Bestemmingsplan

Luijsterrijk Sint Philipsland
Gemeente Tholen

Imro-code: NL.IMRO.0716.bpLuijsterrijkStPh-VG01


Planstatus: Vastgesteld
Vaststellingsdatum: 23 mei 2019



Regels

deel uitmakende van het bestemmingsplan

Inhoudsopgave

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten

2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Wonen

3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene bouwregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel



1 Inleidende regels


Artikel 1: Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Luijsterrijk Sint Philipsland‘ van de gemeente Tholen.

1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0716.bpLuijsterrijkStPh-VG01 met de bijbehorende regels..

1.3 aanduiding::
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 antennedrager
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken,geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.22, niet zijnde een gebouw.

1.24 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 evenement:
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.28 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 hoekperceel::
een perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen die toegankelijk zijn voor verkeer of op de hoek van een weg die toegankelijk is voor verkeer en openbaar groen.

1.32 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt

1.33 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.35 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.36 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.37 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie

1.38 overkapping :
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.39 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. voor gebouwen ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding-4‘: het Normaal Amsterdams Peil (N.A.P);
  3. bij ligging in het water van havens: het gemiddelde waterpeil in de haven zijnde 0 m +NAP;
  4. bij ligging in overig water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  5. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.40 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.41 SBI-code:
de code volgens de Standaard Bedrijfsindeling 2008 die door overheid en bedrijfsleven wordt gebruikt om in statistieken bedrijven naar hun belangrijkste activiteit in te delen.

1.42 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.43 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.


Artikel 2: Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeiboordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw.

2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.



2 Bestemmingsregels


Artikel 3: Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - 1‘: tevens voor windhagen die dienen voor de beperking van optredende drift van toxische stoffen op woonpercelen tijdens bespuitingen van aangrenzende agrarische gewaspercelen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1‘ een geluidwerende voorziening met een minimale hoogte van 4,5 meter;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ballenvangers, ontmoetingsplaatsen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

gebouwen en overkappingen: bouwwerk geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: uitsluitend voor ontmoetingsplaatsen en voor nutsvoorzieningen ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: 3m -
1. bewegwijzering: niet van toepassing 4,5m
2.. straatmeubilair: niet van toepassing 3m
3. lichtmasten en overige masten: niet van toepassing 9m
4. ballenvangers: niet van toepassing 4m
5. geluidwerende voorzieningen: niet van toepassing 5m
6. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: niet van toepassing 3m
7. vrijstaande antennemast: niet van toepassing 15m
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: 15 m² -

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen, kappen, rooien van de in lid 3.1 onder b genoemde windhaag;
  2. het in de hoogte snoeien van de in lid 3.1 onder b genoemde windhagen;
  3. Het verwijderen van de in lid 3.1 onder c genoemde geluidwerende voorziening.

3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

  1. Het verbod van lid 3.3.1 onder a is niet van toepassing indien op andere wijze is gewaarborgd dat de afstand tussen het spuiten van veldgewassen en het aangrenzende woonperceel ten minste 50 m bedraagt.
  2. Het verbod van lid 3.3.1 onder b is niet van toepassing op hoogten van meer dan 3 m.
  3. Het verbod van lid 3.3.1 onder c is niet van toepassing als op een andere wijze is gewaarborgd dat er sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen, horecaterrassen, niet-permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

gebouwen en overkappingen: bouwwerk geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: uitsluitend voor ontmoetingsplaatsen en voor nutsvoorzieningen ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: 3m -
1. bewegwijzering: niet van toepassing 4,5m
2.. straatmeubilair: niet van toepassing 3m
3. lichtmasten en overige masten: niet van toepassing 9m
4. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: niet van toepassing 3m
5. vrijstaande antennemast: niet van toepassing 15m
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: 15 m² -

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor::

  1. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. verkeer te water;
  3. ondergeschikt groen;

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers mogen worden gebouwd.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor::

  1. Wonen met daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. Alleen vrijstaande woningtypen en twee aaneengebouwde woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘Vrij‘ uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  2. Uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
  3. Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer dan 17 bedragen;
  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden‘ mogen niet meer woningen gebouwd worden dan het aantal dat hier is aangegeven;
  5. Voor het overige geld:
hoofdgebouw aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping bouwwerk, geen gebouw zijnde
1. op deze gronden mag worden gebouwd:
a. binnen het bouwvlak: ja Ja, mits de afstand van het aan- en uitbouw en bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 m bedraagt. ja
b. buiten het bouwvlak: nee nee ja
2. de hoogte bedraagt niet meer dan:
a. goothoogte: zie aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte (m)‘ 3 m niet van toepassing
b. bouwhoogte: - gebouwen voor nutsvoorzieningen: 3 m
- voor het overige: zie aanduidingen ‘maximale bouwhoogte (m)‘ en ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)‘
- overkapping: 3 m
- gebouwen: maximale goothoogte 3 m, maximale bouwhoogte 6 m
- muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m;
- muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m;
- licht- en vlaggenmas-ten en antennemasten: 9 m;
- schotelantennes 6 m;
- speel- en spelvoor-zieningen in openbaar gebied: 5 m;
- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
a. binnen het bouwvlak: - gebouwen voor nutsvoorzieningen: 15 m²
- voor het overige: per bouwperceel 75% (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen)
per bouwperceel 75% (inclusief hoofdgebouw) niet gemaximeerd
b. buiten het bouwvlak: niet van toepassing niet van toepassing niet gemaximeerd

6.3 Afwijken van de bouwregels

Maximum aantal woningen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 onder c en toestaan dat het aantal toegestane woningen 21 bedraagt, met dien verstande dat dit aantal past binnen de meest recent vastgestelde woningbouwplanning.

6.4 Nadere eisen

Situering, goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

  1. Daardoor de gebruikswaarde van het bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. De goot- of bouwhoogte van (delen van) bijgebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  3. Geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 6.2 sub d.4 ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

6.5.1 Bewoning bijgebouw

Zelfstandige bewoning van een bijgebouw is niet toegestaan.

6.5.2 Uitoefening andere activiteiten in woningen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving.
  2. De vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m².
  3. Het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend.
  4. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging‘ categorie A.
  5. Het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  6. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

6.5.3 Aanleg windhagen

De windhagen onder artikel 3.1 onder b dienen eerder of tegelijkertijd met de functie wonen te worden gerealiseerd.

6.5.4 Ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – 2‘

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 2‘ geldt dat:

  1. de geluidwerende voorziening in artikel 3 lid 1 sub c dient eerder of tegelijkertijd met de functie wonen te worden gerealiseerd.



3 Algemene regels


Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda‘s en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.


Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.



4 Overgangs- en slotregels


Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.


11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.



Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Luijsterrijk Sint Phlipsland‘.

Versie ten behoeve van publicatie op www.ruimtelijkeplannen.nl

Gemaakt op 30 april 2019 door CADeR