Artikel 16

Wonen

16.1      Bestemmingsomschrijving

16.1.1   Bestemming

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         wonen;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘erf’: uitsluitend een erf;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’: uitsluitend een woonzorginstelling;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’: tevens een praktijkruimte;

 

e.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

16.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         hoofdgebouwen;

 

b.         aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

 

c.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2      Bouwregels

16.2.1   Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het op de kaart aangegeven maximale aantal wooneenheden en/of het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage indien dit op de kaart is opgenomen;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde hoofdgebouwen worden opgericht;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend vrijstaande, twee-aaneen gebouwde, aaneengebouwde en gestapelde hoofdgebouwen worden opgericht;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen uitsluitend vrijstaande of twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden opgericht;

 

e.         ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;

 

f.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ mogen uitsluitend patiowoningen worden opgericht;

 

g.         de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat, waarbij de dakopbouw wordt meegerekend;

 

h.         de afstand van gebouwen, een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping niet meegerekend, tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen minimaal 1,00 meter en bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan één zijde minimaal 1,00 meter.

 

16.2.2   Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ worden opgericht;

 

b.         de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt, op een bouwperceel met een oppervlakte van maximaal 500 m², maximaal 60 m² buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het erf maximaal 50% bedraagt en een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 15 m² onbebouwd en onoverdekt blijft;

 

c.         de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt, op een bouwperceel met een oppervlakte van minimaal 500 m², maximaal 90 m² buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het erf maximaal 50% bedraagt en een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 15 m² onbebouwd en onoverdekt blijft;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter.

 

e.         aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht.

 

16.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.               de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.               de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

 

c.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

16.3      Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.       lid 16.1.1 voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in een hoofdgebouw met in achtneming van de volgende regels:

1.      de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;

2.      beroepsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 25% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;

3.      bedrijfsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 20% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 20 m²;

4.      het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;

5.      het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, waarbij de parkeernormen uit de ASVV/CROW leidraad vormen, tenzij een afwijking ervan is gemotiveerd;

6.      er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd als ondergeschikte detailhandel gerelateerd aan het beroep of de activiteit;

7.      geen afwijkingsvergunning mag worden verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van bijlage I van het Bor valt;

8.      er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 

 

b.         lid 16.2.1, sub a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak oprichten van een hoofdgebouw, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.