw, indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van c.q. afbreuk wordt gedaan aan:

a        de gebruiksmogelijkheden; ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

b        het straat- en bebouwingsbeeld; in het belang van een verantwoorde evenwichtige en samenhangende inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;

c        de woonsituatie; ter waarborging van een verantwoorde woonsituatie, met in het bijzonder aandacht voor:

1        de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

2        het uitzicht;

3        de aanwezigheid van voldoende privacy.

 

13.10      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels voor de bouw van een aan de achtergevel aangebouwd bijgebouw bij een hoek, eind- of geschakelde woning, met dien verstande dat:

a        bij de berekende maximale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 20 % van die berekende oppervlakte wordt opgeteld;

b        de maximale diepte van het bijgebouw achter de woning 3 meter is.

 

13.11      De ontheffing als bedoeld in lid 13.10 wordt uitsluitend verleend indien:

a        aan de zijgevel van de woning een garage is aangebouwd;

b        er bij direct aangrenzende tussenwoningen op basis van lid 13.4 diepere uitbouwen kunnen worden gerealiseerd;

c        de uitbouw achter de hoek-, eind- of geschakelde woning niet reeds dezelfde diepte heeft als de uitbouw bij aangrenzende tussenwoningen.

 

13.12      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het vergroten van een aan de achtergevel aangebouwd bijgebouw, met dien verstande dat:

a        kleur- en materiaalgebruik en de indeling dient aan te sluiten op de oorspronkelijke woning of eerder in hetzelfde blok gerealiseerde uitbreiding;

b        het bijgebouw met maximaal 1 verdieping mag worden verhoogd;

c        afhankelijk van het advies van de welstandscommissie gekozen kan worden voor een plat dak of voor het doortrekken van de kap;

d        alle uitbreidingen in een blok bij voorkeur gelijktijdig gerealiseerd dienen te worden; wanneer dit niet mogelijk is, zal de uitvoering van volgende bouwplannen gelijk moeten zijn aan de eerste uitbreiding.

 

13.13      De ontheffing als bedoeld in lid 13.12 wordt uitsluitend verleend indien het te vergroten bijgebouw:

a        reeds bij de oorspronkelijke bouw van de woning gerealiseerd is;

b        een lessenaarsdak heeft tot de eerste verdieping van de woning.

13.14      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.5 onder e in situaties welke niet zijn voorzien maar wel geacht worden te behoren tot de situaties als bedoeld in lid 13.5 onder f, indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van c.q. afbreuk wordt gedaan aan:

a        de gebruiksmogelijkheden; ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

b        het straat- en bebouwingsbeeld; in het belang van een verantwoorde evenwichtige en samenhangende inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;

c        de woonsituatie; ter waarborging van een verantwoorde woonsituatie, met in het bijzonder aandacht voor:

1        de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op)

2        aangrenzende gronden;

3        het uitzicht;

4        de aanwezigheid van voldoende privacy.

d        de verkeersveiligheid; ter waarborging van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op (hoeken van) wegen;

e        de parkeerruimte; ter waarborging van voldoende parkeerruimte op het eigen terrein.

 

Specifieke gebruiksregels

13.15      Tot een strijdig gebruik van gronden als bedoeld in artikel 7.10 Wro worden in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden:

a        voorzover het bijgebouwen betreft, voor zelfstandige bewoning;

b        voorzover het bijgebouwen betreft voor de uitoefening van handel (incl. detailhandel) nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren en horeca);

c        als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen, of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d        voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

Wijzigingsbevoegdheid

13.16      Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming ‘Wonen’ te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf - 2’, mits de woonfunctie feitelijk en duurzaam is beëindigd.

 

 

Artikel 14    Leiding - Gas (dubbelbestemming)                       terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

14.1          De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van een gasleiding.

 

Bouwregels

14.2          Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

Ontheffing van de bouwregels

14.3          Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.2 voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de gasleiding en ten behoeve van de andere op die gronden voorkomende bestemmingen, indien door de bouw van deze bouwwerken geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleiding ontstaat of kan ontstaan.

 

14.4          Alvorens te beslissen omtrent een ontheffing als bedoeld in lid 14.3 wordt bij de beheerder van de betreffende leiding advies ingewonnen.

 

Aanlegvergunning

14.5          Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werkzaamheden uit te voeren:

a        het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b        het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;

c        het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

d        het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

e        diepploegen;

f          het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, inclusief de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

g        het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;

h        overige mechanische en niet-mechanische grondroeractiviteiten.

 

14.6          Het in lid 14.5 vervatte verbod geldt niet voor:

a        werken of werkzaamheden in verband met de realisering van de bestemming als bedoeld in lid 14.1;

b        werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

c        werken en of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

 

14.7          De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 14.5 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleiding ontstaat of kan ontstaan.

14.8          Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 14.5 wordt bij de beheerder van de betreffende leiding advies ingewonnen.

 

 

Artikel 15    Leiding - Water (dubbelbestemming)                                 terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

15.1          De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van een waterleiding.

 

Bouwregels

15.2          Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

Ontheffing van de bouwregels

15.3          Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.2 voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterleiding en ten behoeve van de andere op die gronden voorkomende bestemmingen, indien door de bouw van deze bouwwerken geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterleiding ontstaat of kan ontstaan.

 

15.4          Alvorens te beslissen omtrent een ontheffing als bedoeld in lid 15.3 wordt bij de beheerder van de betreffende leiding advies ingewonnen.

 

Aanlegvergunning

15.5          Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werkzaamheden uit te voeren:

a        het verlagen dan wel afgraven van de gronden;

b        het planten of verwijderen van diepgewortelde beplanting of bomen;

c        het in de grond indrijven van voorwerpen/objecten.

 

15.6          Het in lid 15.5 vervatte verbod geldt niet voor:

a        werken of werkzaamheden in verband met de realisering van de bestemming als bedoeld in lid 15.1;

b        werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

c        werken en of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

 

15.7          De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.5 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterleiding ontstaat of kan ontstaan.

 

15.8          Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 15.5 wordt bij de beheerder van de betreffende leiding advies ingewonnen.

 

  

Artikel 16    Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)                               terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

16.1          De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

Bouwregels

16.2          Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van:

a        ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen minder dan 1 meter boven peil, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;

b        de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 50 m².

 

Ontheffing van de bouwregels

16.3          Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

 

16.4          Voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

a        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b        de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c        de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

16.5          De ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

16.6          Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders de Stichting Archeologie en monumenten om advies. Bij een negatief advies van de Stichting wordt de ontheffing niet eerder verleend, dan nadat van Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.

 

Aanlegvergunning

16.7          Het is verboden op de in lid 16.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a        het ophogen van de bodem;

b        het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c        het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d        het verlagen of verhogen van het waterpeil;

e        het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

f          het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

 

16.8          Het in lid 16.7 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

a        het normale onderhoud betreffen;

b        noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;

c        reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

16.9          De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 16.7 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

 

16.10      Voor zover de in lid 16.7 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

a        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b        de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c        de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

16.11      De aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan na het moment waarop de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

Wijzigingsbevoegdheid

16.12      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming ‘Waarde -Archeologie’ geheel of gedeelte­lijk te laten vervallen, indien:

a        uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b        het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 

Artikel 17    Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)                         terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bestemmingsomschrijving

17.1          De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterkering en de waterhuishouding.

 

Bouwregels

17.2          Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

Ontheffing van de bouwregels

17.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2, indien de beheerder van de waterkering een positief advies heeft uitgebracht, met dien verstande dat in dat geval de bouwregels van de overige daar voorkomende bestemmingen in acht worden genomen.

 

Aanlegvergunning

17.4          Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werkzaamheden uit te voeren:

a        het verlagen dan wel afgraven van de gronden;

b        het planten of verwijderen van diepgewortelde beplanting of bomen;

c        het in de grond indrijven van voorwerpen/objecten.

 

17.5          Het in lid 17.4 vervatte verbod geldt niet voor:

a        werken of werkzaamheden in verband met de realisering van de bestemming als bedoeld in lid 17.1;

b        werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

c        werken en of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

 

17.6          De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterkering ontstaat of kan ontstaan.

 

17.7          Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 17.4 wordt bij de beheerder van de betreffende waterkering advies ingewonnen.

 

 

HOOFDSTUK 3         ALgemene regels                    terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Artikel 18    Anti-dubbeltelregel                                                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 19    Algemene bouwregels                                            terug naar inhoudsopgave        disclaimer

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard (Hoofdstuk 2, paragraaf 5), blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

 

a          de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepaling (artikel 2.5.1);

b          de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer (artikel 2.5.3);

c          de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4);

d          ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17);

e          de parkeergelegenheid (artikel 2.5.30).

 

 

Artikel 20    Algemene ontheffingsregels                                  terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Indien niet op grond van een andere regel van deze planregels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende regels van dit plan voor:

a          het afwijken van de in het plan voorgeschreven bouwhoogte-, goothoogte-, breedte-, diepte-, afstands- en bebouwde oppervlaktematen met ten hoogste 10%, indien dit in verband met de realisering van een bouwplan noodzakelijk is;

b          geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijk toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering niet meer dan 3 meter bedraagt;

c          het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en maximaal 55 meter voor antennes ten behoeve van telecommunicatie­verkeer;

d          het oprichten van bouwwerken ten algemeen nutte, zoals transformatorhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 20 m2 en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;

e          overschrijdingen van de bouw- en bestemmingsgrenzen met ten hoogste 1,50 meter, door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lifthuizen, trappenhuizen en dergelijke;

f            het afwijken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingsregels, indien strikte toepassing hiervan leidt tot een beperking in het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

Artikel 21    Algemene wijzigingsregels                                       terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Algemene wijziging

21.1          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 meter worden verschoven.

 

Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

21.2          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en daardoor geen aanwezige bedrijven in een hogere milieucategorie worden gebracht.

 

 

Artikel 22    Algemene procedureregels                                     terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid wordt afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

 

 

Artikel 23    Overige regels                                                            terug naar inhoudsopgave        disclaimer

De bestemming ‘Leiding - Gas’ is primair ten opzichte van bestemming ‘Leiding - Water’, daar waar de bestemming ‘Leiding - Gas’ en ‘Leiding - Water’ elkaar kruisen.

 

 

HOOFDSTUK 4         Overgangs- en slotregels                    terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Artikel 24    Overgangsrecht                                                       terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Overgangsrecht bouwwerken

24.1          Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2          Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

24.3          Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

24.4          Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5          Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6          Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7          Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 25    Slotregel                                                                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Mijdrecht en Vinkeveen’.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen d.d. 29 januari 2009.