Artikel 3 Bedrijf - 1 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg', tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven t/m categorie 2': uitsluitend bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg';
c. detailhandel in auto’s en motoren en caravans, campers en boten;
d. internetverkoop;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf’ : tevens voor een aannemersbedrijf en daarbij behorende werkplaats en opslag;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf’ : tevens voor een transportbedrijf en stalling van vervoermiddelen;
g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – constructiebedrijf’ : tevens voor een constructiebedrijf en daarbij behorende werkplaats en opslag;
h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – detailhandel in volumineuze goederen 1’ : tevens voor detailhandel in volumineuze goederen;
i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – detailhandel in volumineuze goederen 2’ : tevens voor detailhandel in volumineuze goederen met uitzondering van grootschalige meubelen;
j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in branche in/om huis' : tevens voor detailhandel in de branche in/om huis met uitzondering van wonen en bruin/witgoed;
k. ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt' : tevens voor een supermarkt;
l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' : tevens voor een bouwmarkt met opslag van de daarbij behorende goederen;
m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - muziekoefenruimte' : tevens voor een muziekoefenruimte;
n. ter plaatse van de aanuiding 'horeca' : tevens voor horeca;
o. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' : tevens voor detailhandel;
p. ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal' : tevens voor een sportzaal;
q. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' : tevens voor een atelier;
r. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' : tevens voor zakelijke dienstverlening;
s. ter plaatse van de aanduiding 'religie' : tevens voor religie;
t. ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ : tevens voor kantoren en zakelijke dienstverlening;
u. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' : tevens voor de verkoop van motorbrandstoffen met lpg;
v. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ : uitsluitend voor parkeerterrein;
w. ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ : tevens voor wonen al dan niet in combinatie met een aan huisverbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
x. als ondergeschikte nevenactiviteit: productiegebonden detailhandel, kantoor en horeca;
y. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;
z. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals reclamezuilen, reclame-uitingen, laad- en losvoorzieningen, calamiteitenontsluitingsroute(s), bewegwijzering- en verwijzingsborden;
aa. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen,
met dien verstande, dat vuurwerkbedrijven, geluidhinderlijke inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de gronden, die specifiek zijn bestemd voor 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’, mag uitsluitend bebouwing worden opgericht ten behoeve van de stalling van winkelwagens tot een bouwhoogte van ten hoogste 3.00 meter;
c. per bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
e. de maximale bouwhoogte van de gebouwen staat aangegeven op de verbeelding;
f. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste het op de verbeelding aangegeven percentage van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 10.00 meter;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
- ten hoogste 1.00 meter, indien deze vòòr de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel vòòr het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
- ten hoogste 2.00 meter, indien deze achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel in of achter het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid .2, onder .2.1, sub e, tot ten hoogste 20% van de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
b. het bepaalde in lid .2, onder .2.1, sub f, tot ten hoogste 90%, indien is aangetoond, dat de parkeerbehoefte van het desbetreffende bedrijf minder bedraagt dan aanbevolen in de normen van het CROW, en de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
c. het bepaalde in lid .2, onder .2.2, sub a, tot ten hoogste 15.00 meter;
d. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen
3.4.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik Onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is het in elk geval verboden grond en bouwwerken te gebruiken voor:
a. de opslag van materialen en goederen, hoger dan 1 meter, vòòr de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen;
b. bedrijven, die voorkomen in een hogere categorie dan toegestaan in lid .1, onder sub a en sub b, of bedrijven, die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg’;
c. maatschappelijke voorzieningen, voor zover deze niet zijn toegelaten op grond van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten'Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg'.
3.6 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels
3.6.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid .5.1, sub b:
- teneinde bedrijven toe te laten, die voorkomen uit ten hoogste één categorie hoger dan genoemd in lid .1, sub a en b, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1, sub a en b, toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg', met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- teneinde bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg' zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg', met dien verstande, dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
b. het bepaalde in lid 3.5.1, sub c, voor maatschappelijke voorzieningen binnen het gebied met de aanduiding ‘kantoor’, mits deze geen beperkingen voor de bestaande bedrijven geeft.
3.6.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels, met dien verstande, dat burgemeester en wethouders, voorafgaand aan het aanvangen van de procedure, advies inwinnen bij de milieudeskundige;
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
a. het vergroten van een bouwvlak tot ten hoogste 25% van de oppervlakte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
b. het doen vervallen van de aanduidingen ‘detailhandel’, ‘detailhandel in volumineuze goederen’, ‘specifieke vorm van maatschappelijk – muziekoefenruimte’ en ‘religie’ na beëindiging van dat specifieke gebruik en na overeenstemming met de desbetreffende eigenaren.
Artikel 4 Bedrijf - 2 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Deelgebied Edisonpark';
b. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huisverbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, en uitsluitend in combinatie met een bedrijf als bedoeld onder a, mits het bedrijfsvloeroppervlak tenminste 30% van de bebouwing omvat;
c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' : tevens bestemd voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ : tevens voor kantoren;
e. internetverkoop; f. productiegebonden detailhandel, kantoor en horeca, als ondergeschikte nevenactiviteit;
g. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;
h. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals reclamezuilen, reclame-uitingen, laad- en losvoorzieningen, calamiteitenontsluitingsroute(s), bewegwijzering- en verwijzingsborden;
i. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen,
met dien verstande, dat vuurwerkbedrijven, geluidhinderlijke inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen Voor gebouwen, gelden de volgende bepalingen:
a. de gebouwen mogen uitsluitend vrijstaand binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van de gronden met de specifieke bouwaanduiding ‘aaneengebouwd’;
b. per bouwperceel mag ten hoogste één woning worden gebouwd met uitzondering van de gronden met de aanduiding ‘woning uitgezonderd’;
c. de woning dient integraal en onlosmakelijk onderdeel uit te maken van het bedrijfsgebouw, waarin de bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, en mag geen grotere inhoud hebben dan 750 m3.
d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen op de naar de openbare weg gelegen bouwpercelen bedraagt tenminste 5.00 meter met uitzondering van de gronden met de specifieke bouwaanduiding ‘aaneengebouwd’;
e. de afstand tot het aangrenzende achterliggende bouwperceel op de naar de openbare weg gelegen bouwpercelen bedraagt tenminste 1.00 meter;
f. de afstand tot de perceelsgrenzen op de niet naar de openbare weg gelegen bouwpercelen bedraagt tenminste 1.00 meter;
g. de maximale bouwhoogte van de gebouwen staat aangegeven op de verbeelding; 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 3 meter;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
- ten hoogste 1.00 meter, indien deze vòòr de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel vòòr het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
- ten hoogste 2.00 meter, indien deze achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel in of achter het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
4.4 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid .2, onder .2.1, sub f, tot ten hoogste 20% van de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
b. het bepaalde in lid .2, onder .2.2, sub a, tot ten hoogste 5.00 meter;
c. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik Onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is het in elk geval verboden grond en bouwwerken te gebruiken voor:
a. het gebruik van het onbebouwde gedeelte van een bouwperceel voor de opslag van materialen en goederen met uitzondering daarvan ter realisering van de bestemming;
b. bedrijven, die voorkomen in een hogere categorie dan toegestaan in lid .1, onder sub a, of die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Deelgebied Edisonpark’.
4.6 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels
4.6.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.5.1 sub b:
- teneinde bedrijven toe te laten, die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 4.1 sub a, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Deelgebied Edisonpark', met dien verstande, dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- teneinde bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Deelgebied Edisonpark' zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Deelgebied Edisonpark', met dien verstande, dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan.
4.6.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels, met dien verstande, dat burgemeester en wethouders, voorafgaand aan het aanvangen van de procedure, advies inwinnen bij de milieudeskundige.
4.7 Sloopvergunning
4.7.1 Sloopverbod Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders, de tevens voor cultuurhistorische waardevolle bestemde bebouwing te slopen.
4.7.2 Ontheffing sloopverbod Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.7.1, indien vooraf bij de monumentencommissie advies is ingewonnen over de sloop.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak tot ten hoogste 20% van de oppervlakte van de oppervlakte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, mits wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Artikel 5 Groen 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groene ruimte, parken en tuinen;
b. waterpartijen en waterlopen;
c. recreatief medegebruik, waaronder evenementen en speel- en sportvoorzieningen;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en/of ontvangstinstallatie’ : tevens voor een zend- en/of ontvangstinstallatie;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – reclamezuil’ : tevens voor een specifieke vorm van bedrijf, zijnde een reclamezuil;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bedrijf-1’ : tevens voor bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Deelgebieden Baskensburg en Vrijburg';
g. verkeer- en parkeervoorzieningen;
h. geluidwerende voorzieningen;
i. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3.00 meter.
c. ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en/of ontvangstinstallatie’ bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 40.00 meter;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - reclamezuil’ bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 30.00 meter;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bedrijf-1’ zijn de op grond van artikel 3, lid 2, geldende bouwregels van toepassing.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 5.2, onder 5.2.1 tot ten hoogste 20% van de toegelaten bouwhoogte;
b. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.4.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik Onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is het in elk geval verboden grond en bouwwerken te gebruiken voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten van materialen, goederen of stoffen, met uitzondering van tijdelijke opslag ten behoeve van openbare werken of bouwprojecten.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming water en verkeer en in de bestemming, die geldt voor de gronden, die grenzen aan de gronden met de bestemming groen, mits de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Artikel 6 Maatschappelijk 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ : uitsluitend voor een begraafplaats;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘uitvaartcentrum’ : uitsluitend voor uitvaartcentra;
c. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen, en andere, bij de bestemming, behorende voorzieningen;
d. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen Voor gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. de maximale bouwhoogte staat aangegeven op de verbeelding; 6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en nutsvoorzieningen, bedraagt ten hoogste 3.00 meter;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
- ten hoogste 1.00 meter, indien deze vòòr de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel vòòr het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
- ten hoogste 2.00 meter, indien deze achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel in of achter het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5.00 meter.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.4.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 6.2, onder 6.2.1, sub a, tot ten hoogste 10.00 meter buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
b. het bepaalde in lid 6.2, onder 6.2.1, sub b, tot ten hoogste 20% van de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
c. het bepaalde in lid 6.2, onder 6.2.2, sub a, tot ten hoogste 10.00 meter;
d. het bepaalde in lid 6.2, onder 6.2.2, sub c, tot ten hoogste 10.00 meter;
e. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
6.4.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.
Artikel 7 Verkeer 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste 2x2 rijstroken;
b. ter plaatse van aanduiding ‘sport’ : tevens voor het uitoefenen van sportactiviteiten en daaraan ondergeschikte horeca;
c. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' : uitsluitend voor het railverkeer en de daarbij behorende voorzieningen;
d. pleinen, voetpaden, rijwielpaden, voetgangersgebieden;
e. parkeervoorzieningen;
f. bermen, beplanting, groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. andere, bij de bestemming, behorende voorzieningen, zoals kunstwerken, verlichting, straatmeubilair, verkeersborden, geluidwerende voorzieningen, verwijzingsborden en verkeersregelinstallaties;
h. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen Voor gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak op de gronden met de aanduiding ‘sport;
b. de maximale bouwhoogte staat aangegeven op de verbeelding;
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 10.00 meter;
b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3.00 meter.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 7.2, onder 7.2.2, sub a, tot ten hoogste 15.00 meter;
b. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
7.4.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in groen, water en in de bestemming, die geldt voor de gronden, die grenzen aan de gronden met de bestemming verkeer, mits de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Artikel 8 Water 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een waterweg omvattend een vaarroute voor scheepvaartverkeer en de daarbij behorende anker-, wacht- en keerplaatsen;
b. waterberging en waterhuishouding;
c. oevers, bermen, groen en beplanting;
d. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, sluizen, aanlegsteigers en verwijzingsborden;
e. recreatief medegebruik;
f. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 10.00 meter;
b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3.00 meter.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
8.4 Ontheffing van bouwregels
8.4.1 Ontheffingsbevoegheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 8.2, onder 8.2, onder a, tot ten hoogste 15.00 meter;
b. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
8.4.2 Procedureregel
Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene proceduregels in deze regels. 8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik Onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is het in elk geval verboden grond en bouwwerken te gebruiken voor het dumpen van materialen, goederen en stoffen.
Artikel 9 Wonen 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huisverbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' : tevens voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
c. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen, water en andere bij het wonen behorende voorzieningen;
d. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. per bouwperceel mag ten hoogste één hoofdgebouw binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. de maximale goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen staat aangegeven op de verbeelding;
c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogte 30 cm boven de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
9.2.2 Bijgebouwen Voor bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
b. bijgebouwen mogen ten hoogste één bouwlaag omvatten;
c. de bouwhoogte bedraagt, bij het afdekken met een plat dak, ten hoogste 3.00 meter en, bij het afdekken met een kap, ten hoogste 4.50 meter;
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en nutsvoorzieningen Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde overkappingen en nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 3.00 meter;
b. een overkapping mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd en de oppervlakte mag per bouwperceel ten hoogste 20 m² bedragen;
c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
- ten hoogste 1.00 meter, indien deze vòòr de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel vòòr het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
- ten hoogste 2.00 meter, indien deze achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel in of achter het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
9.2.4 Toegestane maximale bebouwing Voor de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. indien het hoofdgebouw vrijstaand is of moet worden gebouwd : ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel;
b. indien het hoofdgebouw niet vrijstaand is of mag worden gebouwd: 60% van de oppervlakte van het bouwperceel tot ten hoogste 110 m2.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen bouwvergunning Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
9.4 Ontheffing van de bouwregels
9.4.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 9.2, onder 9.2.1, sub a, tot ten hoogste 3.00 meter buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
b. het bepaalde in lid 9.2, onder 9.2.1, sub b, tot ten hoogste 20% van de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
c. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen. 9.4.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik Onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is het in elk geval verboden grond en bouwwerken te gebruiken voor:
a. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, anders uitgeoefend dan door de eigenaar/bewoner of de huurder/bewoner, en/of met een grotere oppervlakte dan 30% van de bewoonbare vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen met een maximum van 50 m2;
b. zelfstandige bewoning van de aan-, uit- of bijgebouwen.
9.6 Sloopvergunning
9.6.1 Sloopverbod Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders, de tevens voor cultuurhistorische waardevolle bestemde bebouwing te slopen.
9.6.2 Ontheffing sloopverbod Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.7.1, indien:
a. de monumentencommissie advies heeft uitgebracht over de sloop en
b. met de sloop een ander algemeen belang is gediend.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve het vergroten van een bouwvlak tot ten hoogste 25% van de oppervlakte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, mits wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
Artikel 10 Leiding 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding met een diameter van ten hoogste 8 inch en een ontwerpdruk van ten hoogste 40 bar.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bebouwing Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 5.00 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² mag bedragen;
b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Ontheffing van de bouwregels
10.3.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 10.2, onder 10.2.1, onder a, tot ten hoogste 10.00 meter en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;
b. van het bepaalde in lid 10.2, onder 10.2.1 met inachtneming van de bouwregels, die voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) gelden en het belang van de leidingstrook niet onevenredig wordt geschaad.
10.3.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels, met dien verstande, dat burgemeester en wethouders, voorafgaand aan het aanvangen van de procedure schriftelijk advies inwinnen bij de beheerder van de leiding.
10.4 Aanlegvergunning
10.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
b. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijv. rietbeplantingen;
c. het verrichten van grondroeractiviteiten, waaronder bijv. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
d. het diepploegen;
e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
h. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzer en ander straatmeubilair;
i. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
10.4.2 Toegestane werkzaamheden Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor ontheffing is verleend, als bedoeld in lid 10.3;
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c. normaal spit- en ploegwerk;
d. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
e. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.
10.4.3 Procedureregel Voor de aanvraag om aanlegvergunning geldt de volgende procedure:
a. alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de leiding over de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het belang van de leiding;
b. een aanlegvergunning wordt verleend, indien het belang van de leiding door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt aangetast.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de bestemming leiding, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel verwijderd.
Artikel 11 Waarde 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bebouwing Voor het bouwen gelden de volgende regels:
1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2.00 meter;
2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
a. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
b. niet is voldaan het bepaalde onder a:
1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 1 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
3. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.
11.3 Aanlegvergunning
11.3.1 Aanlegverbod zonder vergunning Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het maaiveld, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, grootschalig egaliseren en ontginnen, het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
2. het ophogen van gronden met meer dan 2.00 meter;
3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
4. het planten of rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen, niet zijnde drainage, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 11.3.2 Uitzonderingen Het verbod, zoals bedoeld in sublid 11.3.1, is niet van toepassing op de navolgende, indien: a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 11.2 in acht is genomen; b. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
c. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
d. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
e. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het maaiveld;
f. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in sublid 11.3.1 nodig is.
11.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in sublid 11.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
11.4 Sloopvergunning
11.4.1 Sloopverbod zonder vergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde’ zonder of in afwijking van een sloopvergunning van burgemeester en wethouders te slopen.
11.4.2 Uitzonderingen Het verbod als bedoeld in sublid 11.4.1 is niet van toepassing, indien:
a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in lid 11.2 in acht is genomen;
b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
c. de diepste, war bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het maaiveld bedraagt;
d. de oppervlakte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m2 bedraagt;
e. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen sloopvergunning als bedoeld in sublid 11.4.1 nodig is. 11.4.3 Voorwaarden voor een sloopvergunning Een sloopvergunning, zoals bedoeld in sublid 11.4.1, kan slechts worden verleend, indien:
a. de aanvrager van de sloopvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de sloopvergunning regels te verbinden, gericht op:
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
Artikel 12 Waterstaat 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
a. de waterkering;
b. aan de bestemming ondergeschikte kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, daaronder begrepen voet- en rijwielpaden;
c. andere voorzieningen dan genoemd onder a met een waterstaatkundige functie;
d. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bebouwing Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste 5.00 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² mag bedragen;
b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
12.3.1 Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 12.2, onder 12.2.1, sub a, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10.00 meter en een oppervlakte van 100 m2 per bestemmingsvlak;
b. het bepaalde in lid 12.2, onder 12.2.1, sub a, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en), mits het belang van de waterstaat niet onevenredig wordt geschaad.
12.3.2 Procedureregel Bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels, met dien verstande dat burgemeester en wethouders, voorafgaand aan het aanvangen van de procedure, advies inwinnen bij de beheerder van de waterkering of de waterloop of -weg.
|