direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Wymbritseradiel-Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.06830000WYMZUID-

Artikel 17 Woongebied

1.              Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor "woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.              wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen;

b.              molen, informatiecentrum en winkel, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met "molen";

c.              kantoor, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met "kantoor";

d.              opslag ten behoeve van detailhandel, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met "opslag"; 

e.              garageboxen, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met "garageboxen";

f.                agrarische cultuurgrond, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met “agrarische cultuurgrond”, met dien verstande dat hieronder zowel bedrijfs- als hobbymatig gebruik in de zin van volkstuinen en/of het houden van dieren is begrepen;  

g.              groenvoorzieningen;

h.              openbare nutsvoorzieningen;

i.                verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

j.                water.

 

Voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied, is de bestemming mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Woudsend als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze voorschriften en zoals beschreven in de paragrafen 2.2.1 en 2.2.2 van toelichting bij deze voorschriften.

 

2.              Bouwvoorschriften

a.              Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen:

1.              hoofdgebouwen, uitgezonderd aan- en uitbouwen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2.              het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen;

3.              de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) gelegen binnen het op de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

4.              de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) gelegen binnen het op de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied mag niet minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven dakhelling bedragen;

5.              in aanvulling op het bepaalde onder 3 en 4 geldt dat voor de op de bouwvormenkaart als "beeldbepalend" dan wel "beeldondersteunend" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven;

6.              de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) gelegen buiten het op de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

7.              de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) gelegen buiten het op de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied mag niet minder dan de op de plankaart aangegeven dakhelling bedragen;

8.              in aanvulling op het bepaalde onder 6 en 7 geldt dat voor de op de plankaart als "karakteristiek" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling), gehandhaafd dient te blijven;

9.              niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd.

 

b.              Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen:

1.              aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

2.              de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;

3.              de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen;

4.              de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan

3 m bedragen;

5.              de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen, met dien verstande dat:

a.             de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal

1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

b.             de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;

6.              de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan
100 m² bedragen, met dien verstande dat:

a.             niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;

b.             de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen;

c.             in afwijking van het bepaalde onder b per woning (met uitzondering van woningen die zijn gelegen binnen het op de plankaart met “beschermd dorpsgezicht” aangeduide gebied) tenminste
50 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd.

 

c.              Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

1.              de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;

2.              de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

3.              de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

3.              Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

-                 het straat- en bebouwingsbeeld;

-                 de sociale veiligheid;

-                 de verkeersveiligheid;

-                 de woonsituatie;

-                 de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,

nadere eisen stellen aan:

a.              voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied:

-                 de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding tenminste 2:1 dient te bedragen;

-                 het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;

-                 de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat de dakhelling tenminste 40° dient te zijn en gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;

-                 de plaats en hoogte van erfafscheidingen;

-                 het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout zijn opgetrokken;

-                 de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing;

b.              voor het overige;

-                 de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.

 

4.              Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

-                 het straat- en bebouwingsbeeld;

-                 de sociale veiligheid;

-                 de verkeersveiligheid;

-                 de woonsituatie;

-                 de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,

vrijstelling verlenen van:

a.              het bepaalde in lid 2, sub a, onder 2 voor een groter aantal woningen per bouwvlak, met dien verstande dat deze vrijstelling niet wordt verleend voor de gronden die gelegen zijn binnen het op de plankaart met "zone industrielawaai" gelegen gebied;

b.              het bepaalde in lid 2, sub a, onder 5 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd dorpsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en
8 m en een dakhelling van ten minste 45°;

c.              het bepaalde in lid 2, sub b, onder 1 voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan

3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;

d.              het bepaalde lid 2, sub b, onder 5b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 7 m .

 

5.              Gebruiksvoorschriften

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven bestemmingsomschrijving. Als verboden gebruik wordt in elk geval aangemerkt:

-                 niet-permanente bewoning;

-                 het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

-                 het gebruik van de gronden en bouwwerken op de plankaart aangeduid met "garageboxen" voor bewoning;

-                 het gebruik van de gronden en bouwwerken op de plankaart aangeduid met "kantoor" voor bewoning;

-                 het gebruik van de gronden en bouwwerken op de plankaart aangeduid met "opslag" voor bewoning;

-                 het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

-                 het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

6.              Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

7.              Wijzigingsbepalingen

a.              Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming wijzigen in die zin dat de op de plankaart aangegeven bouwgrenzen worden verlegd met het oog op uitbreiding, dan wel een verandering in de situering van hoofdgebouwen, met dien verstande dat de wijzigingbevoegdheid niet wordt toegepast voor de gronden die zijn gelegen binnen het op de plankaart met "zone industrielawaai" begrensde gebied en de bepalingen uit dit artikel overeenkomstig van toepassing zijn.

 

b.              De onder a bedoelde wijzigingen wordt uitsluitend toegepast mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

-                 het straat- en bebouwingsbeeld;

-                 de sociale veiligheid;

-                 de verkeersveiligheid;

-                 de woonsituatie;

-                 de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.