Regels
Uitwerkingsplan
Gapingseweg te Serooskerke
(gemeente
Veere)
Inhoudsopgave
Inleidende regels
Artikel 1
bestemmingsregels
Artikel 2 Verkeer-1
Artikel 3 Waarde Archeologie -3
Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Inleidende
regels
Artikel 1
Het bepaalde in:
hoofdstuk 1,
hoofdstuk 3, hoofdstuk 4 en de bijlagen bij de voorschriften
van het
Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Veere , zoals vastgesteld door de
raad op 30 mei 2013, blijft onverkort van toepassing op dit uitwerkingsplan.
Bestemmingsregels
Artikel 2
Verkeer - 1
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
de vestiging van een benzineservicestation met bijbehorende
detailhandelsruimte;
- b. voorzieningen
voor het beheer van wegen;
- c.
bijbehorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, al dan niet
deel uitmakend van rijksweg N57, waaronder een carpoollocatie.
2.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden mag worden
gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- gebouwen
dienen op ten minste 5 meter uit de perceelsgrens te worden gesitueerd;
- de
bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 8 meter bedragen;
- de
bouwhoogte van een luifel mag ten hoogste 6 meter bedragen;
- de
bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mogen ten hoogste 10
meter bedragen;
- het totale verkoopvloeroppervlak bij een
benzineservicestation mag niet meer bedragen dan 50 m2;
2.3 Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt
in ieder geval gerekend het gebruik van bebouwde gronden als:
- ter
plaatse van een benzineservicestation als al dan niet zelfstandige
supermarktafdeling of daarmee vergelijkbare detailhandel alsmede een
tankshop met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
- verkoop
van LPG.
Artikel 3 Waarde – Archeologie - 3
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde
- Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor
de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende
regels:
- a.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 3.1
genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
- b.
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -
met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels
- uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1.
het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische
deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin
een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie
niet nodig is;
- 2.
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde
rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke
schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het
bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische
resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van
de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c.
het bepaalde in artikel 3.2
onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan
betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of
bouwwerken:
- 1.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij
de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt
uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2.
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m˛;
- 3.
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan
worden geplaatst;
- 4.
een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde
- Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm,
waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren en ontginnen;
- b.
het ophogen van gronden tot een hoogte van ten minste 2 meter;
- c.
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- d.
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
- e.
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur;
- f.
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en
andere wateren.
3.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van artikel 3.3.1
is niet van toepassing, indien:
- a.
de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een
bouwplan waarbij artikel 3.2
in acht is genomen;
- b.
de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het
plan reeds in uitvoering zijn;
- c.
de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden
uitgevoerd;
- d.
de werken of werkzaamheden behoren tot het normaal onderhoud en beheer;
- e.
de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van
grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m˛;
- f.
het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische
deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1.
nodig is.
3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 3.3.1
bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
- a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd
waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken
locatie in voldoende mate is vastgesteld;
- b.
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door
aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
- 1.
het behoud van archeologische resten in de bodem;
- 2.
het doen van opgravingen;
- 3.
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.4.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde
– Archeologie - 3' zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
bouwwerken te slopen.
3.4.2 Uitzondering op het sloopverbod
Het verbod als bedoeld in artikel 3.4.1
is niet van toepassing indien:
- a.
de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een
bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 3.2
in acht is genomen;
- b.
de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het plan;
- c.
de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden
ten hoogste 40 cm bedraagt;
- d.
de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden
plaatsvinden ten hoogste 60 m˛ bedraagt;
- e.
het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische
deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1
nodig is.
3.4.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning zoals in artikel 3.4.1
bedoeld, kan slechts worden verleend indien:
- a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd
waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken
locatie in voldoende mate is vastgesteld;
- b.
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door
aan de sloopvergunning regels te verbinden, gericht op:
- 1.
het behoud van archeologische resten in de bodem;
- 2.
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische
bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de
in artikel 3.1
genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
- a.
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen
archeologische waarden aanwezig zijn;
- b.
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk
geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- c.
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch
deskundige.
3.5.2 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het
bestemmingsvlak met de in artikel 3.1
genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
- a.
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst
met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse
aanwezige archeologische waarden;
- b.
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c.
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch
deskundige.
Slotregel
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het
uitwerkingsplan Gapingseweg’.