Gemeente:
Vlissingen
Plannaam:
Binnenstad - Eiland
Status:
Vastgesteld

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. opslag, distributie, stedelijke bedrijvigheid en internetverkoop, categorie 2;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 1’ : uitsluitend voor een scheepswerf met de daarbij behorende kantoren;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 2’ : uitsluitend voor een afmeer- en laad- en loskade;

d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': uitsluitend voor een kantoor- en opslagruimte en werkplaats;

e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1': uitsluitend voor een helikopterlandplaats;

f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' : tevens voor een parkeergarage;

g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening (nv)': uitsluitend voor een nutsvoorziening;

h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' : tevens voor verkeer- en parkeervoorzieningen;

i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen, daaronder begrepen een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

j. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens voor een zend- en ontvangstinstallatie;

k. productiegebonden detailhandel en ondersteunende horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

l. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;

m. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen;

n. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. ten hoogste drie bedrijfswoningen: uitsluitend op de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 1’;

c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

d. de bouw van huisvestingsunits voor ingeleend personeel: uitsluitend op en ten behoeve van de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 1’;

e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

f. het totale oppervlak van gebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het bouwperceel; indien geen percentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 meter;

b. de bouwhoogte van scheepskranen en kraanbanen en de zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste 50 meter.

 

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' is onderstaand gebruik toegelaten:

1. scheepsbouw- en/of metaalbewerkende activiteiten;

2. het ontwerpen van en het nieuw- en ombouwen van zeegaande schepen en andere drijvende objecten;

3. het ontwerpen van en het nieuw- en ombouwen van jachtschepen;

4. het ontwerpen en fabriceren van speciale op maat te maken producten, zoals pijpen, warmtewisselaars voor fabrieken en het lassen, solderen, formeren van diverse exotische materialen tot de gewenste producten;

5. het leveren van (reserve)onderdelen voor schepen;

6. het aanbieden van technische en logistieke diensten aan reders;

7. tandwieltechnologie en het leveren van technische service op dit gebied.

8. het afbouwen en in bedrijf stellen van schepen;

9. havenservice-activiteiten;

10. het laden en lossen van schepen.

b. binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' is onderstaand gebruik toegelaten:

1. het afbouwen en in bedrijf stellen van schepen;

2. havenservice-activiteiten;

3. het laden en lossen van schepen.

c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, en internetverkoop, categorie 1, is niet toegestaan;

d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

e. vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;

f. geluidhinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' en de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2'.

 

Artikel 4 Centrum - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel;

b. publieksgerichte dienstverlening;

c. horeca, categorie 1a;

d. maatschappelijke voorzieningen en instellingen;

e. evenementen;

f. kantoor: uitsluitend op tweede bouwlaag en de daarboven gelegen bouwlagen;

g. wonen daaronder begrepen een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: uitsluitend op de tweede bouwlaag en de daarboven gelegen bouwlagen;

h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1c': tevens voor een horecabedrijf, categorie 1c;

i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens voor een horecabedrijf, categorie 2;

j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals deze zijn beschreven in de toelichting bij dit plan;

k. ondergeschikte kantoren en ondersteunende horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

l. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen, verkeer- en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, magazijnen, bergruimten en andere voorzieningen, zoals terrassen met daarbij behorend meubilair, reclame-uitingen, kunstobjecten en straatmeubilair;

m. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' is een ondergrondse parkeergarage met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan in drie bouwlagen tot een diepte van ten hoogste 9 meter met een oppervlakte van ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4 meter;

b. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter of in het verlengde van de achtergevel van een gebouw worden gebouwd en de bouwhoogte mag ten hoogste 2 meter bedragen.

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, mits het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt geschaad, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in sublid 4.2.1, onder c, tot ten hoogste 20% van de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte en van de met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

b. vuurwerkbedrijven, risicovolle inrichtingen en geluidhinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;

c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

4.6.1 Verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.

4.6.2 Uitzonderingen

Dit verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden, die:

1. het normale onderhoud betreffen;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

4.6.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning slechts verlenen, indien de beschreven cultuurhistorische waarden in redelijkheid niet te handhaven zijn en vooraf bij de monumentencommissie advies is ingewonnen.

 

Artikel 5 Centrum - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. horeca, categorieën 1a, 1b, 1c en 2;

b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca, categorie 2 uitgesloten' : geen horeca, categorie 2;

c. dienstverlening;

d. cultuur en ontspanning;

e. maatschappelijke voorzieningen en instellingen;

f. kantoor;

g. evenementen;

h. wonen, daaronder begrepen een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel;

j. ondergeschikte detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;

k. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen, verkeer- en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, magazijnen, bergruimten en andere voorzieningen, zoals terrassen met daarbij behorend meubilair, reclame-uitingen, kunstobjecten en straatmeubilair;

l. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

d. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een goothoogte van 3,5 en een bouwhoogte van 5 meter.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4 meter;

b. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter of in het verlengde van de achtergevel van een gebouw worden gebouwd en de bouwhoogte mag ten hoogste 2 meter bedragen.

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

b. vuurwerkbedrijven, risicovolle inrichtingen en geluidhinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;

c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

 

5.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

5.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het vestigen van detailhandel mits is aangetoond, dat vestiging van de desbetreffende branche niet leidt tot aantasting van het concentratiebeleid voor detailhandel in niet-dagelijkse artikelen in het kernwinkelgebied.

 

Artikel 6 Centrum - 3

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel;

b. horeca, categorieën 1a, 1b en 1c;

c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens voor een horecabedrijf, categorie 2;

d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' : niet voor horeca;

e. dienstverlening;

f. kantoor;

g. cultuur en ontspanning;

h. maatschappelijke voorzieningen en instellingen;

i. wonen, daaronder begrepen een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

j. stedelijke bedrijvigheid;

k. evenementen;

l. ondersteunende horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

m. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen, verkeer- en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, magazijnen, bergruimten en andere voorzieningen, zoals terrassen met daarbij behorend meubilair, reclame-uitingen, kunstobjecten en straatmeubilair;

n. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

d. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een goothoogte van 3,5 en een bouwhoogte van 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 30 m2;

e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' is een ondergrondse parkeergarage met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan in drie bouwlagen tot een diepte van ten hoogste 9 meter;

f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' is op de eerste ondergrondse bouwlaag detailhandel toegestaan.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4 meter;

b. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter of in het verlengde van de achtergevel van een gebouw worden gebouwd en de bouwhoogte mag ten hoogste 2 meter bedragen.

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

b. vuurwerkbedrijven, risicovolle inrichtingen en geluidhinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;

c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

 

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. op cultuur en ontspanning gerichte voorzieningen en instellingen;

b. ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen, daaronder begrepen een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

d. evenementen;

e. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;

f. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, reclame-uitingen, kunstobjecten;

g. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 6 meter;

b. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter of in het verlengde van de achtergevel van een gebouw worden gebouwd en de bouwhoogte mag ten hoogste 2 meter bedragen.

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, mits het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in sublid 7.2.1, onder c, tot ten hoogste 20% van de aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

7.5.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

 

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel;

b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen, daaronder begrepen een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

c. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;

d. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, reclame-uitingen, kunstobjecten;

e. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4 meter;

b. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter of in het verlengde van de achtergevel van een gebouw worden gebouwd en de bouwhoogte mag ten hoogste 2 meter bedragen.

 

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1. Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

 

Artikel 9 Gemengd

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. dienstverlening;

b. wonen, daaronder begrepen een huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

c. cultuur en ontspanning;

d. maatschappelijke voorzieningen;

e. kantoor;

f. horeca, categorieën 1a, 1b en 1c;

g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens voor een horecabedrijf, categorie 2;

h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel;

i. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen, verkeer- en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, zoals terrassen met daarbij behorend meubilair, reclame-uitingen, kunstobjecten en straatmeubilair;

j. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

d. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een goothoogte van 3,5 en een bouwhoogte van 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 50 m2.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 6 meter;

b. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter of in het verlengde van de achtergevel van een gebouw worden gebouwd en de bouwhoogte mag ten hoogste 2 meter bedragen.

c. ter plaatse van het maatvoeringsvlak 'maximale bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de aangegeven bouwhoogte.

 

9.3 Nadere eisen

 

9.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, mits het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in sublid 9.2.1, onder c, tot ten hoogste 20% van de aangegeven goot- en bouwhoogte;

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

 

9.5.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

b. risicovolle en geluidhinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;

c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

 

9.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

9.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het vestigen van detailhandel mits is aangetoond, dat vestiging van de desbetreffende branche niet leidt tot aantasting van het concentratiebeleid voor detailhandel in niet-dagelijkse artikelen in het kernwinkelgebied.

 

 

Artikel 10 Groen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen, parken en tuinen;

b. speel- en sportvoorzieningen;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' : tevens voor een bunker met een bouwhoogte van 3 meter;

d. voetpaden en, ondergeschikt aan de bestemming, parkeerplaatsen en erftoegangswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;

e. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen en kunstobjecten.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Bebouwing

Voor de bebouwing gelden de volgende regels:

a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 5 meter;

c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.

 

Artikel 11 Horeca

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1b' : uitsluitend voor een horecabedrijf, categorie 1b;

b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1c' : uitsluitend voor een horecabedrijf, categorie 1c;

c. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;

d. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, reclame-uitingen, terrassen met het daarbij behorende meubilair en kunstobjecten;

e. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. erf- en terreinafscheidingen zijn niet toegestaan;

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.

 

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, mits het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in sublid 11.2.1, onder c, tot ten hoogste 20% van de aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

11.5 Specifieke gebruiksregels

 

11.5.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik geldt:

a. seksinrichtingen niet zijn toegestaan.

 

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen en instellingen;

b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen, daaronder begrepen een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

c. ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte kantoren en ondersteunende horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

d. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;

e. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen en kunstobjecten;

f. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

d. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een goothoogte van 3,5 en een bouwhoogte van 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 30 m2;

e. het totale oppervlak van gebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het bouwperceel; indien geen percentage is aangegeven, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 6 meter;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.

 

12.3 Nadere eisen

 

12.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

 

12.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, mits het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in sublid 12.2.1, onder c, tot ten hoogste 20% van de aangegeven bouwhoogte;

b. het bepaalde in sublid 12.2.1, onder d, tot ten hoogste 100%, indien is aangetoond, dat in de parkeerbehoefte van het desbetreffende bedrijf op het eigen terrein dan wel in het openbaar gebied kan worden voorzien.

 

Artikel 13 Recreatie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een jacht- en passantenhaven met de daarbij behorende verblijfsrecreatie;

b. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, onderhoud- en servicevoorzieningen, verwijzingsborden;

c. water, waterberging en waterhuishouding en de daarbij behorende voorzieningen, zoals duikers, kades, bruggen, sluizen;

d. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Bebouwing

Voor de bebouwing gelden de volgende regels:

a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 meter;

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

 

13.3.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot gebruik geldt:

a. permanente bewoning is niet toegestaan.

 

 

Artikel 14 Tuin

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen grond zijn bestemd voor:

a. moes- en siertuinen;

b . aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen;

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Bebouwing

Voor de bebouwing gelden de volgende regels:

a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 3 meter;

c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter.

 

Artikel 15 Verkeer - Verblijf

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen met ten hoogste twee rijstroken, voet- en rijwielpaden, pleinen, verblijfsgebied en voetgangersgebieden;

b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage met de daarbij behorende voorzieningen;

c. parkeervoorzieningen;

d. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1b’ : tevens voor een horecabedrijf, categorie 1b;

e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - 1' : tevens voor een bunker met museale functie;

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - 2' : tevens voor kazematten met opslag en museale functie;

g. evenementen;

h. bermen, groenvoorzieningen, waterpartijen;

i. andere, bij de bestemming, behorende voorzieningen, zoals terrassen met bijbehorend meubilair, afschermingsvoorzieningen en zonneschermen, kunst- en cultuurobjecten, verlichting, straatmeubilair, verkeersborden, geluidwerende voorzieningen, informatie- en verwijzingsborden en verkeersregelinstallaties;

j. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

15.2 Bouwregels

15.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'horeca van categorie 1b' mag een gebouw worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter en een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 75 m2;

b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag een gebouw worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag een gebouw worden gebouwd met een bouwhoogte van 10 meter en een oppervlakte van ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak.

d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' is een ondergrondse parkeergarage met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan in drie bouwlagen tot een diepte van ten hoogste 9 meter;

e. ten behoeve van de onder d toegelaten ondergrondse parkeergarage is bovengronds een voorzieningengebouw toegelaten met een oppervlakte van ten hoogste 110 m2 en een bouwhoogte van 4 meter.

f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' is op de eerste ondergrondse bouwlaag detailhandel toegestaan.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijde, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 10 meter;

b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.

 

Artikel 16 Water

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. waterpartijen-, lopen- en wegen;

b. waterberging en waterhuishouding;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 1' : tevens voor een scheepswerf, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.4.1, sub a;

d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 2' : tevens voor een afmeer- en laad- en loskade, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.4.1, sub b;

e. oevers, bermen, groen en beplanting;

f. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, sluizen, aanlegsteigers, kunstobjecten en verwijzingsborden;

g. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 10 meter;

b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 meter.

Artikel 17 Water-Deltawater

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water-Deltawater’ aangewezen gronden zijn, met inbegrip van de oevers, bestemd voor:

a. de waterhuishouding;

b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden samenhangend met het deltawater;

c. aan de natuurwaarden ondergeschikte gebruiksvormen, zoals watergebonden extensieve dagrecreatie, beroepsvaart en -visserij.

d. oevers, bermen, groen en beplanting;

e. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, sluizen, aanlegsteigers, kunstobjecten en verwijzingsborden;

f. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.

 

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.3.1 Verbod

Het is verboden op de in lid 17.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;

b. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;

 

17.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van sublid 17.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

17.3.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning

Werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in sublid 17.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 17.1, onder b, genoemde aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden verkleind.

 

Artikel 18 Wonen

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, daaronder begrepen een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: uitsluitend voor de stalling van motorvoertuigen en voor huishoudelijke bergruimte;

c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1c' : tevens voor een horecabedrijf, categorie 1c, met dien verstande, dat het aanbieden en verstrekken van volwaardige maatlijden uitsluitend op de begane grond is toegelaten;

d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor een maatschappelijke voorziening;

e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': uitsluitend op de begane grond tevens voor detailhandel;

f. ter plaatse van aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’: tevens voor de bescherming en veiligstelling van de cultuurhistorische waarden;

g. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen, water en andere bij het wonen behorende voorzieningen.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. per bouwperceel mag ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;

b. een hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:

1. de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte of

2. de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt ten minste 1 meter aan de zijde, waar niet is aangebouwd aan een ander hoofdgebouw.;

e. ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen en, indien afgedekt met een kap, mag de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen en dienen in alle gevallen de goothoogte of de bouw- en goothoogte per aaneengesloten complex gelijk te zijn;

f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang worden gebouwd.

 

18.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;

b. de bouwhoogte van een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, dienende ter vergroting van het woongenot, mag, indien afgedekt met een plat dak, niet meer bedragen dan de hoogte van begane grond van het hoofdgebouw;

c. de goothoogte van een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, dienende ter vergroting van het woongenot, mag, indien afgedekt met een kap, niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grond van het hoofdgebouw en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;

d. de goot- en bouwhoogte van een van het hoofdgebouw vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag, indien afgedekt met een kap, ten hoogste 3 respectievelijk 5 meter bedragen;

e. de bouwhoogte van een van het hoofdgebouw vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag, indien afgedekt met een plat dak, ten hoogste 3 meter bedragen.

 

18.2.3 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage voor de hoofdgebouwen, indien deze zijn of moeten worden gebouwd als type in onderstaande tabel, en de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel voor de verschillende woningtypen ten hoogste het in onderstaande tabel aangegeven percentage:

 

vrijstaande woningen

oppervlakte bouwvlak

aaneengebouwde woningen

60% met een maximum van 150 m2

gestapelde woningen

oppervlakte bouwvlak

 

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4.00 meter;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste: 1. 1 meter vòòr voorgevel van de gebouwen; 2. 2 meter achter de voorgevel van de gebouwen.

 

18.3 Nadere eisen

 

18.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

 

18.4 Specifieke gebruiksregels

 

18.4.1 Specifiek gebruik

a. het gebruik van de bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning is niet toegestaan;

b. het gebruik als dakterras is uitsluitend toegestaan op een hoofdgebouw en de aan een hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk;

c. het gebruik van inpandige garages en bergruimten voor stedelijke bedrijvigheid is toegestaan;

d. het gebruik als een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit en het gebruik als afhankelijke woonruimte van de bijbehorende bouwwerken in het kader van mantelzorg is toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 van deze regels;

e. het gebruik van een deel van de woningen, gelegen in het gebied met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie als galerie, kunstzinnige, creatieve en/of ambachtelijke bedrijvigheid, antiquariaat met daarbij behorende dienstverlening en tentoonstellingsruimte, is toegelaten, mits de woonfunctie blijft behouden en er geen zelfstandige detailhandel, niet rechtstreeks verband houdend met de hiervoor genoemde activiteiten, plaatsvindt.

 

18.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

18.6.1 Verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.

18.6.2 Uitzonderingen

Dit verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden, die:

1. het normale onderhoud betreffen;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

18.6.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning slechts verlenen, indien de beschreven cultuurhistorische waarden in redelijkheid niet te handhaven zijn en vooraf bij de monumentencommissie advies is ingewonnen.

 

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde - Archeologie-1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:

a. het bevoegd gezag beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

b. niet is voldaan aan het bepaalde onder a:

1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 1 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;

3. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;

- een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.

 

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.3.1 Verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het maaiveld, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, grootschalig egaliseren en ontginnen, het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;

2. het ophogen van gronden met meer dan 2 meter;

3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

4. het planten of rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen, niet zijnde drainage, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

19.3.2 Uitzonderingen

Het verbod in sublid 19.3.1 is niet van toepassing, indien:

a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 19.2 in acht is genomen;

b. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;

c. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

d. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;

e. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;

f. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het maaiveld;

g. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in sublid 19.3.1 nodig is.

 

19.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in sublid 19.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

2. het doen van opgravingen;

3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

19.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie-1” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te slopen.

 

19.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 19.4.1 is niet van toepassing, indien:

a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in lid 19.2 in acht is genomen;

b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

c. de diepte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het maaiveld bedraagt;

d. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;

e. de oppervlakte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 50 m2 bedraagt;

f. het bevoegd gezag beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6 nodig is.

 

19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 19.4.1, kan slechts worden verleend, indien:

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde - Archeologie-2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:

a. het bevoegd gezag beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

b. niet is voldaan aan het bepaalde onder a:

1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 1 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;

3. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

- een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.

 

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.3.1 Verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het maaiveld, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, grootschalig egaliseren en ontginnen, het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;

2. het ophogen van gronden met meer dan 2 meter;

3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

4. het planten of rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen, niet zijnde drainage, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

20.3.2 Uitzonderingen

Het verbod in sublid 20.3.1 is niet van toepassing, indien:

a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 20.2 in acht is genomen;

b. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;

c. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

d. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;

e. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;

f. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het maaiveld;

g. het bevoegd gezag beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in sublid 20.3.1 nodig is.

 

20.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in sublid 20.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

2. het doen van opgravingen;

3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

20.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie-2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te slopen.

 

20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 20.4.1 is niet van toepassing, indien:

a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in sublid 20.4.1 in acht is genomen;

b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

c. de diepte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het maaiveld bedraagt;

d. de oppervlakte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m2 bedraagt;

e. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 20.4.1 nodig is.

 

20.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 20.4.1, kan slechts worden verleend, indien:

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

 

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en bevordering van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals deze staan beschreven in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit tot beschermd stadsgezicht d.d. 31 juli 1975.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Bebouwing

Op de voor deze bestemming aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd, indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht niet worden aangetast en vooraf advies is ingewonnen bij de monumentencommissie, mits:

a. de situering, gevelindeling, kaprichting en afmetingen van de gebouwen niet afwijken van de situatie, zoals die bestond op de dag van terinzagelegging van het plan en zoals deze staan aangegeven op de bij deze regels behorende bijlage 1 en bijlage 2, bestaande uit respectievelijk straatwandtekeningen en een luchtfoto, beiden gedateerd 1 maart 2012, tenzij op de verbeelding een aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of een aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' staat aangegeven;

b. de bebouwing is toegestaan ingevolge de ter plaatse voorkomende andere bestemmingen.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

 

21.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 21.2.1, indien:

a. geen onevenredige schade wordt toegebracht dan wel herstel of bevordering is verzekerd van het historische karakter van het beschermd stadsgezicht

of

b. de historische en ruimtelijke waarden in redelijkheid niet te handhaven zijn

en

c. vooraf, in de gevallen genoemd onder a en b, advies is ingewonnen bij de monumentencommissie.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) uitvoeren:

1. het wijzigen van het profiel van de straten, daaronder begrepen het wijzigen van het bestratingsmateriaal, het aanbrengen of wegnemen van stoepen, stoepranden en stoeppalen;

2. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen, havens daaronder begrepen;

3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

 

21.4.2 Uitzonderingen

Dit verbod is niet van toepassing op:

1. normale onderhoudswerkzaamheden en normaal beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;

2. werken of werkzaamheden, die reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd;

3. werken of werkzaamheden, die reeds in uitvoering zijn op het moment van inwerkingtreding van het plan.  

 

21.4.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijke karakter van het beschermd stadsgezicht en vooraf advies is ingewonnen bij de monumentencommissie.

 

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

21.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

1. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen;

2. het geheel of gedeeltelijk slopen van bruggen, sluizen, kademuren en aanlegsteigers.

 

21.5.2 Uitzonderingen

Dit verbod is niet van toepassing op:

1. normale onderhoudswerkzaamheden;

2. sloopwerkzaamheden, die al op basis van de Wet algemene bepalinigen omgevingsrecht zijn beschermd;

3. sloopwerkzaamheden, die al in uitvoering zijn op het moment van inwerkingtreding van het plan.

 

21.5.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

Het slopen is slechts toelaatbaar, indien:

a. geen onevenredige schade wordt toegebracht dan wel herstel of bevordering is verzekerd van het historische en ruimtelijke karakter van het beschermd stadsgezicht

of

b. de te slopen objecten in redelijkheid niet te handhaven zijn

en

c. vooraf, in de gevallen genoemd onder a en b, advies is ingewonnen bij de monumentencommissie.

 

 

Artikel 22 Waterstaat

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waterstaat’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

a. het waterstaatswerk van een primaire of regionale waterkering;

b. waterberging of waterloop met een waterhuishoudkundige of waterstaatkundige functie;

c. voet- en rijwielpaden en verblijfsgebied;

d. andere voorzieningen dan genoemd onder a en b met een waterstaatkundige functie;

e. aan de bestemming ondergeschikt agrarische gebruik;

f. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen en kunstobjecten.

 

22.2 Bouwregels

22.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste 5 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;

b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.3.1 Afwijkingsbevoegheid

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting van het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld plaatsvindt, afwijking verlenen van:

a. het bepaalde in sublid 22.2.1, onder a, tot ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;

b. het bepaalde in sublid 22.2.1, onder b, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en het belang van de waterstaat niet onevenredig wordt geschaad.

c. voorafgaand aan het besluit tot afwijking wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering of de waterloop of -weg.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;

b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving staat aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

22.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in sublid 22.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor afwijking is verleend, als bedoeld in lid 22.3;

b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

c. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.

 

22.4.3 Advisering over de omgevingsvergunning

Voor de aanvraag om omgevingsvergunning geldt de volgende procedure:

a. alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, winnen het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering of de waterlopen en waterwegen over de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het belang van waterkering of de waterlopen en waterwegen;

b. een omgevingsvergunning wordt verleend, indien het belang van de waterkering of de waterlopen- en wegen door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt aangetast.