Gemeente:
Goes
Plannaam:
Oude Rijksweg 87a
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
06-09-2012

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1. plan: het wijzigingsplan “Oude Rijksweg 87a” van de gemeente Goes als vervat in het

GML-bestand NL.IMRO.0664.WPLG06-ON99 met de bijbehorende regels.

 

1.2. aan-huis-gebonden beroep/bedrijf: een dienstverlenend beroep, dat in een woning of in een bijbehorend gebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:

1. de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;

2. ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

3. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

4. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

6. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

7. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

8. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

1.3. agrarisch bedrijf: een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

a. grondgebonden agrarisch bedrijf:

1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;

2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;

3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;

4. houtteelt: de aanplant van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtteelt, waarvoor op basis van de Beschikking ontheffing meldings- en herplantplicht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit ontheffing is verkregen van de meldings- en herplantplicht.

5. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;

6. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie, waarbij het stallen van pensionpaarden is toegestaan;

7. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;

3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

c. aquacultuur: teelt van (zout)watergebonden organismen zoals zagers, zeekraal, schelpdieren en vissen, daaronder begrepen het verwerken en ter plaatse verkopen daarvan;

d. overige teelten van gewassen of dieren al dan niet in gebouwen.

 

1.4. agrarisch deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het agrarisch gebied, zoals de agrarische adviescommissie voor de provincie Zeeland.

 

1.5. agrarisch hulp-, neven- en loonbedrijf

a. een niet-industrieel bedrijf dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan van goederen ten behoeve van het verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;

b. een niet-industrieel bedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare landbouw-werktuigen en landbouwapparatuur - uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven:

- in verband met de bodemcultuur;

- ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden;

- ter verrichting van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

 

1.6. archeologisch deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.

 

1.7. archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen onder het aardoppervlak.

 

1.8. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.9. bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

 

1.10. bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een persoon of één huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is.

 

1.11. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.12. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.13. bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.

 

1.14. boogkassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen.

 

1.15. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.16. bouwgrens: de grens van een bouwvlak.

 

1.17. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

 

1.18. bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel.

 

1.19. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.20. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.21. dunne mest: mest die verpompbaar is en die bestaat uit faeces of urine van landbouw-

huisdieren, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater.

 

1.22. erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.23. erfgrens: de grens van het erf.

 

1.24. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.25. hoofdgebouw: een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

1.26. kassen: bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1,20 meter of meer ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, schuurkassen daaronder begrepen.

 

1.27. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten: het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van Bijlage 1 van het Besluit Omgevingsrecht geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.28. logies met ontbijt: het verhuren van één of meerdere kamers en het aanbieden van een ontbijt, waarbij de functie van de bebouwing in overwegende mate in stand blijft.

 

1.29. mestbassins: werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.

 

1.30. mestopslag: het bewaren van vaste meststoffen of dunne mest in een reservoir dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal zoals een mestsilo, mestplaat, mestzak of foliebassin.

 

1.31. mestopslagruimten: bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestsilo's en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.

 

1.32. overkapping: een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak.

 

1.33. peil:

- de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;

- bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp-bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte bouwterrein.

 

1.34. regenkappen: niet door wanden omsloten bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal, bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag.

 

1.35. semi-agrarisch bedrijf: een bedrijf of bedrijfsonderdeel gericht op de handel in bloemen en planten en/of de bewaring van en/of sportbeoefening met dieren, zoals een tuincentrum, hoveniersbedrijf, ponyhouderij of manege.

 

1.36. teeltondersteunende voorzieningen: voorziening ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten (tegen neerslag, zonlicht en vogelvraat) en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in boogkassen, regenkappen en stellingen met fijnmazige netten.

 

1.37. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende één seizoen op de landbouwgronden aanwezig zijn.

 

1.38. vaste meststoffen: dierlijke meststoffen en andere meststoffen van organische oorsprong en samenstelling, mits de meststoffen niet verpompbaar zijn.

 

1.39. waterbassin: een reservoir bestemd en geschikt voor het opslaan van water ten behoeve van

het agrarische bedrijf.

 

1.40. weidegang: het bieden van gelegenheid voor dieren om buiten te lopen, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte voor de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.