Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein Souburg';
b. detailhandel in auto’s en motoren en caravans, campers en boten;
c. internetverkoop;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ : tevens voor een bedrijfswoning;
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' : tevens voor een bouwmarkt met opslag van de daarbij behorende goederen;
f. productiegebonden detailhandel, ondergeschikte kantoren en ondersteunende horeca;
g. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
h. bij de bestemming behorende erven, tuinen en groenvoorzieningen;
i. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals reclamezuilen, reclame-uitingen, laad- en losvoorzieningen, calamiteitenontsluitingsroute(s), bewegwijzering- en verwijzingsborden;
j. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met dien verstande, dat vuurwerkbedrijven, geluidhinderlijke inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. per bouwpercel mag ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande, dat de bouwhoogte van de voorgevel van het hoofdgebouw op de bouwpercelen, die zijn gelegen in de zone langs Rijksweg A 58 ten minste 8 meter moet bedragen;
c. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het bouwperceel;
d. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 meter;
e. de afstand van de gebouwen tot de openbare weg bedraagt ten minste 5 meter, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 12.00 meter;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
- ten hoogste 1.00 meter, indien deze vòòr de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel vòòr het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
- ten hoogste 2.00 meter, indien deze achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel in of achter het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen bouwvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
3.4 Afwijking van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde in lid 3.2, onder 3.2.1, sub b, tot ten hoogste 20% van de op de verbeelding met de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte en tot ten hoogste 10% van de minimale bouwhoogte van 8 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;
b. het bepaalde in lid 3.2, onder 3.2.1, sub c, tot ten hoogste 90%, indien is aangetoond, dat de parkeerbehoefte van het desbetreffende bedrijf minder bedraagt dan aanbevolen in de normen van het CROW, en de parkeerdruk in het openbaar gebied niet toeneemt;
c. het bepaalde in lid 3.2, onder 3.2.1, sub d en e, tot een kleinere afstand, mits de beeldkwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad en een positief advies van de welstandscommissie is verkregen;
d. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende percelen
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. de losse opslag in de open lucht van goederen en stoffen vòòr de naar de ontsluitingsweg(en) van het bedrijventerrein gekeerde gevel(s) van gebouwen is niet toegestaan;
b. bedrijven, die voorkomen in twee categorieën hoger dan toegestaan in lid 3.1, sub a, of bedrijven, die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein Souburg’, zijn niet toegestaan;
c. zelfstandige kantoren en zakelijke dienstverlening zijn niet toegestaan.
3.6 Afwijking van de specifieke gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
a. het bepaalde in lid 3.5.1, sub b:
- teneinde bedrijven toe te laten, die voorkomen in ten hoogste twee categorieën hoger dan genoemd in lid 3.1, sub a, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1, sub a, toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein Souburg', met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- teneinde bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Bedrijventerrein Souburg' zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Bedrijventerrein Souburg', met dien verstande, dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
b. het bepaalde in lid 3.5.1, sub c, voor de vestiging van zelfstandige kantoren, mits aannemelijk is gemaakt, dat vestigingsruimte, gelet op de specifieke vestigingseisen, in het centrum van Vlissingen ontbreekt.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein Souburg';
b. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’ tevens bedrijven uit categorie 1 tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Bedrijventerrein Souburg’;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’ tevens bedrijven uit categorie 1 tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Bedrijventerrein Souburg’;
d. ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van natuur - 1' uitsluitend voor een poel als tijdelijk leefgebied voor de rugstreeppad;`
e. detailhandel in auto’s en motoren en caravans, campers en boten;
f. internetverkoop;
g. productiegebonden detailhandel, ondergeschikte kantoren en ondersteunende horeca;
h. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
i. waterberging en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
j. bij de bestemming behorende erven, tuinen en groenvoorzieningen;
k. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals reclamezuilen, reclame-uitingen, laad- en losvoorzieningen, calamiteitenontsluitingsroute(s), bewegwijzering- en verwijzingsborden;
l. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen,
met dien verstande, dat vuurwerkbedrijven, geluidhinderlijke inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen
Voor gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
a. per bouwperceel mogen bedrijfsgebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte van de voorgevel van het hoofdgebouw op de bouwpercelen, die zijn gelegen in de zone langs Rijksweg A 58 ten minste 8 meter moet bedragen;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het bouwperceel.
d. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 meter;
e. de afstand van de gebouwen tot de openbare weg bedraagt ten minste 5 meter, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 12 meter;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
- ten hoogste 1 meter, indien deze vòòr de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel vòòr het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd;
- ten hoogste 2 meter, indien deze achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel in of achter het verlengde daarvan worden of zijn gebouwd.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen bouwvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
4.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits de afwijking niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende percelen, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde in lid 4.2, sublid 4.2.1, onder b, tot ten hoogste 20% van de op de verbeelding met de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte en tot ten hoogste 10% van de minimale bouwhoogte van 8 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;
b. het bepaalde in lid 4.2, sublid 4.2.1, onder c, tot ten hoogste 90% van het bouwperceel, indien is aangetoond, dat de parkeerbehoefte van het desbetreffende bedrijf minder bedraagt dan aanbevolen in de normen van het CROW en de parkeerdruk in het openbaar gebied niet toeneemt;
c. het bepaalde in lid 4.2, onder 4.2.1, sub d en e, tot een kleinere afstand, mits de beeldkwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad en een positief advies van de welstandscommissie is verkregen;
d. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. de losse opslag in de open lucht van goederen en stoffen vòòr de naar de ontsluitingsweg(en) van het bedrijventerrein gekeerde gevel(s) van gebouwen en ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten', indien en tot op het tijdstip, dat op die gronden geen bebouwing is gerealiseerd, is niet toegestaan;
b. de losse opslag in de open lucht van goederen en stoffen, hoger dan 3 meter op andere gronden dan genoemd onder a, is niet toegestaan;
c. in afwijking van het bepaalde onder b is de losse opslag in de open lucht van goederen en stoffen, hoger dan 7 meter op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'opslag' niet toegestaan;
d. bedrijven, die voorkomen in twee categorieën hoger dan toegestaan in lid 3.1, sub a, of bedrijven, die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein Souburg’ zijn niet toegestaan;
e. zelfstandige kantoren en zakelijke dienstverlening zijn niet toegestaan;
f. het gebruik van de gronden overeenkomstig de in lid 4.1 omschreven bestemming is slechts toegestaan, indien door de gemeente na overleg met en instemming van het Waterschap Scheldestromen, waterberging voor oppervlaktewater wordt aangelegd al dan niet in combinatie met uitbreiding van bestaand water en al dan niet gefaseerd naar evenredigheid met de beoogde verharding op het uitgegeven bouwperceel tot een omvang van in totaal minimaal 9.000 m3 bij volledige realisering van de bestemming Bedrijventerrein;
g. het bepaalde onder sublid 4.5.1, onder f, is niet van toepassing op in gebruik zijnde bedrijfsgronden op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
4.6 Afwijking van de specifieke gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
a. het bepaalde in lid 4.5.1 sub c:
- teneinde bedrijven toe te laten, die voorkomen in twee categorieën hoger dan genoemd in lid 4.1 sub a, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Bedrijventerrein Souburg', met dien verstande, dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- teneinde bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Bedrijventerrein Souburg' zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘Bedrijventerrein Souburg', met dien verstande, dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan.
b. het bepaalde in lid 4.5.1, sub d, voor de vestiging van zelfstandige kantoren en zakelijke dienstverlening, mits:
1. aannemelijk is gemaakt, dat vestigingsruimte, gelet op de specifieke vestigingseisen van de beoogde vestiging, in het centrum van Vlissingen ontbreekt en
2. voldaan is aan het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - 1', indien en zodra, op basis van monitoring van het compensatieplan voor de aantasting van het leefgebied van de rugstreeppad in het plangebied Kenniswerf Oost, is vastgesteld, dat de poel als tijdelijk leefgebied voor de rugstreeppad niet meer noodzakelijk is.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. voet- en rijwielpaden;
c. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeerplaatsen.
5.2 Bouwregels
Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één gebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 30 m2 en een maximale bouwhoogte van 5 meter;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 5 meter;
c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste 2x2 rijstroken;
b. bermen, beplanting, waterberging en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
c. andere, bij de bestemming, behorende voorzieningen, zoals verlichting, verkeersborden, geluidwerende voorzieningen, verwijzingsborden en verkeersregelinstallaties;
d. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 5 meter;
b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen bouwvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in 'Bedrijventerrein', mits de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterberging en waterhuishouding;
b. oevers, bermen, groen en beplanting;
c. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, sluizen, aanlegsteigers en verwijzingsborden;
d. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 5 meter;
b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen bouwvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Gebruik
Het gebruiken van gronden (het water) en bouwwerken voor het dumpen van materialen, goederen en stoffen is niet toegestaan.
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bebouwing
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 5 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² mag bedragen;
b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijking van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. sublid 8.2.1, onder a, tot ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;
b. sublid 8.2.1, onder b, met inachtneming van de bouwregels, die voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) gelden en het belang van de leidingstrook niet wordt geschaad.
c. alvorens te besluiten omtrent een aanvraag tot afwijking, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding met betrekking tot de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
b. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijv. rietbeplantingen;
c. het verrichten van grondroeractiviteiten, waaronder bijv. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
d. het diepploegen;
e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
h. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzer en ander straatmeubilair;
i. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
8.4.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor ontheffing is verleend, als bedoeld in lid 10.3;
b. het normale onderhoud en beheer van de gastransportleiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) betreffen;
c. normaal spit- en ploegwerk;
d. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
e. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.
8.4.3 Procedure
Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag als bedoeld in sublid 8.4.1, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding met betrekking tot de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de bestemming Leiding - gas, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel verwijderd.
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
2. Indien door de bouw, de situering dan wel de hoogte van een met de gevraagde afwijking beoogd bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de hoogspanningsverbinding, wordt de afwijking niet verleend.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
f. het permanent opslaan van goederen.
9.4.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:
a. verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
b. het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) betreffen;
c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
d. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.
9.4.3 Procedure
a. de omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding;
b. de omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel verwijderd na verkregen schriftelijke toestemming van de beheerder van de hoogspanningsverbinding.
Artikel 10 Leiding - Riool
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bebouwing
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 5 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² mag bedragen;
b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijking van de bouwregels
10.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. sublid 10.2.1, onder a, tot ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;
b. sublid 10.2.1, onder b, met inachtneming van de bouwregels, die voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) gelden en het belang van de leidingstrook niet onevenredig wordt geschaad.
c. voorafgaand aan het besluit tot afwijking wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
[
10.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
b. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijv. rietbeplantingen;
c. het verrichten van grondroeractiviteiten, waaronder bijv. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
d. het diepploegen;
e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
h. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzer en ander straatmeubilair;
i. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
10.4.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor ontheffing is verleend, als bedoeld in lid 10.3;
b. het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) betreffen;
c. normaal spit- en ploegwerk;
d. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
e. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de bestemming Leiding - gas, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel verwijderd.
Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bebouwing
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
a. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
b. niet is voldaan het bepaalde onder a:
1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 1 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
3. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod
Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het maaiveld, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, grootschalig egaliseren en ontginnen, het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
2. het ophogen van gronden met meer dan 2 meter;
3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
4. het planten of rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen, niet zijnde drainage, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.3.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals bedoeld in sublid 10.3.1, is niet van toepassing op de navolgende, indien:
a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 10.2 in acht is genomen;
b. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
c. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
d. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
e. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het maaiveld;
f. het normale onderhoud en beheer van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) betreffen;
g. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in sublid 10.3.1 nodig is.
11.3.3 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden, zoals in sublid 10.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - archeologie’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders te slopen.
11.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in sublid 10.4.1 is niet van toepassing, indien:
a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in lid 10.2 in acht is genomen;
b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
c. de diepste, war bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het maaiveld bedraagt;
d. de oppervlakte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m2 bedraagt;
e. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen sloopvergunning als bedoeld in sublid 10.4.1 nodig is.
11.4.3 Voorwaarden
Een sloopvergunning, zoals bedoeld in sublid 10.4.1, kan slechts worden verleend, indien:
a. de aanvrager van de sloopvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de sloopvergunning regels te verbinden, gericht op:
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
Artikel 12 Waterstaat
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
a. het waterstaatswerk van een primaire of regionale waterkering;
b. waterberging of waterloop met een waterhuishoudkundige of waterstaatkundige functie;
c. voet- en rijwielpaden en verblijfsgebied;
d. andere voorzieningen dan genoemd onder a en b met een waterstaatkundige functie;
e. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste 5 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting van het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld plaatsvindt, afwijking verlenen van:
a. het bepaalde in sublid 12.2.1, onder a, tot ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;
b. het bepaalde in sublid 12.2.1, onder b, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
c. voorafgaand aan het besluit tot afwijking wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering of de waterloop of -weg.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
22.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving staat aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
|