Gemeente:
Goes
Plannaam:
Beheersplan s- Heer Arendskerke- Eindewege
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
23-04-2012

Artikel 3 Agrarisch met waarden

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Agrarisch met waarden bestemde gronden (AW) zijn bestemd voor:

  1. een op de aanwezige natuurwaarden afgestemd, grondgebonden agrarisch gebruik alsmede voor het behoud en de versterking van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;

  2. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

  1. Niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. andere bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen, zoals drink- en schuilgelegenheden voor vee en afrasteringen.

 

 

3.3 Maatvoering

 

 

 

Bouwwerk

 

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

6.00

 

b.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

2.00 meter

5.00m2

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.3 sub b voor de bouw van een schuilgelegenheid voor melkvee, met een oppervlakte van maximaal 50 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3.00 meter, mits geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de waarden van het gebied;

  2. Bij afwijking gelden tevens de volgende toetsingscriteria:

  • noodzaak;

  • landschapstoets.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het aanleggen van een mestbassin of een waterbassin;

b. het gebruik van afdekmaterialen en boogkassen;

c. het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

 

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

3.6.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

Het is verboden om zonder -of in afwijking van- vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden als mede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen en verleggen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  4. het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 30 cm;

  5. het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;

  6. het beplanten van gronden met houtgewassen;

  7. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;

  8. het omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering;

  9. het storten en lozen van specie;

  10. het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of natuurrecreatie, zoals picknickplaatsen;

  11. het planten van fruitteeltbomen op niet bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden.

 

3.6.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

  1. werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke, geomorfologische of archeologische waarden en werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;

  2. werken en/of werkzaamheden binnen de agrarische bouwvlakken, tenzij de gronden zijn bestemd tot “Waarde – archeologie 1/2”.

 

3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

  1. Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, één of meer waarden en/of functies van de gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.