Gemeente:
Goes
Plannaam:
Kavel Schipper
Status:
vastgesteld
Status Datum:
10-10-2013

Regels

 

behorende bij het bestemmingsplan "Kavel Schipper"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bestemmingsplan

"Kavel Schipper"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van 10 oktober 2013

 

, voorzitter

 

 

, griffier

 

 

Titel Bestemmingsplan

“Kavel Schipper”

Gemeente

Goes

Status

Vastgesteld

Datum

10 oktober 2013

Planidn

NL.IMRO.0664.BPLG07-VG99

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

 

  1. Het plan: het bestemmingsplan Kavel Schipper van de gemeente Goes;

  2. Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPLG07-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*);

  3. Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  4. Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  5. Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:

      1. de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;

      2. ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

      3. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

      4. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

      5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

      6. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

      7. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

      8. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

      9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;

  6. Archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

  7. Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;

  8. Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  9. Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

  10. Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

  11. Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  12. Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  13. Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

  14. Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  15. Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

  16. Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  17. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  18. Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

  19. Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

  1. Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  2. Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  3. Overkapping: een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

  4. Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
    a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
    c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
    d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;

  5. Peil:

a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;

c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

  1. Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  2. Voorgevelrooilijn: denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

  3. Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn bepalend;

  4. Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
    a. verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
    b. uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;

  5. Woning: een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:

 

1. Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2. Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

3. Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;

4. Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;

6. Dakhelling: de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

7. Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

8. Hoogte van een windmolen of windturbine: de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;

9. Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

10. Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

11. Verschillende goothoogte van een bouwwerk: indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk

te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;

b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;

 

12. Vloeroppervlakte: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. een tuin, behorende bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

    2. parkeervoorzieningen, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. één bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit alleen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Maatvoering

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

oppervlakte/inhoud

a.

bijbehorend bouwwerk

3.00 meter

6.00 meter

50 m²

a.

bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

3.00 meter

-

b.

erfafscheidingen

-

2.00 meter

-

c.

masten

-

8.00 meter

-

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik ontrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen en kampeermiddelen;

  2. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

  3. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden.

 

 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. parkeervoorzieningen, tuin, erf, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

  3. aan-huis-gebonden beroepen.

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. één hoofdgebouw;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

4.2.1 Algemeen

  1. binnen een bouwvlak mag een hoofdgebouw met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

4.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" (vrij) is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

  1. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

4.2.4 Maatvoering

Voor de goothoogte, bouwhoogte en de afstand tot de voorgevelrooilijn van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Minimale afstand tot de voorgevelrooilijn

a.

hoofdgebouw

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

-

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

-

c.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

- 2.00 meter

- Vóór de voorgevelrooilijn 1.00 meter

-

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.

  3. de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

4.3.2 Voorwaarden

De in lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

    1. lid 4.2.4 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden.

 

4.4.2 Bijbehorende bouwwerken

    1. lid 4.2.4 sub b, mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden.

 

4.4.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. lid 4.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter, met uitzondering van erfafschedingen.

 

4.4.4 Voorwaarden

Bij afwijking zoals bedoeld in lid 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 gelden de volgende voorwaarden:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid mogen niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 5 Waarde- Archeologie 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waarde – Archeologie 2” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.

 

5.2 Bouwregels

 

  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in lid 5.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

 

Voor zover de in lid 5.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere

dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 5.1 bedoelde dubbelbestemming–

de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

5.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 5.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

5.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het verbod van lid 5.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

 

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken of werkzaamheden;

    1. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2”.

  6. archeologisch onderzoek.

 

5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

    3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:

      1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. het doen van opgravingen;

      3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

    4. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.5.1 Wijzigen bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een hogere of lagere waarde aan gronden met de bestemmingWaarde – Archeologie – 2” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere of lagere archeologische waarde zijn.

 

5.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming

van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

5.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

 

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

5.5.4 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 5.5.1, 5.5.2 en 5.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 11 van toepassing.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 6 Anti- dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en

hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 meter bedraagt;

  2. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 meter bedraagt; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15.00 meter en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 meter;

  3. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

    • als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;

    • als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval.

    • puin, grind of brandstoffen.

 

 

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

 

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

9.1.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:

  1. het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van 15.00 meter;

  2. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  3. overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.

 

9.1.2 Voorwaarden

Er kan slechts worden afgeweken zoals genoemd in lid 9.1.1 mits:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

 

10.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.

 

 

Artikel 11 Algemene procedureregels

 

11.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 12 Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in artikel 5.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wed (Wet op de economische delicten).

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht gebruik

    1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

    2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

    3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

    4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

 

13.2 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  • de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.3 Afwijking overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken (lid 13.1 en lid 13.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

 

Artikel 14 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Kavel Schipper“.