Gemeente:
Vlissingen
Plannaam:
Bedrijventerrein Poortersweg
Status:
vastgesteld

Document

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

verordening

de beheersverordening Bedrijventerrein Poortersweg overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0718.BVPO-VG03 met bijbehorende bestanden.

bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, opslaan, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel ondergeschikt daaraan detailhandel plaatsvindt, uitsluitend als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

beperkt kwetsbaar object

een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden, zoals:

a. 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en

2. bedrijfswoningen van derden;

b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder c vallen;

c. hotels en restaurants voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object, onder c, vallen;

d. winkels, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder c, vallen;

e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;

f. sport- en kampeerterreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder d, vallen:

g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder d, vallen;

objecten, die met de onder a t/m e en g genoemde gelijkgesteld kan worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en

i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen, die bij een ongeval kan vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

besluitvlak en besluitsubvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

bestaand

a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken, zoals aanwezig, krachtens het Activiteitenbesluit toegelaten dan wel vergund is op het moment van vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

b. bestaande bouwwerken: bouwwerken, die op het moment van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd of nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;

c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhoud- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d. bestaande bouwhoogte: bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte, of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (begane grond) en met uitsluiting van een kelder, onderbouw/souterrain, kap, dakopbouw, zolder en/of bijzondere woonlaag.

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

externe veiligheid

kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewenst voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

geluidhinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht jo. art. 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken.

gezoneerd industrieterrein

terrein zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

grenswaarde

grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bedrijfsmiddel is betrokken.

hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

infrastructuur

het geheel aan - overwegend openbare en algemene - voorzieningen en verbindingen, waardoor een gebied goed kan functioneren.

invloedsgebied

gebied, waarin, op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

kwetsbaar object

een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden, zoals:

a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij het begrip ‘beperkt kwetsbaar object’, onder a;

b. gebouwen, bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, zieken of gehandicapten, zoals:

1. ziekenhuizen, bejaardentehuizen en verpleeghuizen;

2. scholen, of

3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

c. gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals

1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object of

2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en

d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

nutsvoorzieningen

voorzieningen, producten of diensten ten behoeve van openbaar of algemeen nut.

peil

a. de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw, indien de afstand tussen het gebouw en de kant van de weg minder dan 10 meter bedraagt;

b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het, op het moment van inwerkingtreding van het plan, aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar

de risicocontour 10-6/jaar, ingevolge de artikelen 6, 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

QRA

een Quantitative Risk Analysis (kwantitatieve risicoanalyse) voor activiteiten met gevaarlijke stoffen.

richtwaarde

richtwaarde, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

risicovolle inrichting

1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in de beheersverordening toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

2. een AMvB-inrichting, waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te hoduen afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

de staat van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze regels.

veiligheidszone

de op de verbeelding aangegeven zone, die wordt gevormd door de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar.

verordeningsgebied

het gebied, waarop deze verordening van toepassing is, zoals aangegeven in besluitvlak.

voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

wet/wettelijke regelingen

wet, wettelijke regeling (Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling), keur of verordening, zoals deze luidt op het tijdstip van vaststelling van de verordening.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Tenzij anders bepaald, worden de waarden, die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

a. afstanden loodrecht;

b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet bij het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven; voor zover het bouwwerk zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, wordt gemeten aan de zijde waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is;

c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 m buiten beschouwing blijven.

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden, die deel uitmaken van en zijn gelegen op een gezoneeerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhibnder, en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

 

3.2 Aanvullingen ten aanzien van het gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1:

a. het is toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor bedrijven, voor zover deze voorkomen in ten hoogste bedrijven uit:

1. ter plaatse van besluitsubvlak 'bedrijf tot en met 4.2': categorieën 2 t/m 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2. ter plaatse van besluitsubvlak 'bedrijf tot en met 5.1': categorieën 2 t/m 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

b. de gronden behoren tot een gezoneerd industrieterrein;

c. de losse opslag van goederen en stoffen in de open lucht vòòr de naar de ontsluitingsweg(en) van het bedrijventerrein gekeerde gevel(s) van gebouwen is niet toegestaan;

d. de losse opslag van goederen en stoffen, hoger dan 3 meter, op andere gronden dan genoemd onder sub b, is niet toegestaan;

e. het is toegestaan de gronden tevens in te richten en te gebruiken voor erven, ontsluitingswegen, wegen voor calamiteitenontsluiting, groen, water en parkeervoorzieningen;

f. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;

g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

h. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;

i. risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, mits de de risicocontour 10-6/jaar van het plaatsgebonden risico de perceelsgrens niet overschrijdt;

 

3.3 Aanvulling ten aanzien van het bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

b. een bouwperceel mag tot ten hoogste 75% bebouwd worden;

c. de bouwhoogte van gebouwen mag ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven besluitsubvlak ‘bouwhoogte - 1’, ten hoogste 7 meter bedragen;

d. de bouwhoogte van gebouwen mag ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven besluitsubvlak ‘bouwhoogte - 2’, ten hoogste 12 meter bedragen;

e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8 meter bedragen.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2:

a. om bedrijven toe te laten uit twee categorieën hoger dan in lid 3.2, onder a,  genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.2, onder a, toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.2 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;

2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

3. risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, mits de de risicocontour 10-6/jaar van het plaatsgebonden risico de perceelsgrens niet overschrijdt.

c. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt, indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

3.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3, onder a, om:

a. gebouwen op te richten voor de gronden binnen het op de verbeelding aangegeven besluitsubvlak 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1', onder de navolgende voorwaarden:

1. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 75;

2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter.

b. gebouwen op te richten voor de gronden binnen het op de verbeelding aangegeven besluitsubvlak 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2', onder de navolgende voorwaarden:

1. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 75;

2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 meter.

 

 

 

 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

 

4.2 Aanvulling ten aanzien van het gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 is het toegestaan de gronden en bouwwerken te gebruiken voor het onderhoud van de aangrenzende waterlopen.

 

4.3 Aanvulling ten aanzien van het bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 is het uitsluitend toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter.

 

4.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3 tot ten hoogste 12 meter.

 

 

 

Artikel 5 Infrastructuur

 

5.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

 

5.2 Aanvulling ten aanzien van het gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 is het toegestaan de gronden en bouwwerken te gebruiken voor de aanleg, vernieuwing, herprofilering en onderhoud van infrastructurele voorzieningen en verbindingen, zoals waterlopen en verkeer- en parkeervoorzieningen met alle overige daarbij behorende voorzieningen, zoals taluds, bermen, verlichting, fietsstroken.

 

5.3 Aanvulling ten aanzien van het bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 is het uitsluitend toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 tot ten hoogste 12 meter.

 

 

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

 

6.2 Aanvulling ten aanzien van het bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1 is het uitsluitend toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

 

 

Artikel 7 Waterkering

 

7.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

 

7.2 Aanvulling ten aanzien van gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 7.1 is:

a. de opslag en bewerking van explosiegevaarlijk materiaal niet toegestaan;

b. het gebruiken van de gronden voor de aanleg, vernieuwing, herprofilering en onderhoud van de waterkering, van waterlopen en van verkeersvoorzieningen met alle daarbij behorende voorzieningen is toegestaan.

 

7.3 Afwijken van de regels ten aanzien van gebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2, onder a, indien voor opslag en het bewerken van explosiegevaarlijk materiaal een watervergunning is verleend door het bevoegd gezag.

 

7.4 Aanvulling ten aanzien van bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 7.1 mag op deze gronden, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a. op deze gronden mogen ten behoeve van het in lid 7.1 genoemde gebruik uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterkering worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van ten hoogste 100 m2.

b. ten behoeve van een ander gebruik mag, met inachtneming van de voor dit gebruik geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.

 

7.5 Afwijken van de regels ten aanzien van bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.4, onder  b, indien de bij het betrokken besluitvlak behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, waartoe het bevoegd gezag advies vraagt aan de beheerder van de waterkering.

 

 

Artikel 8 Leiding - hoogspanning

 

8.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

 

8.2 Aanvulling ten aanzien van bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 8.1 mag op deze gronden, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van het in lid 8.1 genoemde gebruik uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 30 meter en een oppervlakte van ten hoogste 100 m2.

  2. ten behoeve van de ander gebruik mag, met inachtneming van de voor dit gebruik geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.

 

8.3 Afwijking ten aanzien van de regels van bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2, onder  b, indien de bij het betrokken besluitvlak behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de hoogspanningsleiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, waartoe het bevoegd gezag advies vraagt aan de beheerder van de leiding.

 

8.4 Omgevingsvergunning

 

8.4.1 Uitvoeringsverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het planten van bomen en andere hoog opgaande beplantingen;

b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

8.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 8.4.1 bedoeld.

  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

8.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de hoogspanningsleiding niet onevenredig wordt geschaad, waartoe het bevoegd gezag advies vraagt advies aan de leidingbeheerder.

 

 

Artikel 9 Leiding - riool

 

9.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

 

9.2 Aanvulling ten aanzien van bouwen

In aanvulling op het bepaalde in lid 9.1 mag op deze gronden, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde gebruik uitsluitend bouwwerken ten dienste van de rioolleiding worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van ten hoogste 100 m2.

b. ten behoeve van de ander gebruik mag – met inachtneming van de voor dit gebruik geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.

 

9.3 Afwijking ten aanzien van de regels van bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2, onder  b, indien de bij het betrokken besluitvlak behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, waartoe het bevoegd gezag advies vraagt advies aan de leidingbeheerder.

 

9.4 Omgevingsvergunning

 

9.4.1 Uitvoeringsverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen.

b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

9.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 9.4.1 bedoeld.

b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.

c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

9.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunnning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de leding niet onevenredig wordt geschaad, waartoe het bevoegd gezag advies vraagt advies aan de leidingbeheerder.

.

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het afwijken van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10%.

 

 

Artikel 12 Overige regels

 

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt, gelden, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van de verordening.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag, waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor het gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als “Regels van de beheersverordening Bedrijventerrein Poortersweg”.