Gemeente:
Vlissingen
Plannaam:
Westduin, 1e planverandering
Status:
Vastgesteld

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Recreatie - Strand

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. zeewering;

b. dagrecreatie;

c. openbaar toegankelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, ten behoeve van dagrecreatie op het strand;

d. dagcabines;

e. strandhuizen;

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 5': strandpaviljoens in de horeca, categorie 1 en horeca, categorie 2 met bij de bestemming behorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, terrassen, reclame-uitingen, kunst en straatmeubilair;

g. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, sanitaire voorzieningen, opslagvoorzieningen en aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. voor een dagcabine:

1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;

2. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 5 m²;

3. het aantal dagcabines bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximaal aantal dagcabines' aangegeven aantal;

c. voor een strandhuis:

1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;

2. de bouwhoogte wordt in afwijking van artikel 2 gemeten vanaf de bovenkant van de

beganegrondvloer van het gebouw;

3. de diepte bedraagt ten hoogste 9,8 m;

4. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m²;

5. het aantal strandhuizen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximaal aantal strandhuizen' aangegeven aantal;

d. voor een strandpaviljoen:

1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;

2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7 m;

3. in afwijking van artikel 2 geldt dat de goot- en bouwhoogte worden gemeten vanaf de bovenkant van de begane grondvloer van het gebouw;

4. de oppervlakte bedraagt, exclusief het onbebouwde en niet overdekte terras, ten

hoogste 405 m²;

e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 5' zijn ten hoogste 2 strandpaviljoens toegestaan;

f. de oppervlakte voor sanitair gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;

d. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m²;

e. overkappingen zijn niet toegestaan.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Toelaatbare afmetingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in sublid 3.2.2 onder a tot ten hoogste 3 m;

b. het bepaalde in sublid 3.2.2 onder c tot ten hoogste 10 m;

c. het bepaalde in sublid 3.2.2 onder d tot ten hoogste 25 m²;

d. met dien verstande dat de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van de in

de nabijheid gelegen gronden en functies niet onevenredig worden geschaad.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:

a. verblijfsrecreatie in een strandpaviljoen niet is toegestaan;

b. het gebruik als bedoeld in lid 3.1 en gebruik ten behoeve van dagrecreatie en/of opslag is

niet toegestaan op de gronden gelegen beneden de begane grondvloer van de bebouwing.

 

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend het gebruik van het

onbebouwde gedeelte van een bouwperceel voor de opslag van materialen en goederen met

uitzondering van opslag ter realisering van de bestemming.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.4.1 om verblijfsrecreatie in een strandpaviljoen toe te staan, met dien verstande dat:

a. verblijfsrecreatie is alleen toegestaan in de vorm van horeca, categorie 4;

b. op elk strandpaviljoen kan één extra bouwlaag worden gerealiseerd met een totale oppervlakte van 160 m² waarin maximaal 4 seizoensgebonden verblijfsrecreatieve eenheden (hotelkamers) zijn toegestaan, mits sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

d. bij toepassing van deze bevoegdheid wordt een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente afgesloten, waarin de verevening contractueel wordt vastgelegd. De verevening vindt plaats door een financiële bijdrage in het gemeentelijke fonds voor verevening ten behoeve van het realiseren van natuur- en/of landschapsontwikkeling of het vergroten van de recreatieve toegankelijkheid in/of in de nabijheid van het plangebied;

e. voldaan wordt aan artikel 3.2.1 onder d.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3' de aanduidingen 'maximaal aantal dagcabines' en 'maximaal aantal strandhuizen' wijzigen om dagcabines te vervangen door strandhuizen, met inachtneming van het volgende:

a. ten behoeve van de plaatsing van een strandhuis wordt het aantal toegestane dagcabines met ten minste twee verlaagd;

b. alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid is een centrale bedrijfsmatige exploitatie van de te realiseren strandhuizen aangetoond;

c. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies;

d. bij toepassing van deze bevoegdheid wordt een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente afgesloten, waarin de bedrijfsmatige exploitatie en de verevening contractueel worden vastgelegd. De verevening vindt plaats door een financiële bijdrage in het gemeentelijke fonds voor verevening ten behoeve van het realiseren van natuur- en/of landschapsontwikkeling of het vergroten van de recreatieve toegankelijkheid in/of in de nabijheid van het plangebied.

 

Artikel 4 Waarde - Archeologie-3

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;

b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd,

indien:

1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;

4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;

b. het ophogen van gronden tot een hoogte van ten minste 2 m;

c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

d. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

4.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing, indien:

a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan

waarbij lid 4.2 in acht is genomen;

b. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn of krachtens een eerder verleende vergunning kunnen worden uitgevoerd; waaronder tevens wordt begrepen de aanleg van de boscompensatie op grond van het Kustversterkingsplan Nolle/Westduin;

c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

e. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten

behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 nodig is.

 

4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld; en

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden

geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

2. het doen van opgravingen;

3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen

 

4.4.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken te slopen.

 

4.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing indien:

a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 4.2 in acht is genomen;

b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm bedraagt;

d. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 30 m² bedraagt;

e. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten

behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 nodig is.

 

4.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, zoals in lid 4.4.1 bedoeld, kan slechts worden verleend indien:

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld; en

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheden

 

4.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen (een deel van) het bestemmingsvlak met de in lid 4.1 genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

4.5.2 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 4.1 genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende

bestemming(en), primair bestemd voor:

a. de kernzone van een primaire of regionale waterkering;

b. waterberging of waterloop met een waterhuishoudkundige of waterstaatkundige functie;

c. voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen;

d. andere voorzieningen dan genoemd onder a en b met een waterstaatkundige functie;

e. aan de bestemming ondergeschikte kunstobjecten, straatmeubilair en

afvalverzamelvoorzieningen;

f. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste 5 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;

b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting van het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld plaatsvindt, afwijking verlenen van:

a. het bepaalde in sublid 5.2.1, onder a, tot ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;

b. het bepaalde in sublid 5.2.1, onder b, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en het belang van de waterstaat niet onevenredig wordt geschaad.

c. voorafgaand aan het besluit tot afwijking wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering of de waterloop of -weg.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk

5.5 zijnde, of van werkzaamheden

 

5.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;

b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving staat

aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

5.5.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in sublid 5.4.1, is niet van toepassing op werken of

werkzaamheden, die:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor afwijking is verleend, als bedoeld in lid 5.3;

b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

c. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.

 

5.5.3 Advisering over de omgevingsvergunning

Voor de aanvraag om omgevingsvergunning geldt de volgende procedure:

a. alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering of de waterlopen en waterwegen over de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het belang van waterkering of de waterlopen en waterwegen;

b. een omgevingsvergunning wordt verleend, indien het belang van de waterkering of de waterlopen- en wegen door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt aangetast.