direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, 3e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.BGRWBP3H-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan ‘Buitengebied, 3e herziening’ van de gemeente Reimerswaal.

1.2 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.3 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van activiteiten.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

Indien en voor zover twee aanduidingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één aanduidingsvlak.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en / of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter, nader te onderscheiden in:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    • 2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 4. bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    • 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
    • 6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    • 7. grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en / of ander vee waarvoor de bedrijfsvoering (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
    • 8. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; het africhten van en de handel in paarden vindt in ondergeschikte mate plaats;
  • b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • c. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, nader te onderscheiden in:
    • 1. intensieve veehouderij: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel, al dan niet biologisch, dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en / of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, daaronder begrepen geiten- en schapenhouderijen;
    • 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
    • 3. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

1.7 agrarisch technisch hulpbedrijf

en bedrijf gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven of het opslaan van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven dan wel een bedrijf dat, voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen, uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden. Uienverwerkende bedrijven worden niet verstaan onder agrarisch technische hulpbedrijven.

1.8 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 anti-hagelkanon

bouwwerken, waarin een machine / generator is geplaatst voor het produceren van schokgolven, die de vorming van hagelstenen moeten voorkomen.

1.12 aquacultuur

de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen en andere aquatische producten en aquatische organismen.

1.13 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 assimilatiebelichting

kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van gewassen, waarvan het elektrische vermogen op enig moment meer bedraagt dan 20 W/m².

1.17 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.19 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor één huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 bedrijfseigen producten

producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd.

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte.

1.22 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.23 bedrijfsvloeroppervlak

de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, waaronder niet begrepen mestopslagruimten zoals mestkelders, en verharde oppervlakten zoals toegangswegen, reinigingsplaatsen en erfverhardingen.

1.24 bestaand

bebouwing
bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, danwel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.

gebruik
gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0703.BGRWBP3H-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.29 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.30 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.32 bijzondere woonvormen

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.33 boog- en tunnelkassen

al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruitteelt of sierteelt, waaronder begrepen folie- en gaaskassen.

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.36 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.37 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.38 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. Indien en voor zover twee bouwvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwvlak.

1.39 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.40 buitenopslag

onder buitenopslag wordt in ieder geval verstaan de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grint of brandstoffen;

1.41 containerveld

al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.

1.42 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.43 dagrecreatieve voorzieningen

openbaar toegankelijke voorzieningen ten behoeve van recreatief gebruik zoals voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.44 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.45 dakopbouw

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de (doorgetrokken lijn van de) dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en in het dakvlak is geplaatst.

1.46 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.47 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van activiteiten.

1.48 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.

1.49 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.50 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 gebruiken

het gebruiken en / of doen gebruiken en / of laten gebruiken.

1.52 gebruiksgerichte paardenhouderij

een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven.

1.53 geluidhinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in Bijlage 1, onderdeel D van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.54 gevellijn

zie voorgevelrooillijn.

1.55 grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.

1.56 hoofdgebouw(en)

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.57 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.58 horecafaciliteiten

horecafuncties bestaande uit:

  • a. horeca-activiteiten, zoals genoemd onder categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. bed & breakfast (ten hoogste 5 kamers);
  • c. restaurant annex bistro;
  • d. zaalaccommodatie, hoofdzakelijk bestaande uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, bijeenkomsten (cursussen, teambuilding, workshops) en bruiloften en partijen, met daarbij behorende faciliteiten zoals toiletten en dienstruimtes, zodat slechts beperkte hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt, met dien verstande dat hieronder niet zijn begrepen functies, evenementen en activiteiten die een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals:
    • 1. muziekavonden met hoofdzakelijk optredens van bands (live muziek) en DJ’s;
    • 2. een partycentrum waar het houden van feesten en partijen met hoofdzakelijk muziek en dans en/of in meerdere zalen centraal staan.
1.59 huisvesting arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.60 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.61 kampeermiddel

een tent, vouwwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.62 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.63 kas

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1,50 meter of meer ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, schuurkassen daaronder begrepen.

1.64 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daaraan vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van activiteiten.

1.65 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.66 landschapsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige inzake landschappelijke waarden;

1.67 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap. Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 10 meter. Indien sprake is van een landschapsplan opgesteld door een goedgekeurd door de landschaps- en natuurdeskundige kan ook worden volstaan met een landschappelijke inpassing met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter. De instandhouding van de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd in een privaatrechtelijke overeenkomst.

1.68 logies

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

1.69 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.70 minicamping

het recreatief gebruik van de gronden in het zomerseizoen ten behoeve van een beperkt kampeerterrein met maximaal 25 kampeermiddelen. Hieronder wordt niet begrepen huisvesting van arbeidsmigranten.

1.71 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde voor soorten planten, dieren en vegetatietypen, waarbij het gangbaar is zich met name te richten op de bescherming, zeldzaamheid en bedreigdheid van de natuurwaarde van de aanwezige planten, dieren en vegetatietypen.

1.72 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.73 nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel. De nevengeschiktheid volgt in dit kader uit de afhankelijkheid van de hoofdfunctie.

1.74 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.75 ondergeschikt

in aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en / of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie / gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschiktheid zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.76 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.77 overkappingsconstructie

overkapping overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, zoals hagelnetten.

1.78 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.79 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. voor windturbines en bouwwerken in het water: 0.00m +NAP;
  • c. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • d. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • e. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.
1.80 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.81 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.82 samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld

onder een samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld wordt verstaan:

  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.83 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een voer- of vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.84 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.85 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.86 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief nachtverblijf, voorzien van een as-wielstelsel en dissel, niet bestaande uit gekoppelde delen of aangebouwde uitbreidingen, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.87 stelling

bouwwerk, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld ten behoeve van fruitteelt en de teelt van andere tuinbouwgewassen.

1.88 streekeigen producten

ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor de regio.

1.89 teeltondersteunende voorziening

bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:

  • a. boog- en gaaskassen;
  • b. afdekfolie;
  • c. containervelden;
  • d. overkappingconstructies;
  • e. stellingen;
  • f. tunnelkassen.
1.90 tijdelijke afdekfolie

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de micro klimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt en bedraagt maximaal acht maanden.

1.91 tijdelijke mestopslagvoorziening

bouwwerk, geen gebouw zijnde, gedurende maximaal 3 maanden in gebruik voor de opslag van mest.

1.92 tijdelijke teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende één seizoen op de landbouwgronden aanwezig zijn.

1.93 uienverwerkend bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het opslaan, sorteren, pellen, inpakken en verwerken van uien en andere agrarische producten.

1.94 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestand

de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:

  • a. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  • b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
  • c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  • d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
  • e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
  • f. materiaalgebruik.
1.95 unit

een zelfstandig verplaatsbaar gebouw, bestaande uit 1 bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een (sta)caravan.

1.96 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied, 3e herziening’.

1.97 verkoopvloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.98 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat op basis van een toetsing aan de volgende elementen als volwaardig kan worden aangemerkt:

  • a. de aard en omvang van het bedrijf;
  • b. de arbeidsbehoefte die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt;
  • c. de mate waarin het bedrijf in het hoofdinkomen voorziet;
  • d. de mate waarin de continuïteit van het bedrijf ook op de langere termijn is verzekerd;
  • e. de outillage van het bedrijf;
  • f. voorziene investeringen;
  • g. de opleiding/ ervaring van het bedrijfshoofd;
  • h. de leeftijd van het bedrijfshoofd en de eventuele opvolging;
  • i. bij intensieve veehouderijen: het beschikken over voldoende mestproductierechten.
1.99 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ‘uitstraling’ als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.100 voorgevelrooilijn

de op een perceel aanwezige lijn of de op de verbeelding aangeduide gevellijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen: evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw; dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.

1.101 voormalige (agrarische) bedrijfswoning

voormalige (agrarische) bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf en/of van omliggende bedrijven;

1.102 vuurwerk

voorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.

1.103 webshop

dienstverlening op internet.

1.104 weidegang

nagenoeg dagelijks en gedurende een groot gedeelte van het jaar buiten laten lopen van het vee, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.

1.105 werken

werken, geen bouwwerken zijnde.

1.106 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.107 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.108 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.109 zorglandbouw/zorgactiviteiten

boerderijen, bedrijven en / of particulieren die dagbesteding, werkprojecten en/of wonen bieden aan (ex-)psychiatrische patiënten, ex-gedetineerden, verslaafden, mensen met een verstandelijke beperking, ouderen en moeilijk opvoedbare jongeren.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Voor windturbines geldt de tiprotorhoogte als maximale bouwhoogte.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/ of het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakkapellen

indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

de tiprotorhoogte: vanaf het peil tot aan de hoogste punt van de wieken.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/ scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. grondgebonden agrarisch gebruik;
  • c. grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouw als nevenactiviteit;
  • d. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoopvloeroppervlak van max. 200 m² binnen het bouwvlak;
  • e. een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen, als nevenactiviteit, binnen het bouwvlak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': tevens een intensieve veehouderij bedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij': tevens een neventak intensieve veehouderij;
  • h. bestaande intensieve veehouderij activiteiten als ondergeschikte activiteit;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'aquacultuur': aquacultuur;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': tevens een kampeerterrein met ten hoogste 42 staanplaatsen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders': tevens logies ten behoeve van 100 seizoensarbeiders ten behoeve van het desbetreffende agrarisch bedrijf;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - foliekassen': tevens foliekassen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch onderzoeksbedrijf', 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Van der Haveweg' en 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Zimmermanweg': tevens een agrarisch onderzoeksbedrijf;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur': tevens veldschuren;
  • o. ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’: tevens een agrarisch loonbedrijf;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1': tevens aquacultuur in gebouwen;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2': tevens aquacultuur in waterbassins;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfswoning van het windturbinepark': tevens een bedrijfswoning van het windturbinepark;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaande paardenbak': tevens een bestaande paardenbak;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaande paardenbak met lichtmasten': tevens een bestaande paardenbak met een maximum aantal lichtmasten zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens voor de stalling en verhuur van paarden;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis': tevens voor beroep aan huis;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': tevens een paardenbak
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterbassin': tevens een waterbassin;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens een waterbergingsbassin;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterspaarbekken': tevens een waterspaarbekken;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine;
  • ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelenpark': tevens een zonnepanelenpark;
  • ac. extensief recreatief medegebruik;
  • ad. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. laad- en losvoorzieningen;
    • 3. natuurvriendelijke oevers,
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. ontsluitingswegen;
    • 6. parkeervoorzieningen;
    • 7. sloten en watergangen,
    • 8. water en waterberging.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat kassen uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Zimmermanweg', 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Van der Haveweg' en 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch onderzoeksbedrijf';
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 8 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 3. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 4 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 12 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. netten ten behoeve van aquacultuurbassins: 1 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c bedraagt de goothoogte en / of boeibordhoogte van kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Zimmermanweg' en 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Van der Haveweg' niet meer dan 7,50 meter en de bouwhoogte van kassen niet meer dan 10 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b en c bedraagt de goothoogte en / of boeibordhoogte van kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch onderzoeksbedrijf' niet meer dan 6 meter en de bouwhoogte van kassen niet meer dan 10 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' niet meer dan:
    • 1. was- en toiletgebouwen: 3,50 meter;
    • 2. een berging bij een standplaats: 3 meter;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 6 meter;
    • 3. silo's, anders dan voor mestopslag: 10 meter;
    • 4. overkappingen: 6 meter;
    • 5. zonnepanelen en daarbij behorende draagconstructie 2,50 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van kassen voor glastuinbouw als nevenactiviteit bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2.000 m² en de maximale goot- en / of boeibordhoogte van kassen bedraagt 6 meter en de bouwhoogte van kassen bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Zimmermanweg' het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 70% waarbij de gezamenlijke (bedrijfsvloer)oppervlakte aan kassen niet meer mag bedragen dan 11.610 m²;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf Van der Haveweg' de gezamenlijke (bedrijfsvloer)oppervlakte aan kassen niet meer bedragen dan 12.158 m²;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder h mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoeksbedrijf' mag het bouwvlak volledig worden bebouwd ten behoeve van kassen;
  • l. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • m. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • n. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • o. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • p. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het gezamenlijk oppervlak van gebouwen en overkappingen het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak niet mag overschrijden;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als hoofdactiviteit niet meer bedragen dan overeenkomstig de in tabel 'overzicht toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven' opgenomen oppervlakte (m²):

Overzicht toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven  
Adres   Toelaatbare bedrijfsoppervlakte gebouwen (m²)  
Molendijk 25   2.980  
Zanddijk 5   7.800  
Blauwhoefseweg 2a   7.510  
Hogenakkerweg 5   2.378  
Westveerpolder 4   1.336  
Sint Pieterspolder 4   1.211  
Middenweg 3   3.050  

  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de neventak intensieve veehouderij niet meer bedragen dan 500 m²;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders' bedraagt de oppervlakte van een gebouw voor logies seizoensarbeiders ten hoogste 850 m² en de bewoonbaar vloeroppervlakte van het gebouw (inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten) bedraagt ten hoogste 1.600 m² ;
  • t. de gezamenlijke oppervlakte van was- en toiletgebouwen ten behoeve van een mini camping bedraagt niet meer dan 100 m²;
  • u. de gezamenlijke oppervlakte van was- en toiletgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' bedraagt niet meer dan 100 m²;
  • v. de oppervlakte van een berging bij een standplaats bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' niet meer dan 10 m².
  • w. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • x. de vloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' bedraagt niet meer dan 50 m², met dien verstande dat deze 50 m² binnen de bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
  • y. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  • z. de inhoud van mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden, bedraagt niet meer dan 5.000 m³;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'weg' tevens een perceelsontsluiting met een breedte van ten hoogste 12 meter;
  • ab. de maximale tiprotorhoogte van een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' bedraagt niet meer dan in Artikel 47 is aangegeven.
  • ac. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 a tot en met c mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelenpark' maximaal 4 transformatorstations worden opgericht, zowel binnen als buiten het bouwvlak. De maximale oppervlakte per transformatorstation bedraagt 21 m² en de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur';
  • b. toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde met dien verstande dat:
    • 1. anti-hagelkanonnen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - anti-hagelkanon';
    • 2. het aanbrengen van doek ten behoeve van containervelden, tot maximaal 2 hectare, zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. tijdelijke afdekfolies, anders dan voor containervelden zijn toegestaan;
    • 4. boog- en tunnelkassen zijn toegestaan;
    • 5. sleufsilo's zijn uitsluitend toegestaan direct aansluitend aan het bouwvlak;
    • 6. (voer)opslagvoorzieningen en paardenbakken niet zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 3. sleufsilo's: 4 meter;
    • 4. (voorzieningen voor) hagelschermen en vogelnetten: 5 meter;
    • 5. boog- en tunnelkassen: 1,50 m, met uitzondering van foliekassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - foliekassen', waarvan de hoogte 4 meter mag bedragen;
    • 6. anti-hagelkanonnen: 8 meter;
    • 7. zonnepanelen en daarbij behorende draagconstructie 2,50 meter;
    • 8. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de goothoogte en / of boeibordhoogte van veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' niet meer dan 3 meter en bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;
  • e. de maximale oppervlakte en/of inhoud bedraagt niet meer dan:
    • 1. bestaande foliekassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - foliekassen': 5.400 m²;
    • 2. per individuele antihagelkanon ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - anti-hagelkanon': 20 m²;
    • 3. tijdelijke mestopslagvoorzieningen: 250 m3.
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 a tot en met c mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelenpark' maximaal 4 transformatorstations worden opgericht, zowel binnen als buiten het bouwvlak. De maximale oppervlakte per transformatorstation bedraagt 21 m² en de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Beperkte overschrijding bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 voor beperkte overschrijdingen van de bouwregels, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de maximaal toelaatbare goot- en / of boeibordhoogte met ten hoogste 20%;
  • b. afwijking kan worden verleend voor de bouw van een silo tot een bouwhoogte van 15 meter.
3.4.2 Grotere bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij (zelfstandig)

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder q ten behoeve van het toestaan van een grotere bedrijfsvloeroppervlakte voor een intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. vergroting is uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn;
  • b. er vindt geen toename van het aantal dieren plaats;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte mag worden vergroot met ten hoogste:
    • 1. 20% met een maximum van 5.000 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij van het agrarisch bedrijf minder bedraagt dan 5.000 m²;
    • 2. 10%, indien de bedrijfsvloeroppervlakte van het agrarisch bedrijf meer bedraagt of meer gaat bedragen ingevolge het gestelde onder a sub 1 dan 5.000 m²;
  • d. de totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • e. aangetoond wordt dat vergroting van de bedrijfsvloeroppervlakte noodzakelijk is voor de continuïteit van agrarisch bedrijf of in verband met aanscherping van milieu-eisen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde advies in bij een agrarisch deskundige;
  • f. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • g. de gronden zijn niet aangeduid als 'Kernrandzone', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'Natuurontwikkelingsgebied' en 'Afwegingszone natuurgebied'.
3.4.3 Hogere hoogte boog- en tunnelkassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2, sub c5 voor overschrijding van de maximale toelaatbare bouwhoogte voor boog- en / of tunnelkassen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2 ha;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van boogkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 1 ha;
  • d. de boog- en / of tunnelkassen worden binnen en / of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • e. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • f. de boog- en tunnelkassen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan een agrarisch grondgebonden bedrijf;
  • g. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
3.4.4 Hogere hoogte hagelschermen en vogelnetten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 3.2.2, sub c4 voor een grotere hoogte van hagelschermen en vogelnetten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning kan worden verleend tot 1 meter boven de fruitbomen met een maximum tot 6 meter;
  • b. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
3.4.5 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, anders dan boog- of tunnelkassen, anti-hagelkanonnen, hagelschermen of vogelnetten, buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 3 ha;
  • c. de teeltondersteunende voorzieningen worden aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • d. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • e. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
  • f. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • g. de gronden zijn niet aangeduid als 'Afwegingszone natuurgebied', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'Natuurontwikkelingsgebied'.
3.4.6 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2, sub b1 voor het oprichten van anti-hagelkanonnen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - anti-hagelkanon’, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. anti-hagelkanonnen zijn niet toegestaan op gronden met de aanduiding 'Afwegingszone natuurgebied'
  • b. anti-hagelkanonnen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt;
  • c. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 20 m²;
  • d. de bouwhoogte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 4 meter, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 4 meter hoger dan de bouwhoogte;
  • e. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
  • f. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten;
  • g. het bevoegd gezag wint advies in bij een milieudeskundige omtrent de onder f opgenomen voorwaarde inzake geluid.
3.4.7 Bassins voor aquacultuur aansluitend aan het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van bassins voor aquacultuur aansluitend aan een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bassins worden aansluitend aan het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf met een bebouwingspercentage van 70 gerealiseerd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 3 ha;
  • c. toegestaan zijn vlakke netten, tot een hoogte van maximaal 1 meter boven het maaiveld;
  • d. de omvang van installaties en gebouwen bedraagt maximaal 50 m², met een goothoogte van maximaal 3 meter en een nokhoogte van maximaal 6 meter;
  • e. de afstand tot bouwvlakken van derden en de afstand tot de bestemming Natuur bedraagt minimaal 50 meter;
  • f. de afstand tussen onderlinge bassins bedraagt minimaal 100 meter;
  • g. de afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
  • i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de bassins in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • j. de gronden zijn niet aangeduid als 'Afwegingszone natuurgebied', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'Natuurontwikkelingsgebied';
  • k. aquacultuur is niet toegestaan in zoetwatergebieden.
3.4.8 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen, is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden en anders te gebruiken dan voor het eigen agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor een minicamping is niet toegestaan indien de gronden grenzen aan 'Afwegingszone natuurgebied', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'Natuurontwikkelingsgebied' en indien de minicamping gelegen is binnen een afstand van 50 meter tot een boomgaard;
  • d. afstand van een minicamping tot aan een bouwvlak van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden binnen en direct grenzend aan het bouwvlak als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering zoals mestopslag tot maximaal 5.000 m³, is niet toegestaan;
  • f. buitenopslag is buiten het bouwvlak niet toegestaan, uitgezonderd tijdelijke mestopslag;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan;
  • i. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • a. detailhandel, anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1, is niet toegestaan in een bedrijfswoning en / of aan of - uitbouw , uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
    • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
    • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden de bestemming Wonen, Recreatie - Verblijfsrecreatie en Recreatie - Dagrecreatie is niet toegestaan;
  • c. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen is op gronden met de aanduiding en 'Natuurontwikkelingsgebied' niet toegestaan;
  • d. permanente containervelden zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan, uitgezonderd tot maximaal 2 hectare aansluitend aan het bouwvlak;
  • e. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de buiten de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' vindt er geen toename van het bestaand aantal dieren plaats;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van het ontplooien van nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand agrarisch gebruik van het perceel;
  • b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 500 m²;
    • 2. agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.500 m²;
    • 3. recreatieve doeleinden zijn toegestaan tot een vloeroppervlakte van 250 m²;
    • 4. niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
    • 5. zorglandbouw is toegestaan tot 500 m2;
    • 6. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden, met dien verstande dat uitbreiding van bestaande bebouwing tot 20% is toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 250 m²;
  • d. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
  • e. kleinschalige ondergeschikte horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 35 m²;
  • f. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen zijn niet toegestaan;
  • g. de nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • h. de nevenactiviteiten qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • i. de nevenactiviteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
3.6.2 Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. de huisvesting is toegestaan gedurende een periode tussen 15 maart en 31 oktober en / of van maximaal zes weken buiten die periode per jaar;
  • e. de huisvesting plaatsvindt in binnen het bouwvlak, in kampeermiddelen en / of units;
  • f. maximaal 10 kampeermiddelen of units zijn toegestaan vanaf 15 maart tot en met 31 oktober. Gedurende zes weken per jaar zijn 5 extra kampeermiddelen of units toegestaan.
  • g. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • h. de oppervlakte van de kampeermiddelen en units tezamen bedraagt maximaal 300 m2;
  • i. de kampeermiddelen en/of units dienen buiten de onder f genoemde periode buiten gebruik worden gehouden en binnen worden gestald in een (voor opslag bestemd) gebouw;
  • j. de huisvesting dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 10 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
    • 6. het Bouwbesluit.
  • k. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen of units en bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
  • l. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • m. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

3.6.3 Huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 voor de huisvesting van arbeidsmigranten, onder de voorwaarde dat:

  • a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op personen die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • e. de huisvesting vindt plaats in gebouwen, geen (sta)caravans of units in het (nieuwe) gebouw, maar traditionele bouw;
  • f. wonen op maximaal 2 bouwlagen, bij voorkeur op de begane grond;
  • g. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • h. de afwijking mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • i. de afwijking niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • j. de gebouwde voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
    • 6. het Bouwbesluit.
  • k. de bewoonbaar oppervlakte -inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten- voor huisvesting van arbeidsmigranten mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • l. het maximaal aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 5 personen.

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

3.6.4 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 ten behoeve van het gebruik van een aan-, uitbouw en/of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd, afgegeven door een erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte heeft een maximale gebruiksoppervlakte van 100 m²;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van het bijbehorend bouwwerk dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt.

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het woongedeelte dient daarbij weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.

3.6.5 Minicamping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 of ten behoeve van een grotere minicamping, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afgeweken kan worden voor ten hoogste 25 standplaatsen;
  • b. de kampeermiddelen dienen gelegen te zijn op of binnen een afstand van 50 meter tot het agrarisch bouwvlak;
  • c. het permanent plaatsen van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • f. de totale oppervlakte van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • g. sanitairgebouwen en / of recreatieruimten zijn uitsluitend binnen of direct grenzend aan het bouwvlak toegestaan;
  • h. buiten het bouwvlak bedraagt de oppervlakte van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten maximaal 50 m²;
  • i. er kan niet worden afgeweken op gronden met de aanduiding 'Afwegingszone natuurgebied' en binnen een afstand van 50 meter van de plangrens rond de kernen en boomgaarden en de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie;
  • j. afstand van een minicamping tot aan een bouwvlak van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • k. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies van een landschapsdeskundige;
  • l. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • m. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien er geen milieu-hygiënische belemmeringen zijn;
  • n. er dient tevens een investering plaats te vinden in ruimtelijke kwaliteitswinst, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt ook hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten;
  • o. er vindt geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies plaats.
3.6.6 Opslag voor uienpellen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het ontplooien van de opslag van uienpellen als nevenactiviteit, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de opslag is uitsluitend toegestaan direct aansluitend aan de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienverwerkend bedrijf';
  • b. de oppervlakte van de opslagplaats mag niet meer dan 1.000 m² bedragen met dien verstande dat het bouwvlak met maximaal 20% uitgebreid mag worden;
  • c. het oprichten van bouwwerken is niet toegestaan;
  • d. het oprichten van grondwallen is toegestaan met een maximale hoogte van 2,50 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • e. aangetoond wordt dat de aanleg van de opslagplaats noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het uienverwerkend bedrijf;
  • f. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • g. er dient tevens een investering plaats te vinden in ruimtelijke kwaliteitswinst, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt ook hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten;
  • h. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige versnippering van de agrarische gronden;
  • i. Burgemeester en wethouders winnen advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de onder h.2 opgenomen voorwaarde.
3.6.7 Toename aantal dieren

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5, sub p met inachtneming van de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' mag het aantal dieren toenemen, mits:
    • 1. de omgevingskwaliteiten zich daartegen niet verzetten;
    • 2. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
    • 3. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in 3.7.4 te worden toegepast;
  • b. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden.
  • d. de gronden die binnen het nieuwe bouwvlak worden betrokken zijn niet aangeduid als 'Kernrandzone', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'Natuurontwikkelingsgebied' en 'Afwegingszone natuurgebied'.
3.7.2 Veldschuren

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van het oprichten van een veldschuur voor fruitteeltbedrijven of andere agrarische bedrijven, op de gronden waarvoor nog geen bouwvlak op de verbeelding is opgenomen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er wordt een functieaanduiding op de verbeelding opgenomen met een omvang van maximaal 100 m² voor een fruitteeltbedrijf, en maximaal 50 m² voor een ander agrarisch bedrijf;
  • b. per bedrijf is maximaal 1 veldschuur toegestaan;
  • c. de afstand van een bouwvlak tot de openbare weg mag ten hoogste 200 meter bedragen;
  • d. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • e. de afstand van het gebouw tot een bouwvlak met de bestemming 'Wonen' bedraagt ten minste 60 meter;
  • f. wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • g. de gronden zijn niet aangeduid als 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'Natuurontwikkelingsgebied' en 'Afwegingszone natuurgebied';
  • h. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur' wordt op de verbeelding opgenomen.
  • i. burgemeester en wethouders winnen vooraf advies in bij een agrarisch deskundige omtrent de onder f. opgenomen voorwaarde;
  • j. burgemeester en wethouders winnen vooraf advies in bij een landschapsdeskundige omtrent het oprichten van een veldschuur.
3.7.3 Huisvesten van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen dieren

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van het oprichten van een gebouw voor het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren worden buiten het bouwvlak gehouden en gehuisvest;
  • b. er wordt een functieaanduiding opgenomen;
  • c. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt ten minste 5.000 m²;
  • d. de afstand van het gebouw tot een ander bouwvlak bedraagt ten minste 60 meter;
  • e. de maximum oppervlakte van het gebouw (inclusief overkappingen) bedraagt niet meer dan 30 m²;
  • f. de afstand van het gebouw (inclusief overkappingen) tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 8 meter;
  • g. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  • i. per bouwperceel mag ten hoogste éénmaal de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast;
  • j. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • k. burgemeester en wethouders winnen vooraf advies in bij een landschapsdeskundige omtrent het oprichten van een gebouw voor het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren.
3.7.4 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van het vergroting van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. indien het een agrarisch bedrijf met een bouwvlak kleiner dan 1 hectare betreft, mag een bouwvlak worden opgenomen van maximaal 1 hectare;
  • b. indien het een agrarisch bedrijf met een bouwvlak groter dan 1 hectare betreft, mag een bouwvlak worden opgenomen van maximaal 2 hectare;
  • c. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 70% worden bebouwd;
  • d. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • e. na wijziging dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • f. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur;
  • g. wijziging is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  • h. de gronden zijn niet aangeduid als 'Kernrandzone', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'Natuurontwikkelingsgebied' en 'Afwegingszone natuurgebied';
  • i. Burgemeester en wethouders winnen vooraf advies in bij een agrarisch deskundige omtrent de onder d.1 opgenomen voorwaarde.
3.7.5 Installatie opwekken duurzame energie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van het realiseren van een installatie voor het opwekken van duurzame energie, zoals een biomassavergistingsinstallatie of zonnepanelen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de energieproductie is ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  • c. de realisatie van windturbines is niet toegestaan;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter, welke uitsluitend mag worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen;
  • e. de installatie wordt binnen het bouwvlak opgericht;
  • f. de mogelijke reststof (het digestaat) een meststof betreft;
  • g. de grondstoffen voor energieproductie grotendeels afkomstig zijn van het eigen bedrijf en / of het digestaat op het eigen bedrijf wordt toegepast, dan wel de opgewekte energie grotendeels op het eigen bedrijf wordt gebruikt;
  • h. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
    • 3. onevenredige aantasting van de infrastructuur van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn vastgelegd.
3.7.6 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'Natuurontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • b. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • c. de ontwikkeling van deze gebieden enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren geschiedt.
3.7.7 Voormalige (agrarische) bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige (agrarische) bedrijfswoning', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de agrarische bedrijfsvoering is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning;
  • d. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen niet is toegestaan;
  • e. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • f. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • g. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
3.7.8 Bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’, ‘Verkeer’ en / of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
3.7.9 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op personen die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest;
  • d. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • e. de huisvesting vindt plaats in gebouwen;
  • f. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • g. wijziging mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • h. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • i. de gebouwde voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
    • 6. het Bouwbesluit.
  • j. de bewoonbaar oppervlakte -inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten- voor huisvesting van arbeidsmigranten mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • k. er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders - 1' opgenomen.
3.7.10 Verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen en de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik voor huisvesting door arbeidsmigranten is voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten onderbroken of zoveel eerder als met de belanghebbenden is overeengekomen.
3.7.11 Waterbassins voor aquacultuur op afstand van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de nadere aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 3' voor het realiseren van waterbassins voor aquacultuur op afstand van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. situering van de waterbassins grenzend aan het agrarisch bouwvlak is niet mogelijk;
  • b. het oppervlak van de waterbassins bedraagt ten hoogste 3 ha;
  • c. de afstand tot andere bassins voor aquacultuur bedraagt ten minste 250 meter;
  • d. de hoogte van de andere bouwwerken voor aquacultuur, waaronder waterbassins en netten bedraagt ten hoogste 1 meter gemeten vanaf het maaiveld;
  • e. ten behoeve van de opslag en voorzieningen ten behoeve van de aquacultuur is één gebouw toegestaan met een hoge beeldkwaliteit, waarbij de oppervlakte, goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 50 m², 3 en 6 meter bedragen;
  • f. wijziging wordt niet toegepast:
    • 1. binnen een afstand van 50 meter rond bouwvlakken van derden;
    • 2. binnen een afstand van 50 meter rond kernen, bebouwingsconcentraties of verblijfsrecreatie terreinen;
    • 3. binnen een afstand van 50 meter van gronden met de bestemming ’Natuur’ en/of natuurontwikkelingsgebieden;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn vastgelegd;
  • h. wijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • i. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige versnippering van de agrarische gronden; vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de agrarisch deskundige;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding; vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
    • 4. onevenredige aantasting van de infrastructuur van het gebied; vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • j. het bevoegd gezag wint advies in bij de agrarisch deskundige omtrent de onder h opgenomen voorwaarde inzake volwaardigheid.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige glastuinbouwbedrijven;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. laad- en losvoorzieningen;
    • 3. natuurvriendelijke oevers,
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. ontsluitingswegen;
    • 6. parkeervoorzieningen;
    • 7. sloten en watergangen;
    • 8. water en waterberging.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 8 meter;
    • 2. kassen: 6 meter;
    • 3. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 12 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. kassen: 10 meter en indien aangeduid de, ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte(m)', aangegeven bouwhoogte;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. silo's, anders dan voor mestopslag: 10 meter;
    • 6. lichtmasten: 6 meter;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de totale oppervlakte van kassen voor glastuinbouw bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak’ op de verbeelding aangegeven oppervlak van het bouwvlak; indien geen maximum bebouwd oppervlak is aangegeven, geldt een maximum bebouwd oppervlak van 100% van het bouwvlak;
  • e. de afstand van niet voor bewoning bestemde gebouwen en overkappingen tot de ontsluitingsweg bedraagt ten minste 12 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • h. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • i. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Beperkte overschrijding bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 voor beperkte overschrijdingen van de bouwregels, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de maximaal toelaatbare bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens met ten hoogste 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. afwijking kan worden verleend voor de bouw van een silo tot een bouwhoogte van 15 meter.
4.4.2 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden binnen en direct grenzend aan het bouwvlak als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering tot maximaal 5.000 m³, is niet toegestaan;
  • b. stalling van caravans en pleziervaartuigen is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan;
  • e. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • g. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in een bedrijfswoning en / of aan of - uitbouw , met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • 6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 ten behoeve van het ontplooien van nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand agrarisch gebruik van het perceel;
  • b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 500 m²;
    • 2. agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.500 m²;
    • 3. recreatieve doeleinden zijn toegestaan tot een vloeroppervlakte van 250 m²;
    • 4. niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
    • 5. zorglandbouw is toegestaan tot 500 m2;
  • d. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
  • e. kleinschalige ondergeschikte horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 35 m²;
  • f. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen niet is toegestaan;
  • g. de nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • h. de nevenactiviteiten qua situering aansluiten op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • i. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
4.6.2 Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.5 voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. de huisvesting is toegestaan gedurende een periode tussen 15 maart en 31 oktober en / of van maximaal zes weken buiten die periode per jaar;
  • e. de huisvesting plaatsvindt in binnen het bouwvlak, in kampeermiddelen en / of units;
  • f. maximaal 10 kampeermiddelen of units zijn toegestaan vanaf 15 maart tot en met 31 oktober. Gedurende zes weken per jaar zijn 5 extra kampeermiddelen of units toegestaan.
  • g. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • h. de oppervlakte van de kampeermiddelen en units tezamen bedraagt maximaal 300 m2;
  • i. de kampeermiddelen en/of units dienen buiten de onder f genoemde periode buiten gebruik worden gehouden en binnen worden gestald in een (voor opslag bestemd) gebouw op;
  • j. de huisvesting dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 10 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
    • 6. het Bouwbesluit.
  • k. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen of units en bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
  • l. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • m. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;

Burgemeester en wethouders kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

4.6.3 Huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 voor de huisvesting van arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op personen die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest;
  • d. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • e. de huisvesting vindt plaats in gebouwen, geen (sta)caravans of units in het (nieuwe) gebouw, maar traditionele bouw;
  • f. wonen op maximaal 2 bouwlagen, bij voorkeur op de begane grond;
  • g. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • h. wijziging mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • i. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • j. de gebouwde voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
    • 6. het Bouwbesluit.
  • k. de bewoonbaar oppervlakte -inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten- voor huisvesting van arbeidsmigranten mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • l. het maximaal aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 5 personen.

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

4.6.4 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.5 ten behoeve van het gebruik van een aan-, uitbouw en/of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd, afgegeven door een erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte heeft een maximale gebruiksoppervlakte van 100 m²;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van het bijbehorend bouwwerk dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt;

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op personen die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • e. de huisvesting vindt plaats in bestaande gebouwen;
  • f. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • g. wijziging mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • h. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • i. de gebouwde voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
    • 6. het Bouwbesluit.
  • j. de bewoonbaar oppervlakte -inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten- voor huisvesting van arbeidsmigranten mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • k. er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders - 1' opgenomen.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Beschermde dijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud en/ of herstel van de daaraan eigen landschappelijke, natuur en / of cultuurhistorische waarden, alsmede voor:

  • a. grondgebonden agrarisch medegebruik;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bestaande wegen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': tevens een sluizencomplex en nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens een aanlegsteiger;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - radarmast': tevens een radarmast;
  • g. buitendijkse fietspaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- buitendijkse fietspaden';
  • h. fietspaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- fietspaden';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur': tevens veldschuren;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming zijn toegestaan;
  • b. in afwijking onder a zijn gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur' en de aanduiding ‘sluis’ toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': 6 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - radarmast': 10 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
  • d. de goothoogte en/of boeibordhoogte van veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' bedraagt niet meer dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'sluis' bedraagt niet meer dan 10 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • d. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • e. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • f. het vellen of rooien van struiken of bomen.
5.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 5.1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

  • a. niet worden aangetast;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van milieucategorie 1 en / of 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten, en wel:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een gebruiksgerichte paardenhouderij;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenarts': tevens een dierenartsenpraktijk;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension': tevens een dierenpension;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - siertuin': tevens een siertuin en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horecafaciliteiten;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' een rijksmonument;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': tevens een tuincentrum;
  • c. overige bedrijven, en wel:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' en 'specifieke vorm van bedrijf - opslag bestratingsmaterialen': uitsluitend opslag;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanhangwagenfabriek': tevens een aanhangwagenfabriek;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer': tevens een aannemersbedrijf;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestratingsbedrijf': tevens een bestratingsbedrijf;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bio-ethanol- en bio-vergistingsinstallatie': tevens een grootschalig distributiegebouw ten behoeve van de energievoorziening, waaronder een bio-ethanolinstallatie en een bio-vergistingsinstallatie, met inbegrip van hieraan ondergeschikte installaties, zoals vergistings-, opslag-, en distributietanks en waterzuivering;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bluswatersilo': tevens een bluswatersilo;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteerinrichting': tevens een composteerinrichting;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructie': tevens een constructiebedrijf;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gereedschappenfabriek': tevens een gereedschappenfabriek;
    • 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gronddepot': uitsluitend een gronddepot;
    • 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatie': tevens een installatiebedrijf;
    • 12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanverhuur': tevens een kraanverhuurbedrijf;
    • 13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lakbescherming': tevens een bedrijf gericht op lakbescherming;
    • 14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf': tevens een metaalbewerkingsbedrijf;
    • 15. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag uienpellen': uitsluitend opslag voor uienpellen;
    • 16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioleringstechniek': tevens een bedrijf gericht op rioleringstechniek;
    • 17. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slachterij': tevens een slachterij;
    • 18. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf;
    • 19. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienverwerkend bedrijf': tevens een uienverwerkend bedrijf;
    • 20. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - weegbrug': tevens een weegbrug;
    • 21. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg, met daarbij behorende detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': uitsluitend een windturbine;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. keerwanden;
    • 3. laad- en losvoorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. toegangs- en achterpaden;
    • 7. water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 2. bedrijfswoningen: 6 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 meter;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte(m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 2. bedrijfswoningen: 10 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 meter;
    • 4. silo's: 3 meter;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bliksempiek' 26 meter;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bio-ethanol- en bio-vergistingsinstallatie':
      • procesinstallaties zoals gaswassers, destileerkolommen en rectificatiekolommen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -procesinstallatie': 25 meter;
      • vergistings-, opslag- en distributietanks : 12 meter;
      • waterzuiveringstanks en waterzuiveringsinstallaties: 10 meter;
      • affakkelinstallatie: 15 meter;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het gezamenlijk oppervlak van gebouwen en overkappingen het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak niet mag overschrijden; indien geen maximum bebouwd oppervlak is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag bestratingsmaterialen' zijn 4 lichtmasten van 12 meter en 4 lichtmasten van 6 meter toegestaan;0
  • k. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • l. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  • m. de maximale tiprotorhoogte van een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' bedraagt niet meer dan in Artikel 47 is aangegeven.
6.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
6.4.2 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag van goederen is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag bestratingsmaterialen' en 'specifieke vorm van bedrijf - composteerinrichting', waar de buitenopslag ten hoogste 4 meter respectievelijk 3 meter mag bedragen;
  • b. het opwerpen van grondwallen tot een hoogte van 2,5 meter ten opzichte van het maaiveld, met een oppervlakte van 1.000 m2 gemeten tussen de kruinen van de omliggende grondwallen, is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag uienpellen';
  • c. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf is niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 200 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • e. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • g. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • a. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • b. het omschakelen naar bedrijven van milieucategorie 1 en / of 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
  • c. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd voorzover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening zoals ingevolge artikel 6.1 toegestaan en uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in de bedrijfswoning en / of aan of - uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
    • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
    • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d. bedrijfsmatig gebruik van paardenbakken is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 50 meter bedraagt;
    • 4. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan met een maximale hoogte van 8 meter. Door afscherming is de lichtbundel uitsluitend gericht op de paardenbak;
    • 5. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
  • e. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

6.5.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, uitgezonderd het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken, ter plaatse van de volgende adressen:

Overzicht bedrijven  
Kruisweg 2 Oostdijk  
Lavendeldijk 3A Oostdijk  
Schapenweg 4 Kruiningen  
Capelleweg 13 Kruiningen  
Oomshoekseweg 4 Kruiningen  
Adriaansweg 1 Kruiningen  
Gawege 10 Waarde  
2e Vlietweg 32 Oostdijk  
Kanaalweg 83 Yerseke  
Nieuwlandse Binnendijk 12/12A Oostdijk  

zonder de aanleg en instandhouding van de natuur- en landschapswaarden conform het in bijlage 5 opgenomen landschapsplan;

  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de natuur- en landschapswaarden conform het in bijlage 5 opgenomen landschapsplan.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 ten behoeve van het ontplooien van nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand bedrijfsgebruik van het perceel;
  • b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 500 m²;
    • 2. agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.500 m²;
    • 3. recreatieve doeleinden zijn toegestaan tot een vloeroppervlakte van 250 m²;
    • 4. zorgactiviteiten is toegestaan tot 500 m2;
    • 5. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden, met dien verstande dat uitbreiding van bestaande bebouwing tot 20% is toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 250 m²;
  • d. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
  • e. kleinschalige ondergeschikte horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 35 m²;
  • f. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen zijn niet toegestaan;
  • g. de nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • h. de nevenactiviteiten qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • i. de nevenactiviteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijzigen bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'Kernrandzone' wijzigen voor het toestaan van activiteiten met een andere bedrijfsmatige aard, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. sprake is van een gelijke of verminderde milieukundige en ruimtelijke impact;
  • b. de omzetting is slechts toegestaan naar een bedrijf als opgenomen in Staat van Bedrijfsactiviteiten.
6.7.2 Wijzigen naar bestemming ‘Agrarisch’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. planwijziging is toegestaan voor percelen met een bedrijfsgebouw dat als zodanig vrijkomt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak mag per bedrijf niet meer bedragen dan 1 hectare;
  • c. de afstand van een bouwvlak tot de openbare weg bedraagt niet meer dan 200 meter;
  • d. de afstand van een bouwvlak tot een ander bouwvlak bedraagt ten minste 100 meter;
  • e. planwijziging heeft betrekking op een volgens dit artikel toelaatbaar grondgebonden bedrijf;
  • f. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • g. na wijziging dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • h. aangetoond wordt dat gedurende een periode van minimaal een half jaar geen of niet tijdig vrijkomende agrarische bedrijven beschikbaar zijn;
  • i. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur;
  • j. wijziging is niet toegestaan voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven;
  • k. Burgemeester en wethouders winnen omtrent de voorwaarden zoals genoemd onder f advies in bij de agrarisch deskundige.
6.7.3 Wijzigen naar bestemming ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • b. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan;
  • d. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • e. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • f. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
6.7.4 Wijzigen naar bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’, ‘Verkeer’ en/of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
6.7.5 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied' wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende:

  • d. een concreet bouwplan dient te worden overgelegd;
  • e. het bouwvlak dient landschappelijk te worden ingepast. De landschappelijke inpassing wordt inzichtelijk gemaakt op basis van een inrichtings- en inplantingsplan;
  • f. de wijziging is milieu hygiënisch uitvoerbaar;
  • g. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch technische hulpbedrijven;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. keerwanden;
    • 3. laad- en losvoorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. toegangs- en achterpaden;
    • 7. water.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 meter;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 10 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 meter;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • g. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het gezamenlijk oppervlak van gebouwen en overkappingen het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak niet mag overschrijden; indien geen maximum bebouwd oppervlak of bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 70% van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel;
  • i. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 5 meter;
  • j. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.
  • k. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4.2 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag van goederen is niet toegestaan, hieronder wordt in ieder geval verstaan de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grint of brandstoffen;
  • b. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf is niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 200 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • d. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • f. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • h. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in een bedrijfswoning en / of aan of - uitbouw , met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • 1. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • i. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • j. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijzigen naar bestemming ‘Agrarisch’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1 hectare; voor een groter bouwvlak dient te wijzigingsbevoegdheid in 3.7.4 te worden toegepast;
  • b. de afstand van een bouwvlak tot de openbare weg mag ten hoogste 200 meter bedragen;
  • c. de afstand van een bouwvlak tot een ander bouwvlak bedraagt ten minste 100 meter;
  • d. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • e. na wijziging dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • f. aangetoond wordt dat gedurende een periode van minimaal een half jaar geen of niet tijdig vrijkomende agrarische bedrijven beschikbaar zijn;
  • g. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur;
  • h. wijziging is uitsluitend toegestaan voor grondgebonden agrarische bedrijven;
  • i. de gronden zijn niet aangeduid als 'Kernrandzone', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'Natuurontwikkelingsgebied' en 'Afwegingszone natuurgebied';
  • j. Burgemeester en wethouders winnen vooraf advies in bij een agrarisch deskundige omtrent de onder sub d, onder 1 opgenomen voorwaarde.
7.6.2 Wijzigen naar bestemming ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • b. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan;
  • d. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • e. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • f. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
7.6.3 Wijzigen naar bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’, ‘Verkeer’ en/of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiter- reduceerstation': tevens een afsluiter- en reduceerstation;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens een gemaal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterspaarbekken': tevens een waterspaarbekken;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': tevens een sluizencomplex;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation': tevens een pompstation;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': tevens een waterzuiveringsinstallatie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': tevens een zend- en ontvangstinstallatie;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – afsluiter-reduceerstation': tevens een afsluiterschema en gasontvangstation;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. keerwanden;
    • 3. laad- en losvoorzieningen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. toegangs- en achterpaden;
    • 6. water.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 4 meter hoger dan de maximale goothoogte en / of boeibordhoogte;
    • 2. transformatoren, masten, jukken en vergelijkbare installaties: 14 meter;
    • 3. reservoirs en / of silo's: 7 meter;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 3 meter;
    • 5. lichtmasten: 5 meter;
    • 6. silo's ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': 16 meter;
    • 7. gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'sluis': 10 meter;
    • 8. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per maatvoeringsvlak niet meer dan is aangeduid op de verbeelding;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid 8.2, sub c5 bedraagt de bouwhoogte van maximaal 4 lichtmasten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - lichtmast’ niet meer dan 15 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag van goederen is niet toegestaan, hieronder wordt in ieder geval verstaan de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grint of brandstoffen;
  • b. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterspaarbekken' mogen grondwallen worden opgericht tot een hoogte van maximaal 5 meter ten opzichte van het maaiveld.

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied met daaraan ondergeschikte gebruiksvormen;
  • b. het behoud en / of herstel en / of ontwikkeling van actuele en potentiële landschappelijke waarden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, geen woningen zijnde;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 10 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 meter.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bos' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, beschermde dijken, waterkeringen en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
9.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
9.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschaps- en natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 10 Buisleidingenstraat

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Buisleidingenstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor ondergrondse buisleidingen en kabels met daaraan ondergeschikt:

  • a. agrarisch medegebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beschermde dijk’: tevens voor behoud en/ of herstel van de daaraan eigen natuurwaarden;
  • d. met bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. voorzieningen zoals drukregelaars;
    • 2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 3. paden en wegen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 5 meter;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan 50 m².
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2 ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte voor gebouwen en het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking is uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is voor het beheer en / of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;
  • b. de veiligheid van de betrokken leiding niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. vooraf aan de afwijking schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerorganisatie van de Buisleidingenstraat.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.1 voor het toestaan van een ander gebruik mits het ander gebruik verenigbaar is met de bestemming alsmede de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar worden gebracht.

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
10.6.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 10.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
10.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.6.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. het leidingbelang en de daarbijbehorende belemmeringenstrook daardoor niet onevenredig worden geschaad;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – beschermde dijk’ de in lid 10.1, sub c genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:
    • 1. niet worden aangetast;
    • 2. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.

Artikel 11 Buisleidingenstrook Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Buisleidingenstrook Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor ondergrondse waterleidingen, met daaraan ondergeschikt:

  • a. agrarisch medegebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. met bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. voorzieningen zoals drukregelaars;
    • 2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 3. paden en wegen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 2,5 meter;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 meter;
  • c. bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen op deze gronden zijn niet toegestaan.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2 ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte voor gebouwen en het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking is uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is voor het beheer en / of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;
  • b. de veiligheid van de betrokken leiding niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. vooraf aan de afwijking schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.1 voor het toestaan van een ander gebruik mits het ander gebruik verenigbaar is met de bestemming alsmede de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar worden gebracht.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
11.6.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 11.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
11.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.6.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang en de daarbijbehorende belemmeringenstrook daardoor niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 6 meter of indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 10 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 meter;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming Agrarisch, mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. het bebouwingspercentage bedraagt 100% van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel;
  • j. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • k. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.4.2 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
12.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag van goederen is niet toegestaan, hieronder wordt in ieder geval verstaan de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grint of brandstoffen;
  • b. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • c. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • e. verkoopvloeroppervlakte is alleen toegestaan op de begane grond;
  • f. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • g. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • i. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan.
  • j. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Bestemming ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Detailhandel', ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • b. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan.
  • c. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • d. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • e. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
12.6.2 Bestemming ‘Agrarisch’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Detailhandel' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1 ha; voor een groter bouwvlak dient te wijzigingsbevoegdheid in 3.7.4 te worden toegepast;
  • b. de afstand van een bouwvlak tot de openbare weg mag ten hoogste 200 meter bedragen;
  • c. de afstand van een bouwvlak tot een ander bouwvlak bedraagt ten minste 100 meter;
  • d. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • e. na wijziging dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • f. aangetoond wordt dat gedurende een periode van minimaal een half jaar geen of niet tijdig vrijkomende agrarische bedrijven beschikbaar zijn;
  • g. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur;
  • h. wijziging is uitsluitend toegestaan voor grondgebonden agrarische bedrijven;
  • i. de gronden zijn niet aangeduid als 'Kernrandzone', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'Natuurontwikkelingsgebied' en 'Afwegingszone natuurgebied'.
  • j. Burgemeester en wethouders winnen vooraf advies in bij een agrarisch deskundige omtrent de onder sub d, onder 1 opgenomen voorwaarde.
12.6.3 Bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’, ‘Verkeer’ en / of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Detailhandel' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. een grondwal, met dien verstande dat de gronden voor zover gelegen binnen 10 meter van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienverwerkend bedrijf', tevens zijn bestemd voor een grondwal, deel uitmakend van een uienpellenbak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': uitsluitend voor landschappelijke inpassing;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. bermen;
    • 2. bermsloten;
    • 3. voet- en fietspaden.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid
13.4.1 Bestemmingen ‘Verkeer’ of ‘Water’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Groen' wijzigen in de bestemming 'Verkeer' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

13.4.2 Bestemming ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming 'Groen' wijzigen in de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de inhoud van het op te richten gebouw bedraagt maximaal 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 5 meter.
13.4.3 Bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’, ‘Verkeer’ en / of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Groen' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - helihaven', een heli-haven ten behoeve van het nabijgelegen horecabedrijf;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 10 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 meter;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het gezamenlijk oppervlak van gebouwen en overkappingen het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak niet mag overschrijden; indien geen maximum bebouwd oppervlak of bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel;
  • j. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • k. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
14.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte van aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 5 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • g. gronden buiten het bouwvlak worden ten hoogste 50% bebouwd met aan- en / of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Uitbreiden bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximum oppervlakte van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden vergroot;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak wordt met niet meer dan 20% vergroot;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.4.2 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.4.3 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag van goederen is niet toegestaan, hieronder wordt in ieder geval verstaan de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grint of brandstoffen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • c. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in een bedrijfswoning en / of aan of - uitbouw , met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden
  • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • 6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • f. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • g. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Horeca', ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • b. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan.
  • c. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • d. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • e. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 10 meter of de aangegeven bouwhoogte op de verbeelding;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. het bebouwingspercentage bedraagt 100% van het bouwvlak.
15.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte van aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 5 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bestemmingsvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • g. gronden buiten het bouwvlak worden ten hoogste 50% bebouwd met aan- en / of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag van goederen is niet toegestaan, hieronder wordt in ieder geval verstaan de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grint of brandstoffen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • c. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  • e. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • f. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bejaardenzorg met bijbehorende bewoning;
  • b. culturele voorzieningen;
  • c. dienstverlening van overheidswege;
  • d. onderwijs;
  • e. sociale voorzieningen;
  • f. volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen instellingen;
  • g. uitoefening van het openbaar bestuur;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek', een jongeren ontmoetingsplek;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'religie': godsdienstuitoefening;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- praathuis': een raathuis;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen': een molen;
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. nutsvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ´jongeren ontmoetingsplek´ is uitsluitend de plaatsing van een unit toegestaan;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte(m) aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 10 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen': ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- praathuis': 3 meter;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. het bebouwingspercentage bedraagt 100% van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en / of herstel en / of ontwikkeling van actuele en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden, alsmede voor daaraan ondergeschikt gebruik zoals de visserij, mossel- en schelpdierculturen, extensief recreatief gebruik en waterbeheersing.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren' : 6 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
17.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
17.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
17.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 17.1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

  • a. niet worden aangetast;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.

Artikel 18 Natuur - Landgoed

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en / of herstel en / of ontwikkeling van actuele en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • b. woondoeleinden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  • d. fiets-, wandel- en overige (recreatieve) langzaamverkeerspaden;
  • e. perceelsontsluitingen;
  • f. bruggen;
  • g. erven;
  • h. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • i. tuinen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
18.2 Bouwregels
18.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. hoofgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak opgericht;
  • c. hoofdgebouwen worden vrijstaand gebouwd;
  • d. maximaal 3 hoofdgebouwen zijn toegestaan;
  • e. de maximale inhoud bedraagt per hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • 1. één hoofdgebouw inclusief bijgebouwen: 2.930 m3;
  • 2. twee hoofdgebouwen inclusief bijgebouwen: 1.320 m3;
  • 3. per hoofdgebouw bedraagt de gezamenlijke maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen 150 m2;
  • f. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
  • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
  • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 3 m;
  • g. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
  • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
  • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
  • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
  • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
18.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. ten minste 80 % van het van het bestemmingsvlak (exclusief het bouwvlak van de burgerwoning) dient openbaar toegankelijk te zijn;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
18.4 Specifieke gebruiksregels

18.4.1 Verboden gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor logies met ontbijt en/of kleinschalige recreatieve/horeca-activiteiten en mantelzorg is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • c. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in een woning en / of aan of - uitbouw , met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • 6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven per hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • e. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor een minicamping is niet toegestaan;
  • g. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
  • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
  • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
  • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
  • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
  • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
  • 7. ten hoogste 6 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.
18.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 18.3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de natuur- en landschapswaarden conform het in bijlage 4 opgenomen landschapsplan.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 18.3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de natuur- en landschapswaarden conform het in bijlage 4 opgenomen landschapsplan.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Logies met ontbijt

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.5, sub a ten behoeve van het toestaan van logies met ontbijt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. de activiteit is uitsluitend toegestaan in bestaande eet- en slaapvertrekken binnen de woning;
  • c. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • d. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
18.5.2 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.5, sub a ten behoeve van het gebruik van een aan-, uitbouw en/of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd, afgegeven door een erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte heeft een maximale gebruiksoppervlakte van 100 m²;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van het bijbehorend bouwwerk dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt.

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het woongedeelte dient daarbij weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.

18.5.3 Kleinschalige recreatieve/horeca-activiteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.5, sub a ten behoeve van kleinschalige recreatieve/horeca-activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden, zelfstandige recreatieve/horeca-activiteiten activiteiten zijn niet toegestaan;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de recreatieve/horeca activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • c. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • d. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
18.6.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
18.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 18.1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

  • a. niet worden aangetast;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een zwembad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren': tevens een uitkijktoren;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. nutsvoorzieningen;
    • 4. water.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, uitgezonderd de uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren';
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen: 10 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren': 6 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • e. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming Agrarisch, mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • g. het bebouwingspercentage bedraagt van 100% van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel.
19.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m².
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  • c. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • d. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', een kampeerterrein met een bedrijfsmatige exploitatie met ten hoogste 270 kampeerplaatsen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. nutsvoorzieningen;
    • 4. water.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. recreatiegebouwen: 5 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. recreatiegebouwen: 9 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 6 meter;
    • 4. sanitairgebouwen: 3,50 meter;
    • 5. berging per standplaats: 3 meter;
    • 6. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. per bouwvlak is één recreatiegebouw toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte bedraagt niet meer dan:
    • 1. recreatiegebouw: 500 m²;
    • 2. bijgebouwen bij een woning: 100 m²;
    • 3. sanitairgebouwen: 250 m2;
    • 4. berging per standplaats: 10 m².
  • f. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • g. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • h. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • i. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • j. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • k. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • l. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
20.4.2 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.

20.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m².
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • c. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in een bedrijfswoning en / of aan of - uitbouw , met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • 6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • e. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per bedrijfswoning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden, tennisbanen en hiermee vergelijkbaar recreatief gebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport – golfbaan en schietterrein': een golfbaan en schietterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein': een motorcrossterrein;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan': een modelvliegtuigbaan;
  • f. bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. ontsluitingswegen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse de aanduiding 'modelvliegtuigbaan' geen gebouwen zijn toegestaan en dat ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)' aangegeven goothoogte;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 meter;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 10 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 6 meter en indien aangeduid de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 4. ballenvangers: 10 meter;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 6. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 7. speelvoorzieningen: 3 meter;
    • 8. sportvoorzieningen: 4,5 meter;
    • 9. vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 10. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het gezamenlijk oppervlakte van gebouwen en overkappingen het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak niet mag overschrijden. In alle andere gevallen bedraagt het bebouwingspercentage 100% van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport – golfbaan en schietterrein' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • k. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
21.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn :
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. ballenvangers: 10 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. lichtmasten en overige masten: 15 meter;
    • 4. speelvoorzieningen: 3 meter;
    • 5. sportvoorzieningen: 4,5 meter;
    • 6. vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Uitbreiden bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximum oppervlakte van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden vergroot;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak wordt met niet meer dan 20% vergroot;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d. uitbreiding van het bouwvlak is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein'
21.4.2 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte en de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. de afwijking is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein'
21.4.3 Lichtmasten en overige masten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2.1 onder c en 21.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van lichtmasten ten dienste van recreatieve voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de toelaatbare hoogte van een lichtmast bedraagt ten hoogste 25 meter;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
21.4.4 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
21.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ondergeschikte horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan.
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m².
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  • d. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • e. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, en wel:
    • 1. rijksweg A58 bestaande uit vier rijstroken;
    • 2. overige wegen bestaande uit maximaal twee rijstroken;
  • b. afvalverzamelplaatsen;
  • c. beplantingen;
  • d. bermen;
  • e. fietspaden;
  • f. geluidswerende voorzieningen;
  • g. parkeerplaatsen;
  • h. voetpaden;
  • i. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van woningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend- en ontvangstinstallatie.
22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal': is maximaal 1 garage toegestaan;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie': 40 meter;
    • 2. bruggen en viaducten: 10 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

22.4 Wijzigingsbevoegdheid
22.4.1 Bestemmingen ‘Groen’ of ‘Water’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Verkeer' wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

22.4.2 Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming 'Verkeer' wijzigen voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de inhoud van het op te richten gebouw bedraagt maximaal 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 5 meter.
22.4.3 Bestemming ‘Agrarisch’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Verkeer' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. planwijziging is toegestaan indien de desbetreffende gronden beschikbaar komen door versmalling van wegen, dijken en / of waterstaatswerken en / of het verlies van de waterstaatkundige functie;
  • b. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
22.4.4 Bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’ en / of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Verkeer' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van dijken, waterkering en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water .
23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, geen woningen zijnde;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 6 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: 10 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 meter.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan- en afvoer van water;
  • b. waterberging;
  • c. vaarwegen en bestaande voorzieningen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. duikers;
  • f. keermuren voor de waterbeheersing;
  • g. oeverbeschoeiingen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens een aanlegsteiger.
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend ten behoeve van de bestemming.
24.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat niet mag worden gebouwd uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van de bestemming, met dient verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': 6 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid
24.4.1 Bestemmingen ‘Groen’ of ‘Verkeer’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Water' wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat de wijziging noodzakelijk is voor de:

  • a. realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur;
  • b. aanpassing van de ondergrondse infrastructuur
  • c. versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Met dien verstande dat het functioneren van de waterhuishouding niet onevenredig worden geschaad en de waterbeheerder is gehoord.

24.4.2 Bestemming ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • b. de ontwikkeling van deze gebieden enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren geschiedt;
  • c. het functioneren van de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad;
  • d. de waterbeheerder is gehoord.
24.4.3 Bestemming ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming 'Water' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de inhoud van het op te richten gebouw bedraagt maximaal 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 5 meter.
  • c. het functioneren van de waterhuishouding niet onevenrede wordt geschaad;
  • d. de waterbeheerder is gehoord.
24.4.4 Bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’, ‘Verkeer’ en / of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Water' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, beschermde dijken, waterkeringen en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. de gronden dienen deel uit te maken van realisering van beleid dat is opgenomen in vastgestelde (sectorale) plannen, zoals ruilverkavelingsplannen, plannen van het waterschap en / of in het kader van Duurzaam Veilig.

Artikel 25 Water - Deltawater

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Deltawater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan- en afvoer van water;
  • b. vaarwegen en bestaande voorzieningen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  • c. natuurwaarden in de vorm van een deltawater;
  • d. visserij;
  • e. waterkering;
  • f. behoud, herstel en / of ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden samenhangend met het deltawater.
25.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat niet mag worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
    • 1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

25.4 Wijzigingsbevoegdheid
25.4.1 Bestemmingen ‘Natuur’ en / of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Water - Deltawater' wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' ten behoeve van het aanpassen van de onderlinge begrenzingen van deze bestemmingen aan de zich wijzigende diepten van het deltawater, of in 'Waterkering' ten behoeve van een noodzakelijke verbreding van de waterkering.

Artikel 26 Wonen

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor opslag;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravan- en botenstalling': tevens voor een caravan- en / of botenstalling;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen': tevens voor landhuizen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenarts': tevens een dierenartsenpraktijk;
  • f. een minicamping met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 hectare en met ten hoogste 10 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  • g. bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden;
    • 4. tuinen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de op de verbeelding aangeduide gevellijn en voor wat hoofdgebouwen betreft, niet meer dan 5 meter achter de op de verbeelding aangeduide gevellijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt het maximum aantal woningen zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van een woning bedraagt niet meer dan 1000 m³, uitgezonderd daar waar een aanduiding 'maximum volume' op de verbeelding is weergegeven;
  • e. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 3 meter;
  • g. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: 10 meter;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 6 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • h. per woning bedraagt de gezamenlijke maximale oppervlakte bijgebouwen 100 m2.
26.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
26.2.3 Landhuizen

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen' gelden de volgende afwijkende regels:

  • a. de aaneengesloten oppervlakte van een bouwperceel waarop een landhuis is toegestaan bedraagt ten minste 5.000 m²;
  • b. per bouwperceel mag 1 vrijstaand eengezinshuis in de vorm van een landhuis worden gebouwd;
  • c. per landhuis bedraagt de gezamenlijke maximale oppervlakte bijgebouwen 150 m2;
  • d. per bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer dan 10% bedragen;
  • e. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de op de verbeelding aangeduide gevellijn en voor wat hoofdgebouwen betreft, niet meer dan 5 meter achter de op de verbeelding aangeduide gevellijn;
  • f. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd;
  • g. de goot- en / of boeibordhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 7 meter;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 10 meter;
  • i. de goot- en / of boeibordhoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer 3 meter;
  • j. de inhoud van een landhuis inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
26.2.4 Woning Breedsendijk

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. per bouwperceel mag 1 vrijstaand eengezinshuis worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de op de verbeelding aangeduide gevellijn en voor wat hoofdgebouwen betreft, niet meer dan 5 meter achter de op de verbeelding aangeduide gevellijn;
  • c. de voorgevel wordt evenwijdig aan dan wel haaks op de gevellijn opgericht;
  • d. de plattegrond van de eengezinswoning dient rechthoekig van vorm te zijn, waarbij de verhouding van de korte zijde staat tot de lange zijde als 1:1,5;
  • e. hoofdgebouwen worden niet op de perceelsgrens gebouwd, de afstand tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 meter.
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
26.4.2 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.

26.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor logies met ontbijt en/of kleinschalige recreatieve/horeca-activiteiten en mantelzorg is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • c. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in een bedrijfswoning en / of aan of - uitbouw , met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • 2. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • 3. kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • 5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • 6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d. stalling van voor de handel en distributie bestemde goederen is ter plaatse van de aanduiding 'garage' niet toegestaan;
  • e. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • f. het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren is toegestaan;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor een minicamping is niet toegestaan:
    • 1. indien de afstand van de kampeermiddelen tot nabij gelegen bouwvlakken minder dan 50 meter bedraagt;
    • 2. indien het bestemmingsvlak minder dan 1 hectare bedraagt;
    • 3. indien de gronden grenzen aan 'Afwegingszone natuurgebied', 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis' of 'Natuurontwikkelingsgebied'';
    • 4. indien de afstand tot een boomgaard minder dan 50 meter bedraagt.
  • h. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 4 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
26.6.1 Logies met ontbijt

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.5, sub a ten behoeve van het toestaan van logies met ontbijt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. de activiteit is uitsluitend toegestaan in bestaande eet- en slaapvertrekken binnen de woning;
  • c. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • d. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
26.6.2 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.5, sub a ten behoeve van het gebruik van een aan-, uitbouw en/of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd, afgegeven door een erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte heeft een maximale gebruiksoppervlakte van 100 m²;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van het bijbehorend bouwwerk dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt.

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het woongedeelte dient daarbij weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.

26.6.3 Kleinschalige recreatieve/horeca-activiteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.5, sub a ten behoeve van kleinschalige recreatieve/horeca-activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden, zelfstandige recreatieve/horeca-activiteiten activiteiten zijn niet toegestaan;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de recreatieve/horeca activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • c. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • d. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
26.7 Wijzigingsbevoegdheid
26.7.1 Bestemmingen ‘Agrarisch met waarden - Beschermde dijk’, ‘Verkeer’ en / of ‘Waterkering’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken', 'Verkeer' en / of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

Artikel 27 Leiding - Buisleidingenstraat

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Buisleidingenstraat' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor ondergrondse buisleidingen en kabels, met daaraan ondergeschikt bij deze bestemming behorende voorzieningen.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2 ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte voor gebouwen en het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking is uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is voor het beheer en / of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;
  • b. de veiligheid van de betrokken leiding niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerorganisatie van de Buisleidingenstraat. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
27.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.1 voor het toestaan van een ander gebruik mits het ander gebruik verenigbaar is met de bestemming alsmede de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar worden gebracht.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • b. het vergraven, verruimen of dempen van wateren.
27.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
27.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang en de daarbijbehorende belemmeringenstrook daardoor niet onevenredig worden geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerorganisatie van de Buisleidingenstraat . Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 28 Leiding - Gas

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. de veiligheid van de gasleiding mag niet worden geschaad;
  • c. vooraf wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • d. geen kwetbare objecten worden toegelaten.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
28.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 28.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
28.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 29 Leiding - Gevaarlijke stoffen

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gevaarlijke stoffen' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een leiding voor gevaarlijke stoffen.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
29.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 29.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
29.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van hoogspanningsmasten maximaal 60 meter tenzij anders op de verbeelding is weergegeven;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslag van goederen.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
30.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 30.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
30.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 31 Leiding - Leidingstrook 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor (een) ondergrondse:

  • a. olieleiding met een diameter van 24 inch;
  • b. aardgastransportleiding met een diameter van 47,24 inch;
  • c. aardgastransportleiding met een diameter van 10 inch;
  • d. aardgastransportleiding met een diameter van 6 inch;
  • e. twee watertransportleidingen met een diameter van 28 inch;
  • f. watertransportleiding met een diameter van 900 mm;

met daarbij behorende belemmeringenstrook.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
31.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 31.2 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
31.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 31.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 32 Leiding - Leidingstrook 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor ondergrondse leidingen voor transport van:

  • a. koolmonoxide met een diameter van 6,63 inch;
  • b. waterstof met een diameter van 6,63 inch;

met daarbij behorende belemmeringenstrook.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
32.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 32.2 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
32.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 33 Leiding - Leidingstrook 3

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor (een) ondergrondse:

  • a. twee aardgastransportleidingen met een diameter van 24,02 inch;
  • b. aardgastransportleiding met een diameter van 28 inch;
  • c. aardgastransportleiding met een diameter van 30 inch;
  • d. aardgastransportleiding met een diameter van 48 inch;
  • e. koolmonoxidetransportleiding met een diameter van 6,63 inch;
  • f. waterstoftransportleiding met een diameter van 6,63 inch;
  • g. stikstoftransportleiding met een diameter van 12,75 inch;
  • h. ethyleentransportleiding met een diameter van 6,61 inch;
  • i. etyleentransportleiding met een diameter van 12,75 inch;
  • j. propyleentransportleiding met een diameter van 6,61 inch;

met daarbij behorende belemmeringenstrook.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
33.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 33.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 33.2 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
33.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 33.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 34 Leiding - Riool

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding met daarbij behorende belemmeringenstrook.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
34.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 34.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 34.2 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
34.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 34.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 35 Leiding - Water

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een industriewaterleiding.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
35.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
35.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 35.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 35.2 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
35.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 35.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 35.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 36 Waarde - Archeologie - 1

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorieën 2, terreinen van archeologische waarde en 3, gewaardeerde stad- en dorpskernen.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder b sub 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder b sub 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage tenzij noodzakelijk voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 36.2 in acht is genomen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. ophogen van gronden met meer dan 40 cm.
36.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 36.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. werken en / of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • d. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  • e. werken of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • f. archeologisch onderzoek.
36.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 36.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
36.4 Wijzigingsbevoegdheid
36.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' of 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
36.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie - 1' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
36.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 37 Waarde - Archeologie - 2

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder b sub 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder b sub 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage tenzij noodzakelijk voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 37.2 in acht is genomen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. ophogen van gronden met meer dan 40 cm.
37.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 37.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. werken en / of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • d. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  • e. werken of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • f. archeologisch onderzoek.
37.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 37.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
37.4 Wijzigingsbevoegdheid
37.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn;
  • c. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' of 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
37.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie - 2' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
37.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 38 Waarde - Archeologie - 3

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorieën 5, gematigde verwachting en 7, waterbodems.

38.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder b sub 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder b sub 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage tenzij noodzakelijk voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 38.2 in acht is genomen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. ophogen van gronden met meer dan 40 cm.
38.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 38.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. werken en / of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • d. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  • e. werken of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 500 m² bedraagt;
  • f. archeologisch onderzoek.
38.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 38.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
38.4 Wijzigingsbevoegdheid
38.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding Wettelijk beschermd archeologisch monument aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' of 'Waarde - Archeologie - 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn;
  • c. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
38.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie - 3' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
38.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 39 Waarde - Archeologie - 4

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 6, lage verwachting.

39.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder b sub 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder b sub 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage tenzij noodzakelijk voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 39.2 in acht is genomen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. ophogen van gronden met meer dan 40 cm.
39.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 39.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. werken en / of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • d. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  • e. werken of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 2500 m² bedraagt;
  • f. archeologisch onderzoek.
39.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 39.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
39.4 Wijzigingsbevoegdheid
39.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' of 'Waarde - Archeologie - 3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
39.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie - 4' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
39.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 40 Waarde - Natura 2000

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en / of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

40.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd

40.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van 40.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Natura 2000' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. rooien beplanting, aanleg leidingen dieper dan 1 meter, veranderen perceelsindeling;
  • c. aanleg teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. baggeren en baggerwerkzaamheden anders dan normaal onderhoud.
40.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in 40.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
40.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.4.1 zijn slechts toelaatbaar zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 41 Waterkering

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder begrepen de waterkering en de waterbeheersing door dijken, kaden, dijksloten, water en andere voorzieningen voor de waterkering,
  • b. bestaande wegen indien dit uit een oogpunt van de waterkering toelaatbaar is, met dien verstande dat alle wegen uit niet meer dan 2 rijstroken mogen bestaan;
  • c. buitendijkse fietspaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- buitendijkse fietspaden';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens een aanlegsteiger;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': tevens een sluizencomplex en nutsvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - spuisluis' een spuisluis;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - radartoren': tevens een radartoren;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens een nutsvoorziening;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – windmeetmast': een windmeetmast;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': tevens een windturbine.
41.2 Bouwregels
41.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt:
    • 1. niet meer dan 10 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - radartoren': een bouwhoogte van 55 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': 6 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': 40 meter;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – windmeetmast': 20 meter;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: niet meer dan 2 meter;
    • 5. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: niet meer dan 3 meter;
  • d. de maximale tiprotorhoogte van een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' bedraagt niet meer dan in Artikel 47 is aangegeven.
41.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.
41.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Artikel 42 Waterstaat - Waterkering

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen.

met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterkering’ prevaleren boven de regels die gelden ingevolge de andere daar voorkomende bestemmingen.

42.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

met dien verstande dat:

  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
42.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.

Artikel 43 Waterstaat - Waterberging - Volkerak-Zoommeer'

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging - Volkerak-Zoommeer' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor waterberging bij een verwachte overschrijding van het waterpeil van NAP +2,6 m op het Hollandsch Diep (Rak Noord), met de bijbehorende voorzieningen.

43.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 43.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - worden gebouwd

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 44 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 45 Algemene bouwregels

45.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de desbetreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
45.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
45.3 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • c. terreinafscheidingen.
45.4 Percentages

Een in de regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de desbetreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

45.5 Afstand tot wegen

De afstand van bouwwerken bedraagt tot de as van de hoofdverkeersbaan, of indien de weg uit twee hoofdverkeersbanen bestaat, uit de as van de dichtstbij gelegen hoofdverkeersbaan minimaal 40 meter bij de volgende provinciale wegen:

  • a. N259;
  • b. N659;
  • c. N670;
  • d. N673.

Het is niet toegestaan om binnen deze afstand van 40 meter bestaande bouwwerken te vernieuwen, te wijzigen of uit te breiden, met dien verstande dat interne verbouwingen en vernieuwingen van ondergeschikte betekenis - waardoor de bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot - wel zijn toegestaan.

45.6 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' is de Monumentenwet 1988 van toepassing.

Artikel 46 Algemene gebruiksregels

In het plangebied of directe omgeving dient in voldoende parkeergelegenheid te zijn voorzien. Wanneer hier niet (meer) aan wordt voldaan, is sprake van met het bestemmingsplan strijdig gebruik, met dien verstande dat een bestaand parkeertekort niet als strijdig gebruik wordt aangemerkt.

Artikel 47 Algemene aanduidingsregels

47.1 Afwegingszone natuurgebied
47.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Afwegingszone natuurgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van de natuurbelangen/waarden van het aangrenzende natuurgebied.

47.1.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'Afwegingszone natuurgebied' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het diepploegen (meer dan 50 cm).
47.1.3 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 47.1.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • b. kunnen worden aangemerkt als normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. herplant van boomteelt en fruitteelt.
47.1.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 47.1.2 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

47.2 Agrarisch gebied met ecologische betekenis
47.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van ecologische waarden.

47.2.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'Agrarisch gebied met ecologische betekenis' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het diepploegen (meer dan 50 cm).
47.2.3 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 47.2.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • b. kunnen worden aangemerkt als normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. herplant van boomteelt en fruitteelt.
47.2.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 47.2.2 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

47.3 Kernrandzone
47.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Kernrandzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de karakteristiek van kernen en verblijfsrecreatiegebied en een beperktere agrarische ontwikkeling.

47.4 Natuurontwikkelingsgebied
47.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Natuurontwikkelingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, ontwikkeling en bescherming van de natuurbelangen.

47.4.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'Natuurontwikkelingsgebied' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het diepploegen (meer dan 50 cm).
47.4.3 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 47.4.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • b. kunnen worden aangemerkt als normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. herplant van boomteelt en fruitteelt.
47.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 47.4.2 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

47.5 Ruimte voor verdichting
47.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Ruimte voor verdichting' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor landschappelijke verdichting.

47.6 Veiligheidszone - leiding
47.6.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

47.6.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
  • b. de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten dan wel werken/werkzaamheden het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.
47.7 Vrijwaringszone - dijk
47.7.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen.
47.7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen de in lid 1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. voor de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) en geldende bouwregels mag uitsluitend worden gebouwd, als het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
47.7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, onder c met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

47.8 Vrijwaringszone - molenbiotoop
47.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en het behoud en / of herstel van de aanwezige landschappelijke en / of cultuurhistorische waarden van een molen.

47.8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken in aanvulling op, danwel in afwijking van, hetgeen in de bestemming is bepaald:

  • a. binnen een afstand van 100 meter uit de molen, niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter van de molen, niet meer bedragen dan 1/100 van die afstand tussen bouwwerk en die molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. indien op grond van Hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van Hoofdstuk 2.
47.8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 47.8.2 teneinde hogere bouwwerken op te richten overeenkomstig de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de bouw en situering van de desbetreffende bebouwing, dan wel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, niet in strijd zijn met het plan. Met betrekking tot de belangen van de molen, de windvang en de cultuurhistorische waarde, dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige.
47.8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
    • 2. het ophogen van gronden.
  • b. het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud en / of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. een onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de werken en / of werkzaamheden, danwel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, niet in strijd zijn met het plan. Met betrekking tot de belangen van de molen dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige.
47.9 Vrijwaringszone - radar
47.9.1 Verbod

Binnen de 'Vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 75 meter boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

47.9.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het bepaalde in lid 47.9.1 is niet van toepassing op windturbines die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan bestaan en voor nog te bouwen windturbines waarvoor de desbetreffende van toepassing zijnde ruimtelijke procedure is doorlopen en afgerond op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan.

47.9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 47.9.1, onder de voorwaarde dat:

  • a. de windturbine is gelegen ter plaatse van een aanduiding 'windturbinepark' binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken;
  • b. voorafgaand aan het verlenen van de afwijking positief advies is verkregen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Zuid, waarbij wordt bevestigd dat de afwijking, de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate beïnvloedt.
47.10 Wettelijk beschermd archeologisch monument

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 meter tot gebieden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'Wettelijk beschermd archeologisch monument', zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de desbetreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

47.11 windturbinepark anna-maria polder
47.11.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark anna-maria polder' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.11.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. windturbines en gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 19 windturbines met bijbehorende compactstations zijn toegestaan, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 110 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van een compactstation bedraagt niet meer dan 16 m³ per windturbine;
  • e. de maximale inhoud van een inkoopstation (netaansluitunit) bedraagt niet meer dan 24 m³;
  • f. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 4 meter;
  • g. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 4;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 80 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;
  • j. de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
47.11.3 Vervanging - vernieuwing - nieuwbouw

Bij gehele of gedeeltelijke vervanging en/of gehele of gedeeltelijke vernieuwing van de windturbine of nieuwbouw van een windturbine of een deel van de windturbine of van de rotorbladen, gelden de bepalingen van lid 47.9.

47.12 windturbinepark grensweg
47.12.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark grensweg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.12.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. windturbines en gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 2 windturbines met bijbehorende compactstations zijn toegestaan, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 85 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van een compactstation bedraagt niet meer dan 16 m³ per windturbine;
  • e. de maximale inhoud van een inkoopstation (netaansluitunit) bedraagt niet meer dan 50 m³;
  • f. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 4 meter;
  • g. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 1;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 55 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;
  • j. de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
47.12.3 Vervanging - vernieuwing - nieuwbouw

Bij gehele of gedeeltelijke vervanging en/of gehele of gedeeltelijke vernieuwing van de windturbine of nieuwbouw van een windturbine of een deel van de windturbine of van de rotorbladen, gelden de bepalingen van lid. 47.9.

47.13 windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 1
47.13.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.13.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 11 windturbines met bijbehorende compactstations zijn toegestaan;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 137 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van compactstations mag niet meer bedragen dan 16 m3 per windturbine;
  • e. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 3 meter;
  • f. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 1;
  • g. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 90 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
47.14 windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 2
47.14.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.14.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 2 windturbines met bijbehorende compactstations, en 1 inkoopstation zijn toegestaan;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 137 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van compactstations mag niet meer bedragen dan 16 m3 per windturbine;
  • e. de maximale inhoud van een inkoopstation (netaansluitunit) bedraagt niet meer dan 250 m³;
  • f. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 3 meter;
  • g. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 1;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 90 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;
  • j. de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
47.15 windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 3
47.15.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.15.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 7 windturbines met bijbehorende compactstations zijn toegestaan;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 137 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van compactstations mag niet meer bedragen dan 16 m3 per windturbine;
  • e. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 3 meter;
  • f. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 1;
  • g. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 90 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
47.16 windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 4
47.16.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.16.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 6 windturbines met bijbehorende compactstations zijn toegestaan;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 137 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van compactstations mag niet meer bedragen dan 16 m3 per windturbine;
  • e. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 3 meter;
  • f. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 1;
  • g. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 90 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
47.17 windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 5
47.17.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.17.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 7 windturbines met bijbehorende compactstations zijn toegestaan;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 137 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van compactstations mag niet meer bedragen dan 16 m3
  • e. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 3 meter;
  • f. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 1;
  • g. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 90 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;

de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.

47.18 windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 6
47.18.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld transformatorkasten.

47.18.2 Bouwregels
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen voor windturbines;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 2 windturbines met bijbehorende compactstations zijn toegestaan;
  • c. de tiprotorhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 137 meter ten opzichte van NAP;
  • d. de maximale inhoud van compactstations mag niet meer bedragen dan 16 m3 per windturbine;
  • e. de bouwhoogte bedraagt voor gebouwen ten behoeve van windturbines niet meer dan 3 meter;
  • f. het aantal windmeetmasten bedraagt niet meer dan 1;
  • g. de bouwhoogte bedraagt voor windmeetmasten niet meer dan 90 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt voor terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter.
47.19 geluidszone - industrielawaai

Met betrekking tot de 'geluidzone - industrielawaai' geldt dat binnen deze zone geen nieuwe geluidgevoelige objecten zijn toegestaan.

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels

48.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder a bepaalde voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
49.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: ‘regels van het Buitengebied, 3e herziening’.