Regels

behorende bij het bestemmingsplan ‘Sas van Gent’ van de gemeente Terneuzen

 

 

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.    plan

het bestemmingsplan ‘Sas van Gent’ van de gemeente Terneuzen;

 

2.    bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BPSVG01-VG99 met bijbehorende regels;

 

3.    kaart

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BPSVG01-VG99;

 

4.    aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5.    aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6.    aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

7.    aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of een deel van een hoofdgebouw, in functioneel en bouwkundig opzicht zodanig met het hoofdgebouw verbonden dat het daarmee één geheel vormt en dat in bouwkundig opzicht herkenbaar blijft als een afzonderlijke, uiterlijk ondergeschikte, aanvulling op het hoofdgebouw;

 

8.    achterste bouwperceelsgrens

de kadastrale grens aan de achterzijde, de van de wegzijde afgekeerde grens, bij een bouwperceel die de zijkanten van een bouwperceel verbindt. Indien meerdere zijden van het bouwperceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste bouwperceelsgrens aan;

 

9.    afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

 

10. archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

11. Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

12. bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

13. bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

14. bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

 

15. bedrijfsmatige activiteiten in een woning

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningplicht op grond van bijlage I van het Bor geldt;

 

16. bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

17. beleidsvisie Externe Veiligheid van de gemeente Terneuzen

de beleidsvisie Externe Veiligheid van de gemeente Terneuzen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

18. beroepsmatige activiteiten in een woning

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningplicht op grond van bijlage I van het Bor geldt;

 

19. bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

20. bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

21.  bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

22.  Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

23.  Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

24. Bor

Besluit omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

25. bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

26. bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

27. bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

28. bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

29. bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

30. bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

31. bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

32. bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

33. café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;

 

34. cafetaria/snackbar/afhaalservice

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken;

 

35. cultuurhistorische waarde

de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

 

36. dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

 

37. dagrecreatieve voorziening

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

 

38. dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

39. dakkapel

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

 

40. dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst, zodanig dat geheel of gedeeltelijk een bouwlaag wordt toegevoegd;

 

41. detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

42. dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes;

 

43. discotheek of bar/dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen;

 

44. erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

45. erfafscheiding

de afscheiding van het erf;

 

46. escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

 

47. evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur;

 

48. evenementenhal

een overdekte ruimte ten behoeve van niet-permanente publieksactiviteiten, manifestaties, beurzen, evenementen, sportactiviteiten, tentoonstellingen, optredens en dergelijke;

 

49. gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

50. geluidsbelasting vanwege een weg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wgh;

 

51. geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;

 

52. geluidsbelasting vanwege een spoorweg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;

 

53. geluidsgevoelige objecten

woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en de artikelen 1.1 en 1.2 van het Besluit geluidhinder;

 

54. geluidproducerende inrichtingen

inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wgh;

55. gestapeld

een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;

 

56. grondgebonden agrarisch bedrijf

een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond, nader te onderscheiden in:

a.       akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;

b.       fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;

c.       sierteelt: de teelt van siergewassen en vaste planten;

d.       boomteelt: de teelt van bomen als siergewas;

e.       bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;

f.       boomkwekerij: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;

g.       grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;

h.       paardenfokkerij: het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;

 

57. hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeurswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wgh c.q. het Besluit geluidhinder;

 

58. hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

59. horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

a.       het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken;

b.       het exploiteren van zaalaccommodatie;

c.       het verstrekken van nachtverblijf;

 

60. hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

 

61.         intensieve veehouderij

het houden van of mesten van melkvee, slacht-, fok-, leg-, pelsdieren, in gebouwen, zonder of nagenoeg  zonder weidegang;

 

62.         kampeermiddel:

a.       een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.       enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Ww een bouwvergunning, per 1 oktober 2010 een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub a Wabo, vereist is;

c.       een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

63. kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

 

64. landschapswaarde

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

 

65. leidingen

a.       hoogspanningsverbindingen van 50 kV en hoger;

b.       buisleidingen voor transport van aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm en een druk van meer dan 16 bar;

c.       buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm en een druk van meer dan 16 bar;

d.       buisleidingen met een diameter van 400 mm of meer buiten de bebouwde kom;

e.       buisleidingen voor transport van afvalwater met een diameter van 400 mm of meer van het waterschap. (hoofdtransportleidingen van en naar de afvalwaterzuiveringsinrichting);

f.       buisleidingen voor transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risico’s met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken;

 

66. maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

67. maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

 

68. MER

een Milieueffectrapport;

 

69. mestopslagruimte

een ruimte voor de opslag van mest, zoals een mestzak of een foliebassin;

 

70. milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

 

71. molenbiotoop

de omgeving waarmee een molen in relatie staat en welke van fundamenteel belang is voor de werking en het behoud van de molen;

 

72. molendeskundige

door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;

 

73. nevenactiviteiten

activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;

 

74. nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

 

75. onevenredige afbreuk aan de gebruiks­mogelijkheden

a.       onevenredig nadelige veranderingen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw;

b.       onevenredig grote verkeersaantrekkende werking;

c.       onevenredig grote parkeerdruk op de openbare ruimte;

 

76. overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

 

77. patiowoning

woning waarbij de binnenplaats (patio) aan meerdere zijden is omsloten door wanden;

 

78. peil

a.       voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

b.       in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

c.       bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

 

79. productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

80. prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

81. raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 

 

82. recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

83. restaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;

 

84. seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

 

85. seksbioscoop/sekstheater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

 

86. seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

87. straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

88. twee-aaneen

blokken van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

89. verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans, woonwagens en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde;

 

90. verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel ofwel de netto-vloeroppervlakte;

 

91. volktuinen

gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;

 

92. voorgevel

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw;

 

93. voorkeurswaarde

de geluidsbelasting die op grond van de Wgh zonder meer aanvaard wordt ter plaatse van een geluidsgevoelig object;

 

94. voorste bouwperceelsgrens

de kadastrale grens aan de wegzijde bij een bouwperceel die de zijkanten van een bouwperceel verbindt. Indien meerdere zijden van het bouwperceel naar de weg gekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een voorste bouwperceelsgrens aan;

 

95. vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

 

96. vuurwerkbedrijven

bedrijven, in hoofdzaak gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

 

97. Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

98. Wed

de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

99. weg

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

100.      weidegang

gedurende een substantieel deel van het jaar buiten laten lopen van de dieren, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid;

 

101.      Wgh

de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

102.      woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

103.      zorginstelling

collectieve voorzieningen ten dienste van een woongebouw gericht op de verzorging, op medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied, van de bewoners van het hoofdgebouw, dat door de beperkte omvang in een onderdeel van dat woongebouw kan worden uitgeoefend;

 

104.      Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

105.      Ww

de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

 

106.      zijdelingse bouwperceelsgrens

de kadastrale grens van een bouwperceel tussen twee bouwpercelen, die voor- en achterzijde van een bouwperceel verbindt.

 

 

Artikel 2

Wijze van meten

2.1         Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.    afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.    de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

3.    het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

 

4.    de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

5.    de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

6.    de breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

 

7.    verticale diepte van een gebouw

vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

 

8.    het vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

 

9.    de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2         Ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, schoorstenen, gootlijsten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons, galerijen, noodtrappen, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, stoeptreden, dorpels, overstekende daken en dergelijke naar aard- en omvang ondergeschikte bouwonderdelen, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

 

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Agrarisch

3.1         Bestemmingsomschrijving

3.1.1     Bestemming

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         grondgebonden agrarische bedrijven;

 

b.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen, overkappingen en mestopslagruimten;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2         Bouwregels

3.2.1     Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         schuilgelegenheden en melkstallen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² per bedrijf en een goothoogte van maximaal 3,00 meter;

 

b.               schuren ten behoeve van een fruitteeltbedrijf zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² per bedrijf en een goothoogte van maximaal 4,00 meter.

 

3.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

3.3         Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de oprichting van gebouwen, overkappingen, mestopslagruimten en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat het oprichten gelet op de aard, inrichting, omvang en continuïteit noodzakelijk dient te zijn voor een doelmatige bedrijfsuitvoering.

3.4         Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik als bedoeld in de Wro en Wabo wordt in ieder geval gerekend:

 

a.         het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij;

 

b.               het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met dien verstande dat detailhandel van in hoofdzaak eigen producten tot een oppervlakte van 100 m² niet tot het verboden gebruik gerekend wordt.

 

 

Artikel 4

Bedrijf

4.1         Bestemmingsomschrijving

4.1.1     Bestemming

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.               ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.               ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijven tot en met categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

c.               ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’: bedrijven tot en met categorie 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

d.               ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’: bedrijven uit categorie 3.1 tot en met categorie 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

e.               ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’: bedrijven uit categorie 3.1 tot en met categorie 4.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

f.                ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 5.1’: bedrijven uit categorie 3.2 tot en met 5.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

g.               ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’: uitsluitend een nutsvoorziening;

 

h.               ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - glasfabriek’: tevens een glasfabriek;

 

i.                 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - ijzergieterij’: tevens een ijzergieterij;

 

j.                ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - kunstmestfabriek’: tevens een kunstmestfabriek;

 

k.               ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – zetmeelfabriek en alcoholfabriek’: tevens een zetmeelfabriek en alcoholfabriek;

 

l.                 ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen’: een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;

 

m.             ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: tevens een bedrijfswoning;

 

n.               ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’: tevens een geluidwerende voorziening;

 

o.               ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: opslag van goederen en materialen aan de voorzijde van het perceel tot een hoogte van 6,00 meter;

 

p.               toegangs- en ontsluitingswegen;

 

q.               verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

4.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2         Bouwregels

4.2.1     Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de bebouwde oppervlakte per bouwperceel bedraagt maximaal 75%, met dien verstande dat bouwwerken zo gesitueerd worden dat er voldoende ruimte beschikbaar blijft om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien;

 

c.         er mag, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, een bedrijfswoning worden opgericht, met inachtneming dat het maximale aantal bedrijfswoningen het op de kaart aangegeven aantal wooneenheden bedraagt indien dit op de kaart is opgenomen, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ bedraagt en de goot- en bouwhoogte maximaal 6,00 meter respectievelijk 10,00 meter;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 5,00 meter mag worden overschreden ten behoeve van masten, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

4.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 3,00 meter;

 

b.               de bouwhoogte van de geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ bedraagt maximaal 20 meter;

 

c.               de bouwhoogte van schoorstenen bedraagt maximaal 99 meter;

 

d.               de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 25 meter, tenzij op de kaart reeds een hogere bouwhoogte is toegestaan. Als op de kaart een hogere bouwhoogte is toegestaan, dan geldt die bouwhoogte ook als bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3         Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.         lid 4.2.1, sub b teneinde het bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen, indien dit noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf of om te kunnen voldoen aan milieueisen;

 

b.         lid 4.2.1, sub d voor het verhogen van de op de kaart aangegeven bouwhoogte tot

§    15 meter, daar waar op de kaart 10,00 meter is aangegeven;

§    22,50 meter, daar waar op de kaart 15 meter is aangegeven;

§    37,50 meter, daar waar op de kaart 25 meter is aangegeven;

§    60 meter, daar waar op de kaart 40 meter is aangegeven,

met dien verstande dat de hoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering én is aangetoond dat het bouwvolume waarvoor de afwijking wordt verleend, niet binnen de rechtstreeks toelaatbare bouwgrenzen kan worden gerealiseerd;

 

c.               lid 4.2.1, sub d voor het verhogen van de op de kaart aangegeven bouwhoogte tot maximaal 80 meter hoogte, met een maximum van 10% van het bouwperceel indien het technische installaties betreft, zoals koeltorens en torenkranen;

 

d.               lid 4.2.2, sub d voor het verhogen van de op de kaart aangegeven bouwhoogte tot maximaal 80 meter hoogte, met een maximum van 10% van het bouwperceel indien het technische installaties betreft, zoals koeltorens en torenkranen.

4.4         Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik als bedoeld in de Wro en Wabo wordt in ieder geval gerekend:

 

a.         de onbebouwde gronden die zijn gelegen voor de voorgevel van gebouwen en/of langs de interne ontsluitingsstructuur en/of langs de randen van het bedrijventerrein te gebruiken voor de opslag van goederen en materialen tenzij de aanduiding ‘opslag’ is gebruikt;

 

b.         de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen hoger dan 4,00 meter;

 

c.         het oprichten van nieuwe Bevi-inrichtingen, MER-(beoordelings)plichtige bedrijven en vuurwerkbedrijven;

 

d.         het oprichten van geluidproducerende inrichtingen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – Industrie’.

4.5         Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.         lid 4.1.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan de in lid 4.1.1 genoemde categorieën, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.         lid 4.1.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als genoemd in lid 4.1.1.

4.6         Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Verkeer’ als daar behoefte aan is én dit als wenselijk wordt beoordeeld, met dien verstande dat de regels ten aanzien van de bestemming ‘Verkeer’ overeenkomstig van toepassing zijn.

 

 

Artikel 5

Centrum

5.1         Bestemmingsomschrijving

5.1.1     Bestemming

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.         detailhandel en dienstverlening;

 

c.         kantoor;

 

d.         wonen;

 

e.         horecabedrijven, voor zover die voorkomen in de bij deze regels behorende categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

 

f.         ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 1d: tevens horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1d van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

 

g.         ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’: tevens horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag én maximaal één horecabedrijf per aanduiding;

 

h.         ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’: tevens een seksinrichting;

 

i.          ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van centrum - molen’: uitsluitend een molen met bijbehorende voorzieningen en activiteiten, voor zover deze bijdragen aan de instandhouding van de cultuurhistorische en landschapswaarden, met daaraan ondergeschikte functies ten dienste van het toegestane gebruik;

 

j.         ter plaatse van de aanduiding ‘religie’: uitsluitend een kerk;

 

k.         ter plaatse van de aanduiding ‘verenigingsleven’: tevens een verenigingsgebouw;

 

l.          ter plaatse van de aanduiding ‘sport’: tevens een body- en fitness-studio;

 

m.        verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

5.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2         Bouwregels

5.2.1     Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het op de kaart aangegeven maximale aantal wooneenheden indien dit op de kaart is opgenomen;

 

b.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat, waarbij de dakopbouw wordt meegerekend;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter;

 

d.         per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan, met uitzondering van de bouwpercelen met de aanduiding ‘gestapeld’.

 

5.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

5.3         Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.1, sub d voor het realiseren van (gestapelde) woningen, mits vooraf een schriftelijk stedenbouwkundig advies is ingewonnen en het initiatief binnen het geldende woningbouwbeleid past.

5.4         Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.         lid 5.1.1 teneinde horecabedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan de in lid 5.1.1 genoemde categorieën, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot de in lid 5.1.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

 

b.         lid 5.1.1 teneinde horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten als genoemd in lid 5.1.1.

5.5         Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de categorie-indeling van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen, met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

 

a.               de belasting van de bedrijven op het milieu dient daartoe aanleiding te geven;

 

b.         voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een milieudeskundige omtrent de mogelijke gevolgen.

 

 

Artikel 6

Gemengd - 1

 

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1     Bestemming

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

 

b.         wonen;

 

c.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

6.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2         Bouwregels

6.2.1     Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de bebouwde oppervlakte per bouwperceel bedraagt maximaal 60%;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter;

 

e.         per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan;

 

6.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

6.3         Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 6.1 teneinde detailhandelsbedrijven en dienstverlenende bedrijven tevens op de tweede of hogere bouwlaag toe te laten, met dien verstande dat is aangetoond dat geen mogelijkheden voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak op de eerste bouwlaag aanwezig is.

6.4         Wijzigingsbevoegdheid

6.4.1     Functiewijziging naar ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd -1’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat de volgende regels in acht genomen dienen te worden:

 

a.         de nieuwe woningen dienen te passen in het provinciaal planningsstelsel voor woningbouw;

 

b.         de nieuwe woningen mogen geen hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;

 

c.         de hoogte en andere maten van de gebouwen dienen te worden afgestemd op de gebouwen in de omgeving;

 

d.         er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn en voldaan moet worden aan de vereisten inzake economische uitvoerbaarheid;

 

e.         de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ zijn van overeenkomstige toepassing.

 

6.4.2     Functiewijziging naar ‘Gemengd - 3’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd - 1’ te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd - 3’, met dien verstande dat de volgende regels in acht genomen dienen te worden:

 

a.         nieuwvestiging van een kantoor dient te voorzien in een lokale behoefte. Dit dient te worden aangetoond met een door de initiatiefnemer daarnaar ingesteld onderzoek;

 

b.         de hoogte en andere maten van de gebouwen dienen te worden afgestemd op de gebouwen in de omgeving;

 

c.         er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn en voldaan moet worden aan de vereisten inzake economische uitvoerbaarheid;

 

d.         de regels ten aanzien van de bestemming ‘Gemengd – 3’ zijn van overeenkomstige toepassing.

 

 

Artikel 7

Gemengd - 2

7.1         Bestemmingsomschrijving

7.1.1     Bestemming

De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1a’: horecabedrijven voor zover die voorkomen in de bij deze regels behorende categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 1b’: horecabedrijven voor zover die voorkomen in de bij deze regels behorende categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’: horecabedrijven voor zover die voorkomen in de bij deze regels behorende categorie 1a, 1b en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’: tevens voor een seksinrichting;

 

e.         wonen;

 

f.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

7.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2         Bouwregels

7.2.1     Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de bebouwde oppervlakte per bouwperceel bedraagt maximaal 60%;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter;

 

e.         per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.

 

7.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

7.3         Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.         lid 7.1.1 teneinde horecabedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan de in lid 7.1.1 genoemde categorieën, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot de in lid 7.1.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

 

b.         lid 7.1.1 teneinde horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten als genoemd in lid 7.1.1.

7.4         Wijzigingsbevoegdheid

7.4.1     Wijziging Staat van Horeca-activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de categorie-indeling van de bij dit artikel behorende Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen, met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

 

a.               de belasting van de bedrijven op het milieu dient daartoe aanleiding te geven;

 

b.         voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een milieudeskundige omtrent de mogelijke gevolgen.

 

7.4.2     Functiewijziging naar ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd - 2’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat de volgende regels in acht genomen dienen te worden:

 

a.         de nieuwe woningen dienen te passen in het provinciaal planningsstelsel voor woningbouw;

 

b.         de nieuwe woningen mogen geen hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;

 

c.         de hoogte en andere maten van de gebouwen dienen te worden afgestemd op de gebouwen in de omgeving;

 

d.         er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn en voldaan moet worden aan de vereisten inzake economische uitvoerbaarheid;

 

e.         de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ zijn van overeenkomstige toepassing.

 

7.4.3     Functiewijziging naar ‘Gemengd - 3’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd - 2’ te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd - 3’, met dien verstande dat de volgende regels in acht genomen dienen te worden:

 

a.         nieuwvestiging van een kantoor dient te voorzien in een lokale behoefte. Dit dient te worden aangetoond met een door de initiatiefnemer daarnaar ingesteld onderzoek;

 

b.         de hoogte en andere maten van de gebouwen dienen te worden afgestemd op de gebouwen in de omgeving;

 

c.         er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn en voldaan moet worden aan de vereisten inzake economische uitvoerbaarheid;

 

d.         de regels ten aanzien van de bestemming ‘Gemengd - 3’ zijn van overeenkomstige toepassing.

 

 

Artikel 8

Gemengd - 3

8.1         Bestemmingsomschrijving

8.1.1     Bestemming

De voor ‘Gemengd - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         kantoren, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

 

b.         wonen;

 

c.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

8.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2         Bouwregels

8.2.1     Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de bebouwde oppervlakte per bouwperceel bedraagt maximaal 60%;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter;

 

e.         per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.

 

8.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

8.3         Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd - 3’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat de volgende regels in acht genomen dienen te worden:

 

a.         de nieuwe woningen dienen te passen in het provinciaal planningsstelsel voor woningbouw;

 

b.         de nieuwe woningen mogen geen hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;

 

c.         de hoogte en andere maten van de gebouwen dienen te worden afgestemd op de gebouwen in de omgeving;

 

d.         er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn en voldaan moet worden aan de vereisten inzake economische uitvoerbaarheid;

 

e.         de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ zijn van overeenkomstige toepassing.

 

 

Artikel 9

Gemengd - 4

9.1         Bestemmingsomschrijving

9.1.1     Bestemming

De voor ‘Gemengd - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.         voorzieningen voor het verenigingsleven;

 

c.         musea;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’: tevens een geluidwerende voorziening;

 

e.         ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 1b’: tevens horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1a en 1b van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

f.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

9.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2         Bouwregels

9.2.1     Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de bebouwde oppervlakte per bouwperceel bedraagt maximaal 60%;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter.

 

9.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van de geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ bedraagt maximaal 20 meter;

 

c.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

9.3         Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.         lid 9.1.1 teneinde horecabedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan de in lid 9.1.1 genoemde categorieën, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot de in lid 9.1.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

 

b.         lid 9.1.1 teneinde horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten als genoemd in lid 9.1.1.

9.4         Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de categorie-indeling van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen, met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

 

a.               de belasting van de bedrijven op het milieu dient daartoe aanleiding te geven;

 

b.         voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een milieudeskundige omtrent de mogelijke gevolgen.

 

 

Artikel 10

Groen

10.1      Bestemmingsomschrijving

10.1.1   Bestemming

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         groenvoorzieningen;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’: tevens het gebruik van de gronden ten behoeve van laden en lossen van land naar water en omgekeerd;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘park’: tevens voor landschappelijke inpassing, groen, water en recreatieve nevenvoorzieningen;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – camperplaatsen’: tevens camperplaatsen;

 

e.         ter plaatse van de aanduiding ‘skeelerbaan’: tevens een skatebaan;

 

f.         water, waterberging, waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

10.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2      Bouwregels

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.               de oppervlakte van een bergbezinkbassin bedraagt maximaal 1.000 m3;

 

b.               de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4,00 meter;

 

c.               de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

10.3      Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’, om via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 10.2, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 50 meter mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

10.4      Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – camperplaatsen’ zijn camperplaatsen toegestaan met inachtneming van het op de kaart aangegeven maximale aantal.

 

 

Artikel 11

Maatschappelijk

11.1      Bestemmingsomschrijving

11.1.1   Bestemming

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         het uitoefenen van activiteiten gericht op de educatieve, sociale, medische, maatschappelijke, levensbeschouwelijke en openbare dienstverlening met dien verstande dat deze maatschappelijke voorzieningen geen geluidsgevoelige objecten betreffen;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’: uitsluitend een begraafplaats;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’: uitsluitend een schoolplein;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’: uitsluitend een school;

 

e.         ter plaatse van de aanduiding ‘verenigingsleven’: uitsluitend een verenigingsgebouw;

 

f.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

11.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2      Bouwregels

11.2.1   Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de bebouwde oppervlakte per bouwvlak bedraagt maximaal 60%, tenzij op de kaart anders is aangegeven;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter.

 

11.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

 

Artikel 12

Recreatie

12.1      Bestemmingsomschrijving

12.1.1   Bestemming

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’: uitsluitend volkstuinen;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - scouting’: uitsluitende de scouting;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘kinderboerderij’: uitsluitend een kinderboerderij;

 

d.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterberging en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

12.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2      Bouwregels

12.2.1   Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per volkstuin maximaal 10 m²;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat.

 

12.2.1   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 15 meter;

 

c.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

 

Artikel 13

Sport

13.1      Bestemmingsomschrijving

13.1.1   Bestemming

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         sportvoorzieningen en het uitoefenen van sportactiviteiten;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘zwembad’: uitsluitend een zwembad;

 

c.         ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van deze bestemming;

 

d.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

13.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen en overkappingen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2      Bouwregels

13.2.1   Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.         de gezamenlijk oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven oppervlakte;

 

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter.

 

13.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 15 meter;

 

c.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

 

 

Artikel 14

Verkeer

14.1      Bestemmingsomschrijving

14.1.1   Bestemming

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         wegen, straten, fiets- en voetpaden, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: uitsluitend garages voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’: tevens het gebruik van de gronden ten behoeve van laden en lossen van land naar water en omgekeerd;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘spoorweg’: uitsluitend een spoorweg, alsmede voor de daarbij behorende spoorwegovergangen, viaducten, spoorwegemplacementen, taluds, geluidwerende voorzieningen en overige voorzieningen;

 

e.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – rangeerterrein’: uitsluitend een rangeerterrein met de daarbij behorende voorzieningen;

 

f.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – bluswaterkelder’: tevens een bluswaterkelder;

 

g.         groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen water, waterberging, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

14.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2      Bouwregels

14.2.1   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 25 m²;

 

b.         de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 5,00 meter respectievelijk 10,00 meter, tenzij anders op de kaart is aangeduid.

 

14.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte van een bergbezinkbassin bedraagt maximaal 1.000 m3;

 

b.         de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

c.         de bouwhoogte van de bluswaterkelder bedraagt maximaal 1,50 meter;

 

d.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘spoorweg’ de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 10,00 meter bedraagt;

 

e.         de vrije hoogte bedraagt minimaal 5,00 meter.

14.3      Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’, om via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 14.2.2, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 50 meter mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

Artikel 15

Water

15.1      Bestemmingsomschrijving

15.1.1   Bestemming

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         water, waterberging, bergbezinkbassins, keermuren ten behoeve van de waterbeheersing, duikers, bruggen, steigers, kade- en afmeervoorzieningen en peilregelende kunstwerken;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’: mede een brug;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘haven’: een haven ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’: een jachthaven ten behoeve van de recreatievaart;

 

e.         ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’: tevens het gebruik van de gronden ten behoeve van laden en lossen van land naar water en omgekeerd;

 

f.         andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

15.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2      Bouwregels

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘haven’ en de aanduiding ‘jachthaven’ bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van beweegbare delen maximaal 25 meter bedraagt;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

15.3      Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’, om via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 15.2, sub b tot een bouwhoogte van maximaal 50 meter mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

 

Artikel 16

Wonen

16.1      Bestemmingsomschrijving

16.1.1   Bestemming

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.         wonen;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘erf’: uitsluitend een erf;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’: uitsluitend een woonzorginstelling;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’: tevens een praktijkruimte;

 

e.         verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

16.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         hoofdgebouwen;

 

b.         aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

 

c.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2      Bouwregels

16.2.1   Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het op de kaart aangegeven maximale aantal wooneenheden en/of het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage indien dit op de kaart is opgenomen;

 

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde hoofdgebouwen worden opgericht;

 

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend vrijstaande, twee-aaneen gebouwde, aaneengebouwde en gestapelde hoofdgebouwen worden opgericht;

 

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen uitsluitend vrijstaande of twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden opgericht;

 

e.         ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;

 

f.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ mogen uitsluitend patiowoningen worden opgericht;

 

g.         de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat, waarbij de dakopbouw wordt meegerekend;

 

h.         de afstand van gebouwen, een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping niet meegerekend, tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen minimaal 1,00 meter en bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan één zijde minimaal 1,00 meter.

 

16.2.2   Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ worden opgericht;

 

b.         de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt, op een bouwperceel met een oppervlakte van maximaal 500 m², maximaal 60 m² buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het erf maximaal 50% bedraagt en een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 15 m² onbebouwd en onoverdekt blijft;

 

c.         de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt, op een bouwperceel met een oppervlakte van minimaal 500 m², maximaal 90 m² buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het erf maximaal 50% bedraagt en een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 15 m² onbebouwd en onoverdekt blijft;

 

d.         de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter respectievelijk 6,00 meter.

 

e.         aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht.

 

16.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.               de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;

 

b.               de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

 

c.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

16.3      Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.       lid 16.1.1 voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in een hoofdgebouw met in achtneming van de volgende regels:

1.      de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;

2.      beroepsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 25% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;

3.      bedrijfsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 20% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 20 m²;

4.      het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;

5.      het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, waarbij de parkeernormen uit de ASVV/CROW leidraad vormen, tenzij een afwijking ervan is gemotiveerd;

6.      er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd als ondergeschikte detailhandel gerelateerd aan het beroep of de activiteit;

7.      geen afwijkingsvergunning mag worden verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van bijlage I van het Bor valt;

8.      er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 

 

b.         lid 16.2.1, sub a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak oprichten van een hoofdgebouw, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

 

Artikel 17

Leiding – Gas - 1

17.1      Bestemmingsomschrijving

17.1.1   Bestemming

De voor ‘Leiding – Gas - 1’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

a.               een ondergrondse aardgasleiding van maximaal 16 inch en 40 bar inclusief zone;

 

met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

17.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2      Bouwregels

17.2.1   Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met in­achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts wor­den gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieu­wing of veran­dering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de oppervlakte, voor zover gele­gen op of on­der peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

17.2.2   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

 

b.         de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

17.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

           de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

17.3      Afwijking van de bouwregels

17.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 17.2.1, mits de bij de betrokken bestemming behoren­de regels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

17.3.2   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

17.4      Omgevingsvergunning

17.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.         het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;

 

b.         het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

 

c.         het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

 

d.         het aanbrengen van diep wortelende beplantingen;

 

e.         het verrichten van grondophogingen;

 

f.         het indrijven van voorwerpen;

 

g.         het verrichten van graafwerkzaamheden;

 

h.         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

 

i.          het permanent opslaan van goederen.

 

17.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.         werken of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

 

b.         werken of werkzaamheden die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

 

c.         werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

 

d.         graafwerkzaamheden welke als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

17.4.3   Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende zone.

17.4.4   Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

 

Artikel 18

Leiding – Gas - 2

18.1      Bestemmingsomschrijving

18.1.1   Bestemming

De voor ‘Leiding – Gas - 2’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

a.            een ondergrondse aardgasleiding van maximaal 6 inch en 80 bar inclusief zone;

 

met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

18.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2      Bouwregels

18.2.1   Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met in­achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts wor­den gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieu­wing of veran­dering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de oppervlakte, voor zover gele­gen op of on­der peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

18.2.2   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

 

b.         de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

18.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

18.3      Afwijking van de bouwregels

18.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.1, mits de bij de betrokken bestemming behorende regels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

18.3.2   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

18.4      Omgevingsvergunning

18.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.         het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;

 

b.         het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

 

c.         het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

 

d.         het aanbrengen van diep wortelende beplantingen;

 

e.         het verrichten van grondophogingen;

 

f.         het indrijven van voorwerpen;

 

g.         het verrichten van graafwerkzaamheden;

 

h.         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

 

i.          het permanent opslaan van goederen.

 

18.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.         werken of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

 

b.         werken of werkzaamheden die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

 

c.         werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

 

d.         graafwerkzaamheden welke als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

18.4.3   Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende zone.

18.4.4   Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

Artikel 19

Leiding – Hoogspanning

19.1      Bestemmingsomschrijving

19.1.1   Bestemming

De voor ‘Leiding - Hoogspanning’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

a.               een ondergrondse hoogspanningsleiding van 50 kV inclusief zone;

 

met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

19.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 19.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2      Bouwregels

19.2.1   Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met in­achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts wor­den gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieu­wing of veran­dering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de oppervlakte, voor zover gele­gen op of on­der peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

19.2.2   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

 

b.         de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

19.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

19.3      Afwijking van de bouwregels

19.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 19.2.1, mits de bij de betrokken bestemming behorende regels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

19.3.2   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

19.4      Omgevingsvergunning

19.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.         het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;

 

b.         het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

 

c.         het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

 

d.         het aanbrengen van diep wortelende beplantingen;

 

e.         het verrichten van grondophogingen;

 

f.         het indrijven van voorwerpen;

 

g.         het verrichten van graafwerkzaamheden;

 

h.         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

 

i.          het permanent opslaan van goederen.

 

19.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.         werken of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

 

b.         werken of werkzaamheden die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

 

c.         werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

 

d.         graafwerkzaamheden welke als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

19.4.3   Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende zone.

19.4.4   Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

Artikel 20

Leiding – Riool

20.1      Bestemmingsomschrijving

20.1.1   Bestemming

De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

a.               een ondergrondse afvalwaterleiding van het waterschap met een doorsnee van 400 mm of meer inclusief zone;

 

met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

20.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 20.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2      Bouwregels

20.2.1   Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met in­achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts wor­den gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieu­wing of veran­dering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de oppervlakte, voor zover gele­gen op of on­der peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

20.2.2   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

 

b.         de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

20.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

20.3      Afwijking van de bouwregels

20.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 20.2.1, mits de bij de betrokken bestemming behorende regels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

20.3.2   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

20.4      Omgevingsvergunning

20.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.         het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;

 

b.         het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

 

c.         het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

 

d.         het aanbrengen van diep wortelende beplantingen;

 

e.         het verrichten van grondophogingen;

 

f.         het indrijven van voorwerpen;

 

g.         het verrichten van graafwerkzaamheden;

 

h.         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

 

i.          het permanent opslaan van goederen.

 

20.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 20.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.         werken of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

 

b.         werken of werkzaamheden die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

 

c.         werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

 

d.         graafwerkzaamheden welke als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

20.4.3   Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende zone.

20.4.4   Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

Artikel 21

Leiding – Water - 1

21.1      Bestemmingsomschrijving

21.1.1   Bestemming

De voor ‘Leiding – Water - 1’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

a.            een ondergrondse waterleiding met een doorsnee van 400 mm of meer inclusief zone;

 

met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

21.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 21.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2      Bouwregels

21.2.1   Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met in­achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts wor­den gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieu­wing of veran­dering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de oppervlakte, voor zover gele­gen op of on­der peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

21.2.2   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

 

b.         de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

21.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

21.3      Afwijking van de bouwregels

21.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 21.2.1, mits de bij de betrokken bestemming behorende regels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

21.3.2   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

21.4      Omgevingsvergunning

21.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.         het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;

 

b.         het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

 

c.         het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

 

d.         het aanbrengen van diep wortelende beplantingen;

 

e.         het verrichten van grondophogingen;

 

f.         het indrijven van voorwerpen;

 

g.         het verrichten van graafwerkzaamheden;

 

h.         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

 

i.          het permanent opslaan van goederen.

 

21.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.         werken of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

 

b.         werken of werkzaamheden die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

 

c.         werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

 

d.         graafwerkzaamheden welke als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

21.4.3   Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende zone.

21.4.4   Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

 

 

Artikel 22

Leiding – Water - 2

22.1      Bestemmingsomschrijving

22.1.1   Bestemming

De voor ‘Leiding – Water - 2’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

a.            een ondergrondse waterleiding met een doorsnee van 600 mm of meer inclusief zone;

 

met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

22.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 22.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2      Bouwregels

22.2.1   Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met in­achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts wor­den gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieu­wing of veran­dering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de oppervlakte, voor zover gele­gen op of on­der peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

22.2.2   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

 

b.         de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

22.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

22.3      Afwijking van de bouwregels

22.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 22.2.1, mits de bij de betrokken bestemming behorende regels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

22.3.2   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

22.4      Omgevingsvergunning

22.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.         het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;

 

b.         het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

 

c.         het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

 

d.         het aanbrengen van diep wortelende beplantingen;

 

e.         het verrichten van grondophogingen;

 

f.         het indrijven van voorwerpen;

 

g.         het verrichten van graafwerkzaamheden;

 

h.         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

 

i.          het permanent opslaan van goederen.

 

22.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.         werken of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

 

b.         werken of werkzaamheden die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

 

c.         werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

 

d.         graafwerkzaamheden welke als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

22.4.3   Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende zone.

22.4.4   Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

Artikel 23

Waarde – Archeologie - A

23.1      Bestemmingsomschrijving

23.1.1   Bestemming

De voor ‘Waarde - Archeologie - A’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

 

a.         het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;

 

           met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

23.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 23.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2      Bouwregels

23.2.1   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

23.2.2   Bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

a.               ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan groter is dan 100 m² en/of waarbij grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;

 

b.               het bepaalde onder lid 23.2.2, sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3      Afwijking van de bouwregels

23.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder lid 23.2.2, sub a ten behoeve van het bouwen van een bouwplan groter dan 100 m² en/of dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

23.3.2  Voorwaarden

Indien uit het onder lid 23.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

 

1.               de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

 

2.               de verplichting tot het doen van opgravingen;

 

3.               de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige of het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

23.3.3   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

23.4      Omgevingsvergunning

23.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

a.               het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

 

b.               het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;

 

c.               het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

d.               het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;

 

e.               het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

f.                het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

 

g.               het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

h.               het omzetten van grasland in bouwland;

 

i.                 het aanleggen van ondergrondse kabels, leidingen als bedoeld in de begripsbepalingen en andere leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

 

23.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

 

a.               een bouwplan beslaan van ten hoogste 100 m²;

 

b.               het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

 

c.               reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

 

d.               ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

23.4.3   Voorwaarden

a.               De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 23.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

 

b.               Voor zover de in lid 23.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

 

1.        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

 

2.        de verplichting tot het doen van opgravingen, of

 

3.        de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

 

c.               De vergunning kan alleen verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

23.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 23.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

23.5      Slopen

23.5.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub g Wabo) te slopen.

 

23.5.2   Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid 23.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

 

1.               noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 23.2.2, sub b in acht is genomen;

 

2.               een bouwplan betreft kleiner dan 100 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;

 

3.               reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

23.5.3   Voorwaarden

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de bestemmingsplankaart en aangeduid met ‘Waarde - Archeologie - A’.

 

23.5.4   Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 100 m² en/of de verstoringsdiepte meer dan 0,50 meter.

 

23.5.5   Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

23.6      Wijzigingsbevoegdheid

           Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde -  Archeologie - A’, als bedoeld in lid 23.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

 

Artikel 24

Waarde – Archeologie - B

24.1      Bestemmingsomschrijving

24.1.1   Bestemming

De voor ‘Waarde - Archeologie - B’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

 

a.         het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;

 

           met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

24.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 24.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2      Bouwregels

24.2.1   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

24.2.2   Bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

a.               ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan groter is dan 500 m² en/of waarbij grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;

 

b.               het bepaalde onder lid 24.2.2, sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

24.3      Afwijking van de bouwregels

24.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder lid 24.2.2, sub a ten behoeve van het bouwen van een bouwplan groter dan 500 m² en/of dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

24.3.2  Voorwaarden

Indien uit het onder 24.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

 

1.               de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

 

2.               de verplichting tot het doen van opgravingen;

 

3.               de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige of het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

24.3.3   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

24.4      Omgevingsvergunning

24.4.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

a.               het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

 

b.               het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;

 

c.               het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

d.               het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;

 

e.               het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

f.                het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

 

g.               het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

h.               het omzetten van grasland in bouwland;

 

i.                 het aanleggen van ondergrondse kabels, leidingen als bedoeld in de begripsbepalingen en andere leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

 

24.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

 

a.               een bouwplan beslaan van ten hoogste 500 m²;

 

b.               het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

 

c.               reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

 

d.               ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

24.4.3   Voorwaarden

a.               De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

 

b.               Voor zover de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

 

1.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

 

2.     de verplichting tot het doen van opgravingen, of

 

3.     de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

 

c.               De vergunning kan alleen verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

24.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 24.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

24.5      Slopen

24.5.1   Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub g Wabo) te slopen.

 

24.5.2   Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid 24.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

 

1.               noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 24.2.2, sub b in acht is genomen;

 

2.               een bouwplan betreft kleiner dan 500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;

 

3.               reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

24.5.3   Voorwaarden

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de bestemmingsplankaart en aangeduid met ‘Waarde - Archeologie - B’.

 

24.5.4   Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 500 m² en/of de verstoringsdiepte meer dan 0,50 meter.

 

24.5.5   Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

24.6      Wijzigingsbevoegdheid

           Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde -  Archeologie - B’, als bedoeld in lid 24.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

 

Artikel 25

Waterstaat

25.1      Bestemmingsomschrijving

25.1.1   Bestemming

De voor ‘Waterstaat’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

a.         waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen;

 

met inachtneming van het volgende:

 

b.         in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

25.1.2   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 25.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.         gebouwen;

 

b.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.2      Bouwregels

25.2.1   Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².

 

25.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterbeheersing en scheepvaartbegeleiding bedraagt maximaal 10,00 meter;

 

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

25.3      Afwijking van de bouwregels

25.3.1   Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in lid 25.2.1, mits de bij de betrokken bestemming behorende regels in acht worden genomen en het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

 

25.3.2   Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de toelaatbaarheid van de afwijking.

 

 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

Artikel 26

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

Artikel 27

Algemene bouwregels

27          Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van de kaart en de regels vervat in hoofdstuk 2, worden over schreden door:

 

a.               tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, helling banen, funderingen, balkons, entreeportalen en afdaken, mits de overschrijding maximaal 1,50 meter bedraagt;

 

b.               tot gebouwen behorende erkers, serres en veranda's, mits de overschrijding maximaal 1,50 meter bedraagt en bovendien maximaal 50% van de diepte van gronden gelegen tussen de voorste bouwgrens en de voorste bouwperceelsgrens.

 

 

Artikel 28

Algemene gebruiksregels

28          Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in de Wro en de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

 

a.         het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;

 

b.         het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen, met dien verstande dat het gebruik van gronden of gebouwen als seksinrichting wel is toegestaan daar waar dit op de plankaart expliciet is aangegeven middels een aanduiding;

 

c.         het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen als inrichting ten behoeve van het verstrekken  van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet en/of als een smart- of growshop;

 

d.         het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen voor het opslaan van vuurwerk, voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kilo en 10.000 kilo betreft, ter plaatse van de bestemming ‘Detailhandel’ en ‘Gemengd’ en voor het opslaan van meer dan 1.000 kilo vuurwerk ter plaatse van de overige bestemmingen;

 

e.         het gebruiken of laten gebruiken van gronden of gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, met dien verstande dat het gebruik van gronden of gebouwen voor de uitoefening van detailhandel wel is toegestaan daar waar dit in de regels expliciet is aangegeven;

 

f.         het gebruiken of laten gebruiken van kampeermiddelen voor permanente bewoning;

 

g.         het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor bagger, grondspecie, vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, los afval, puin, grind en voor brandstoffen, met dien verstande dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming niet tot het verboden gebruik wordt gerekend;

 

h.         het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, met dien verstande dat de stalling van maximaal één toercaravan en/of boot op een bouwvlak ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’ niet tot het verboden gebruik wordt gerekend;

 

i.          het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;

 

j.         het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor de leidingen voor het transport van giftige stoffen, leidingen met brandbare en/of ontplofbare stoffen, aardgasleidingen onder een druk vanaf 10 bar en leidingen met een diameter vanaf 0,50 meter en met minimaal een regionale functie.

 

 

Artikel 29

Algemene aanduidingsregels

29.1      Geluidzone - Industrie

Binnen de op de kaart met gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie’ aangewezen gronden is het oprichten van nieuwe geluidsgevoelige objecten, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein ter plaatse van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of vastgestelde hogere grenswaarde.

29.2      Wro-zone – Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de op de kaart met gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – Wijzigingsgebied 1’ aangewezen gronden te wijzigen naar de bestemming ‘Gemengd - 1’ en/of ‘Gemengd – 3’ met inachtneming van de volgende regels:

 

a.         detailhandel is uitsluitend mogelijk indien aannemelijk is gemaakt dat vestiging in het bestaande centrum van Sas van Gent niet mogelijk is en de bestaande detailhandelsstructuur als geheel niet in ruime mate negatief wordt beïnvloed;

 

b.         een zelfstandig kantoor, maximaal 200 m² groot, en dienstverlening is alleen bestemd voor lokale bedrijven;

 

c.         woningen zijn niet toegestaan;

          

d.               aandacht dient te worden besteed aan de gemaakte belangenafweging;

 

e.               er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn en voldaan moet worden aan de vereisten inzake economische uitvoerbaarheid;

 

f.                er mogen geen onevenredige gevolgen ten opzichte van de naastgelegen waterkering plaatsvinden; daartoe wordt vooraf door burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de waterbeheerder gevraagd;

 

g.               de regels ten aanzien van de bestemming ‘Gemengd - 1’ en/of ‘Gemengd – 3’ zijn van overeenkomstige toepassing.

29.3      Wro-zone – Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de op de kaart met gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – Wijzigingsgebied 2’ aangewezen gronden te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de oprichting van maximaal 3 woningen met inachtneming van de volgende regels:

 

a.               uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen zijn toegestaan;

 

b.               de oriëntatie van de hoofdgebouwen dient gericht te zijn naar de Paul Krugersdreef en de Glacisstraat;

 

c.               aandacht dient te worden besteed aan de gemaakte belangenafweging;

 

d.               er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn en voldaan moet worden aan de vereisten inzake economische uitvoerbaarheid;

 

e.               de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ zijn van overeenkomstige toepassing.

29.4      Wro-zone – Wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ en/of de kaart en/of artikel 4 te wijzigen om, ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Wro- wijzigingsgebied 3’ een geluidwal met een maximale hoogte van 20 meter te realiseren indien dit uit milieutechnisch oogpunt noodzakelijk is ter voorkoming van geluidoverlast vanwege (uitbreiding van) aangrenzende bedrijven.

 

 

Artikel 30

Algemene afwijkingsregels

30          Afwijkingen

30.1      Algemene afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van de regels in dit plan voor:

 

a.               het afwijken van de in dit plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%, met dien verstande dat van deze bevoegdheid geen gebruik kan worden gemaakt indien reeds een omgevingsvergunning tot afwijking is verleend volgens artikel 4.3, sub b van dit bestemmingsplan;

 

b.               overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het bouwperceel. Hierbij zijn overschrijdingen met maximaal 3,00 meter toelaatbaar, waarbij het bouwvlak maximaal 10% mag worden vergroot;

 

c.               het oprichten van kleinschalige gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten behoeve van nutsvoorzieningen, dan wel om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen, noodzakelijk zijn. Voor het oprichten van voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie bedraagt de bouwhoogte maximaal 25 meter. Voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt de inhoud maximaal 50 m³ en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter.

 

30.2      Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestemming(en) van de betrokken en de aangrenzende gronden en de waarden als bedoeld in deze regels.

 

 

Artikel 31

Algemene wijzigingsregels

31          Wijzigingen

31.1      Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen voor:

 

a.               het afwijken van de in dit plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;

 

b.               overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het bouwperceel. Hierbij zijn overschrijdingen met maximaal 3 meter toelaatbaar, waarbij het bouwvlak maximaal 10% mag worden vergroot.

 

31.2      Verkeer, Groen en Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bestemming te wijzigen naar de bestemming ‘Verkeer’, ‘Groen’ en/of ‘Water’ met inachtneming van de volgende regels:

 

a.               aangetoond dient te zijn dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijke beleid inzake de verkeersstructuur, het waterbeheer, de groenstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;

 

b.               geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

c.               er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn.

 

31.3      Uitgifte openbare ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Groen’ te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’, teneinde bouwpercelen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, mits aangetoond is dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur.

 

31.4      Leidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de enkelbestemming ‘Verkeer’, ‘Bedrijf’, ‘Agrarisch’ en/of ‘Groen’ de begrenzing van een dubbelbestemming zoals bedoeld in de artikelen 17 tot en met 22 (planologisch relevante leidingen) te wijzigen teneinde op gewenste fysieke aanpassingen van de betreffende leiding te kunnen inspelen mits is aangetoond dat er vanuit milieuhygienisch oogpunt en met name de externe veiligheid geen belemmeringen zijn.

 

 

Artikel 32

Overige regels

Overtreding van het bepaalde in lid 17.4.1, lid 18.4.1, lid 19.4.1, lid 20.4.1, lid 21.4.1, lid 22.4.1, lid 23.4.1 en lid 24.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 20 Wed.

 

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 33

Overgangsrecht

33.1      Overgangsrecht gebruik:

a.               Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

 

b.               Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 33.1, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

 

c.               Indien het gebruik, bedoeld in het lid 33.1, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

 

d.               Lid 33.1, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

33.2      Overgangsrecht bouwwerken:

a.               Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub a Wabo, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.  gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.  na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning tot het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b.               Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken, via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo van lid 33.2, sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 33.2, sub a met maximaal 10%;

 

c.               Lid 33.2, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.3     Afwijking

           Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo afwijken.

33.4    Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten

a.               indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;

 

b.               in die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden;

 

c.               in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 Artikel 34

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Sas van Gent‘.