HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

 

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Bestaande afstanden en andere maten

 

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen, of tot stand kunnen komen, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

25.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

 

a. Voor een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten afwijken van de maatvoeringsregels in de bouwregels van de desbetreffende bestemming, gelden die afwijkende maten als regels voor de maatvoering, met dien verstande dat:

1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b. In geval van herbouw is lid a, onder 1 en 2, uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;

c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.

 

25.3 Overschrijding bouwgrenzen

 

De bouwgrenzen mogen worden overschreden door:

a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, erkers, balkons, entreeportalen, veranda’s alsmede andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;

 

25.4 Ondergronds bouwen

De bouwregels in dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:

1. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 meter onder peil;

2. ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;

3. ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen bouwwerken.

 

25.5 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;

b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

c. de ruimte tussen bouwwerken;

d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

 

26.1 Veiligheidszone externe veiligheid

 

26.1.1 Beperkingen

In aanvulling op het bepaalde in deze regels gelden voor de gronden binnen de op de verbeelding aangegeven veiligheidszone - lpg de volgende beperkingen:

a. een bestaande risicovolle inrichting binnen de veiligheidszone - lpg mag worden voortgezet of worden gewijzigd, mits de plaatsgebonden risicocontour van PR 10-6/jaar van die inrichting valt binnen de op de verbeelding aangegeven veiligheidszone en op voorwaarde, dat de plaatsgebonden risicocontour van PR 10-6 /jaar niet wordt vergroot of wordt gewijzigd;

b. binnen de op de verbeelding aangegeven veiligheidszone - lpg mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

 

 

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

27.1.1 Geringe afwijkingen en antennes

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a. het afwijken van de in deze regels voorgeschreven breedte- en dieptematen, oppervlakten, afmetingen en bebouwingspercentages en/of de uitkomst daarvan, met uitzondering van de hoogteregels, tot ten hoogste 10%;

b. het afwijken tot ten hoogste 5 meter in de plaats, richting of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van:

1. een geringe aanpassing van het tracé of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid of de verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;

2. een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde situering van bouwwerken;

3. een aanpassing van de bij uitmeting van een terrein blijkende werkelijke toestand;

 

 

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Wijzigingsbevoegdheid

 

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen:

 

28.1.1 Wijziging bestemmingsgrenzen/maatvoeringsvlakken

Ten behoeve van het wijzigen van bestemmingsgrenzen en maatvoeringsvlakken op de verbeelding in het horizontale vlak tot ten hoogste 20 meter, indien zulks om stedenbouwkundige redenen gewenst is dan wel uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en de bebouwing en er geen dringende redenen zijn, die zich hier tegen verzetten.

 

28.1.2 Vergroting bouwvlakken

Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak tot ten hoogste 20% van de oppervlakte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak.

 

28.1.3 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde - Archeologie-1’, ‘Waarde – archeologie-2’ en ‘Waarde – archeologie-3’, met inachtneming van de volgende regels:

1. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht, dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

28.1.4 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak archeologische bestemming

Ten behoeve van het veranderen van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde - Archeologie-1’, ‘Waarde - archeologie-2’ en ‘Waarde - archeologie-3’, met inachtneming van de volgende regels:

1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van ter plaatse aanwezige waarden;

2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

28.1.5 Vervallen/wijzigen/verplaatsen gebiedsaanduiding veiligheidszone - lpg

a. ten behoeve van het vervallen van de gebiedsaanduiding ’veiligheidszone - lpg’, indien uit een actualisatie/revisie/wijziging of intrekking van de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer blijkt, dat de risicovolle activiteiten van een risicovolle inrichting volgens het Besluit externe veiligheid (Bevi) en de Wet milieubeheer (Wm) niet meer zijn toegestaan;

b. ten behoeve van het verkleinen van de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - lpg’, indien uit een actualisatie/revisie/wijziging of intrekking van de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer blijkt, dat de risicovolle activiteiten van een risicovolle inrichting volgens het Besluit externe veiligheid (Bevi) en de Wet milieubeheer (Wm) zijn verminderd;

c. ten behoeve van het verplaatsen van de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - lpg’, indien:

1. uit een actualisatie/revisie/wijziging of intrekking van de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer de noodzaak tot verplaatsing van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar blijkt;

2. voordat het wijzigingsplan wordt vastgesteld dient een QRA naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico te zijn uitgevoerd, tenzij er sprake is van een categoriale inrichting overeenkomstig het Bevi en het Revi;

3. er geen kwetsbare objecten en/of geprojecteerde kwetsbare objecten in de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar aanwezig zijn;

4. het groepsrisico kan worden verantwoord.

 

28.1.6 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen binnen de wro-zone - wijzigingsgebied 1 ten behoeve van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie, met inachtneming van het volgende:

a. wijziging mag uitsluitend plaatsvinden na overlegging van een kwaliteitsverbeteringsplan van het gehele kampeerbedrijf;

b. wijziging mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de uitbreiding/verbetering van het bestaande kampeerterrein aan de Boksweg tot ten hoogste 70 standplaatsen;

c. de afstand van de standplaatsen ten opzichte van de wegas van de Boksweg bedraagt ten minste 12 meter en ten opzichte van de wegas van de Galgeweg tenminste 11 meter;

d. de oppervlakte voor een bouwvlak ten behoeve van een gebouw voor centrale voorzieningen mag ten hoogste 250 m2 bedragen.

 

 

 

 

Artikel 29 Overige regels

 

29.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden, zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.