Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5
Artikel 1 Begrippen 5
Artikel 2 Wijze van meten 11
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 13
Artikel 3 Agrarisch met waarden 13
Artikel 4 Bedrijf 15
Artikel 5 Centrum 18
Artikel 6 Cultuur en Ontspanning 21
Artikel 7 Detailhandel 23
Artikel 8 Gemengd-1 25
Artikel 9 Gemengd-2 28
Artikel 10 Gemengd-3 32
Artikel 11 Gemengd - Uit te werken 36
Artikel 12 Groen 37
Artikel 13 Maatschappelijk 38
Artikel 14 Natuur 40
Artikel 15 Recreatie 42
Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie 43
Artikel 17 Sport 45
Artikel 18 Verkeer 47
Artikel 19 Water 49
Artikel 20 Wonen 50
Artikel 21 Wonen-1 53
Artikel 22 Wonen - Uit te werken 56
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 1 57
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 2 60
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 3 63
Artikel 26 Waarde - Beschermd stadsgezicht 67
Artikel 27 Waarde - Natuur en landschap 69
Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatfunctie 70
Hoofdstuk 3 Algemene regels 71
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel 71
Artikel 30 Algemene bouwregels 72
Artikel 31 Algemene gebruiksregels 73
Artikel 32 Algemene aanduidingsregels 74
Artikel 33 Algemene afwijkingsregels 76
Artikel 34 Algemene wijzigingsregels 77
Artikel 35 Procedureregel 78
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 79
Artikel 36 Overgangsrecht 79
Artikel 37 Slotregel 80
Bijlagen bij regels
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Parkeernormen Goes
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
HOOFDSTUK 1 Hoofdstuk
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Het plan
het bestemmingsplan ‘Havengebied Goes' van de gemeente Goes;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPGS03-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:
-
de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;
-
ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
-
het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;
-
het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;
-
het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;
-
het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;
-
reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
1.6 Agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
-
grondgebonden agrarisch bedrijf:
-
akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
-
bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
-
fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
-
grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
-
paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie;
-
sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
-
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
-
glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
-
intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
-
intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
-
aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, zeekraal, schelpdieren en vissen;
-
overige teelten van gewassen of dieren al dan niet in gebouwen.
1.7 antennemast
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
1.8 archeologische waarde
de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
1.9 architectonische waarde
de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
1.13 bedrijfswoning
een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Bevi-inrichting
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
1.25 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied; Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 detailhandel in volumineuze goederen/perifere detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
-
brand- en explosiegevaarlijke goederen;
-
auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
-
tuinbenodigdheden;
-
meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;
-
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;
1.28 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, makelaars, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken;
1.29 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.30 evenementen
gebeurtenissen, gericht op maximaal 5.000 bezoekers, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement en die maximaal 4x per jaar plaats mogen vinden op dezelfde locatie;
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 gevellijn
denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.33 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen aan wederverkopers, personen, bedrijven of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.34 hoofdgebouw
gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.35 horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
-
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
-
het exploiteren van zaalaccommodatie;
-
het verstrekken van nachtverblijf;
1.36 kantoor(ruimte)
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.37 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.38 maatschappelijke activiteiten
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.39 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;
1.40 natuurwetenschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.41 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;
1.42 ondergeschikte detailhandel
detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 250 m², uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;
1.43 ondergeschikte horeca
horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 30 m²;
1.44 overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.45 patiowoning
woning met een al dan niet omheinde binnenplaats of -tuin, die geheel of nagenoeg geheel is omsloten door de bouwmassa van de betreffende woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren;
1.46 passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
-
een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
-
een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
-
een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
-
de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
1.47 peil
-
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
-
bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.48 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.49 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 staat van bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;
1.51 staat van horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;
1.52 verblijfsgebied
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
1.53 voorgevel van een hoofdgebouw
het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;
1.54 voorgevelrooilijn
de op een perceel aanwezige lijn of de op de verbeelding aangeduide gevellijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen: evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw; dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.
1.55 webshop
de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
a. verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
b. uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;
1.56 Wgh-inrichtingen
bedrijven als genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor), die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;
1.57 woning
een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 bebouwd oppervlak
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
2.4 Bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, toebehorend aan één eigenaar, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
2.5 Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;
2.6 Dakhelling
de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Hoogte van een windmolen of windturbine
de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;
2.9 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.10 Oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 Verschillende goothoogte van een bouwwerk:
indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
-
indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
-
indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
2.12 Vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een op de aanwezige natuurwaarden afgestemd, grondgebonden agrarisch gebruik alsmede voor het behoud en de versterking van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen, zoals drinkgelegenheden voor vee en afrasteringen met een oppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 voor de bouw van een schuilgelegenheid voor melkvee, met een oppervlakte van maximaal 40 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, mits geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de waarden van het gebied. Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:
-
noodzaak;
-
landschapstoets.
3.4 Specifieke gebruiksregels
-
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het aanleggen van een mestbassin of een waterbassin;
-
het gebruik van afdekmaterialen en kweektunnels;
-
het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
3.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen en verleggen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 30 cm;
-
het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;
-
het beplanten van gronden met houtgewassen;
-
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
-
het omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering;
-
het storten en lozen van specie;
-
het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of natuurrecreatie, zoals picknickplaatsen;
-
het planten van fruitteeltbomen op niet bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden.
3.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in lid 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden.
3.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, één of meer waarden en/of functies van de gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemming 'Agrarisch met waarde' van de gronden opgenomen in de wro-zone-wijzigingsgebied 2 te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat het plan zal worden gewijzigd nadat ten behoeve van reservaatvorming en/of natuurontwikkeling de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij verworven zijn.
3.6.2 Voorwaarden
Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.1', bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf': uitsluitend een gemeentewerkplaats;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - milieustraat': uitsluitend een milieustraat;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – betonwarenfabriek /betonmortelcentrale’: tevens een betonwarenfabriek en betonmortelcentrale tot en met categorie 5.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ is een nutsvoorziening toegestaan.
alsmede voor:
-
verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, open terrein voor opslag-, los- en laatplaatsen en nutsvoorzieningen;
-
detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.2.1 Algemeen
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
het bebouwde oppervlak mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage;
-
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3.00 meter te bedragen.
4.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
3.00 meter
vóór de gevellijn: 1.00 meter
antennes: 5 meter;
overkappingen: 3,2 meter;
nutsvoorzieningen: 3,5 meter;
silo’s en installaties: 8 meter;
geluidwerende voorzieningen: 6,5 meter;
lichtmasten en overige masten: 8 meter;
|
d. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 sub c mogen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – afwijkende bouwhoogte 1’ en ‘specifieke vorm van bedrijf – afwijkende bouwhoogte 2’ silo’s en installaties worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 28 respectievelijk 24 meter.
e. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 sub c mogen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – betonwarenfabriek /betonmortelcentrale’ buiten de onder 4.2.2.d genoemde aanduidingen nog maximaal 3 silo’s worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 20 meter.
4.2.3 Bedrijfswoning
-
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; indien deze niet wordt opgenomen in het hoofdgebouw, gelden de volgende regels:
-
de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;
-
de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750m3;
-
de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,5 meter.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van
-
de situering van bedrijven en bedrijfsuitbreidingen;
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;
-
het gebruik van de gronden ten behoeve van opslagdoeleinden;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.3.2 Voorwaarden
In lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten;
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
4.4.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
-
lid 4.2.1 sub c voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits de bereikbaarheid van de achtererven niet wordt belemmerd;
-
lid 4.2.2 sub a voor het vergroten van de bouwhoogte, mits deze niet meer dan 2.00 meter bedraagt en indien de afstand van deze gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste gelijk is aan de overschrijding van de ten hoogste toegestane hoogte van de dakvoet;
-
lid 4.2.2 sub b voor het toestaan dat de maximale goothoogte wordt vergroot, mits de maximale goothoogte niet meer dan 15.00 meter bedraagt en indien de afstand van deze gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste gelijk is aan de overschrijding van de ten hoogste toegestane hoogte van de goothoogte, vermeerderd met 3.00 meter.
4.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
-
lid 4.2.3, sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden. Voor vlaggenmasten kan bij omgevingsvergunning worden afweken tot 10 meter.
4.4.3 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 4.4.1 op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.5 Specifieke gebruiksregels
-
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
Wgh- inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bedrijven als bedoeld in 4.1.d;
-
risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan
-
Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt;
-
binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht;
-
een vulpunt motorvoertuigbrandstoffen is niet toegestaan;
-
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 Bor die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, slechts zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – betonwarenfabriek/betonmortelcentrale’.
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden voor zover de opslag geschiedt op onbebouwde gronden tussen de weggrens en (het verlengde) van de voorgevel van de gebouwen. Het opslaan in de open ruimte van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
-
het gebruiken van de gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, ter plaatse van onbebouwde gronden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 6.00 meter.
-
Per 100m2 bedrijfsvloeroppervlak dient minimaal één parkeerplaats aanwezig te zijn.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, voorzover deze voorkomt in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandel, met dien verstande dat per bouwperceel het totale verkoopvloeroppervlak voor detailhandel niet meer mag bedragen dan 250 m²;
-
kantoren;
-
maatschappelijke doeleinden;
-
het wonen, zowel in combinatie met het bepaalde onder a, b, c, en d als zelfstandig;
Alsmede voor:
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Algemeen
-
binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
de bebouwde oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste het op de verbeelding aangeven percentage. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
ten minste 50% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de gevellijn worden gebouwd, indien en voorzover op de verbeelding een dergelijke lijn is aangegeven;
-
de breedte van een hoofdgebouw moet ten minste 5.00 meter bedragen;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30 graden en maximaal 55°;
-
de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel mag ten hoogste 75% bedragen.
5.2.3 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
2.00 meter
vóór de gevellijn: 1.00 meter
Vlaggenmasten: 8.00 meter
|
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Voorwaarden
De in lid 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 5.2.2, sub a voor het geheel plaatsen van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven gevellijn, met dien verstande dat de voorgevel maximaal 3 meter achter de gevellijn mag worden geplaatst;
-
lid 5.2.3. sub a voor het overschrijden van de goothoogte, mits de overschrijding ten hoogste 1.00 meter bedraagt;
-
lid 5.2.3 sub c, mits de hoogte niet meer dan 10.00 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen.
5.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 5.4.1 op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Specifieke gebruiksregels
-
het gebruik van de hoofdgebouwen ten behoeve van detailhandel, kantoren, maatschappelijke doeleinden en kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
-
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;
-
het vestigen van risicovolle inrichtingen is niet toegestaan;
-
het gebruik van achtererven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 5.1, sub a voor bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan op grond van lid 5.1, sub a toelaatbaar is, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge lid 5.1, sub a zijn toegestaan.
-
Lid 5.1, sub a voor bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd mits de betreffende bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge lid 5.1, sub a zijn toegelaten.
-
Lid 5.5.1, sub a voor het vestigen van de aldaar genoemde functies op de eerste verdieping, mits:
-
het uit een oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is de woonfunctie van het betreffende deel van het gebouw op te heffen.
-
de functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond.
5.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 5.6.1 indien:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
bij het afwijken zoals bedoeld in lid 5.6.1 sub a een deskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het afwijken is voldaan.
Artikel 6 Cultuur en Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten, dagrecreatieve attracties en (ambachtelijke) creativiteitscentra;
-
het houden van kleinschalige evenementen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' een kinderboerderij;
-
tuinen, erven en terreinen, wegen, parkeervoorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen en waterpartijen;
met dien verstande dat:
-
ondergeschikte horeca is toegestaan;
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Algemeen
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
6.2.2 Gebouwen
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750m3;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
6.2.3 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
b.
|
Bedrijfswoningen
|
4,50 meter
|
zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 8 meter
|
c.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
d.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
5.00 meter (erfafscheidingen 2.00 meter)
vlaggenmasten: 8.00 meter
|
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van andere bouwwerken.
6.3.2 Voorwaarden
De in lid 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 6.2.3 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden;
-
lid 6.2.3 sub d tot een hoogte van ten hoogste 15.00 meter met uitzondering van reclamemasten.
6.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 6.4.1, op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Specifieke gebruiksregels
-
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 6.1 wordt in ieder geval gerekend;
-
overnachten anders dan in bedrijfswoningen;
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning' tevens wonen is toegestaan, met dien verstande dat het wonen uitsluitend op de verdieping(en) is toegestaan;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
7.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Algemeen
-
binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
de bebouwde oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste het op de verbeelding aangeven percentage. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
7.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
ten minste 50% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de gevellijn worden gebouwd, indien en voorzover op de verbeelding een dergelijke lijn is aangegeven;
-
de breedte van een hoofdgebouw moet ten minste 5.00 meter bedragen;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30 graden en maximaal 55 graden.
7.2.3 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
2.00 meter
vóór de gevellijn: 1.00 meter
vlaggenmasten: 8.00 meter
|
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.3.2 Voorwaarden
De in lid 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 7.2.2, sub a voor het geheel plaatsen van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven gevellijn, met dien verstande dat de voorgevel maximaal 3 meter achter de gevellijn mag worden geplaatst;
-
lid 7.2.3. sub a voor het overschrijden van de goothoogte, mits de overschrijding ten hoogste 1.00 meter bedraagt;
-
lid 7.2.3 sub c, mits de hoogte niet meer dan 10.00 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen.
7.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 7.4.1 op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Specifieke gebruiksregels
-
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;
-
het vestigen van risicovolle inrichtingen is niet toegestaan.
Artikel 8 Gemengd-1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel, met dien verstande dat per bouwperceel het totale verkoopvloeroppervlak voor detailhandel niet meer mag bedragen dan 250 m²;
-
kantoren;
-
maatschappelijke doeleinden;
-
het wonen, zowel in combinatie met het bepaalde onder a, b, als zelfstandig;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens detailhandel in volumineuze goederen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2': uitsluitend maatschappelijke activiteiten, wellness en sport;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
8.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Algemeen
-
binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
8.2.2 Hoofdgebouwen
-
ten minste 50% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de gevellijn worden gebouwd, indien en voorzover op de verbeelding een dergelijke lijn is aangegeven;
-
de breedte van een hoofdgebouw moet ten minste 5.00 meter bedragen;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;
8.2.3 Maatvoeringen
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5 meter
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter
Vlaggenmasten: 8.00 meter
|
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8.3.2 Voorwaarden
Nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 8.2.2, sub a voor het geheel plaatsen van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven gevellijn, met dien verstande dat de voorgevel maximaal 3 meter achter de gevellijn mag worden geplaatst;
-
lid 8.2.2 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.
-
lid 8.2.2 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen. Voor vlaggenmasten kan worden afgeweken tot 15.00 meter.
8.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 8.4.1 indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
8.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik zoals bedoeld in artikel 8.1 gelden de volgende bepalingen:
-
het gebruik van de hoofdgebouwen ten behoeve van detailhandel, horeca en dienstverlening is uitsluitend op de begane grond toegestaan;
-
detailhandel en horeca is uitsluitend toegestaan op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - gemengd 2', voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsvoering en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 8.1. genoemde bestemming;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan, uitgezonderd daar waar een aanduiding op de verbeelding is opgenomen;
-
opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
-
Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
-
evenementen zijn toegestaan.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 8.5, sub a voor het vestigen van de aldaar genoemde functies op de eerste verdieping, mits:
-
het uit een oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is de woonfunctie van het betreffende deel van het gebouw op te heffen.
-
De functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond.
8.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken indien:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
een milieudeskundige wordt gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in lid 8.6.1 genoemde criteria is voldaan;
-
een volkshuisvestingskundige wordt gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in lid 8.6.1, sub c genoemde criteria is voldaan.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid recreatief nachtverblijf en dienstwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen op de gronden binnen de wro-zone-wijzigingsbevoegdheid, ten behoeve van het realiseren van recreatief nachtverblijf en een dienstwoning, onder de navolgende voorwaarden:
-
een bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³ en een maximale goothoogte en bouwhoogte van 6 meter resp. 10 meter;
-
er mag maximaal één gebouw met daarin 20 eenheden voor het verstrekken van recreatief nachtverblijf worden gerealiseerd. Dit gebouw mag een oppervlakte hebben van maximaal 650m² en het vloeroppervlak per unit mag maximaal 40 m² bedragen. Het gebouw mag uit maximaal 2 bouwlagen bestaan, met een goot- en bouwhoogte van 6 meter resp. 8 meter;
-
burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin, dat de categorie -indeling van horeca-activiteiten kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin, dat een horecafunctie wordt toegestaan indien en voor zover de belasting van het desbetreffende type bedrijf op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen niet die van het tot dan toe bestaande bedrijf overschrijdt.
Artikel 9 Gemengd-2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
cultuur en ontspanning;
-
dagrecreatie;
-
dienstverlening;
-
maatschappelijk;
-
sport;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1: tevens een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2: tevens een groothandel in afval en schroot tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3: tevens een zand- en grindhandel tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4: tevens een constructiewerkplaats tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
-
wegen, straten, paden, verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, open terrein voor opslag-, los- en laatplaatsen en nutsvoorzieningen;
-
detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
9.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Algemeen
-
binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 50%, tenzij onder sub e anders is bepaald;
-
voor parkeergelegenheid dienen de in bijlage 3 van deze regels opgenomen parkeerkencijfers te worden toegepast;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2 - geluidsgevoelige gebouwen uitgesloten’ zijn (bedrijfs) woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen uitgesloten;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’ zijn maximaal 3 silo’s toegestaan;
-
het bebouwd oppervlak bedraagt maximaal ter plaatse van de aanduiding:
-
'specifieke vorm van bedrijf – 1’: 1.100 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 2’: 4.500 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 3’: 700 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 4’: 5.600 m²;
-
de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
-
in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1, sub g bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’ ten behoeve van silo’s maximaal 20 meter;
-
de breedte van een hoofdgebouw moet ten minste 5.00 meter bedragen;
-
de minimale afstand tot een perceelsgrens aan de openbare weg of aan de waterkant dient 3 meter te bedragen en de minimale afstand tot overige perceelsgrenzen 2 meter;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
9.2.2 Bedrijfswoning
-
per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; indien deze niet wordt opgenomen in het hoofdgebouw, gelden de volgende regels:.
-
de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;
-
de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750m3;
-
de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,5 meter.
9.2.3 Maatvoeringen
|
bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5 meter
|
b.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter
Vlaggenmasten: 8.00 meter
Geluidswerende voorziening: 4.00 meter
|
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.3.2 Voorwaarden
Nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 9.2.1 sub f tot een hogere bouwhoogte van maximaal 8 meter;
-
lid 9.2.1 sub h tot een kleinere afstand tot een perceelsgrens;
-
lid 9.2.3 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.
-
lid 9.2.3 sub b tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen. Voor vlaggenmasten kan worden afgeweken tot 15.00 meter.
9.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 9.4.1 indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Verboden gebruik
Voor het gebruik zoals bedoeld in artikel 9.1 gelden de volgende bepalingen:
-
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
-
opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
-
Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
-
evenementen zijn toegestaan;
-
binnen de 50 dB(A) (industrielawaai) contour zijn gevoelige functies zoals wonen en verblijfsrecreatie niet toegestaan.
-
binnen de 48 dB (wegverkeerslawaai) contour zijn gevoelige functies zoals wonen en verblijfsrecreatie niet toegestaan.
9.5.2 Voorwaardelijke verplichting
-
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 9.1, sub i opgenomen bestemmingsomschrijving zonder aanleg en instandhouding van een geluidswerende voorziening waardoor er wordt voldaan aan de in de Wet Geluidhinder genoemde voorwaarden voor het bouwen binnen een geluidszone.
-
in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 9.1, sub i opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de realisatie van de genoemde geluidswerende voorziening.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 9.1 sub a voor Bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan op grond van lid 1, sub a toelaatbaar is, mits de betreffende activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan activiteiten die ingevolge lid 1, sub a zijn toegestaan;
-
lid 9.1 sub a voor bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, mits de betreffende activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge lid 1, sub a zijn toegelaten.
9.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken indien:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
een milieudeskundige wordt gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in lid 9.6.1 genoemde criteria is voldaan.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid verblijfsrecreatie
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd-2’ te wijzigen, ten behoeve van het realiseren van verblijfsrecreatie, onder de navolgende voorwaarden:
-
het aantal verblijfsrecreatieve eenheden bedraagt maximaal 200 eenheden;
-
permanente bewoning is niet toegestaan;
-
een centrale bedrijfsmatige exploitatie is verplicht;
-
voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
-
burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Artikel 10 Gemengd-3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
dagrecreatie;
-
dienstverlening;
-
maatschappelijk;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – bouwmarkt': tevens detailhandel in bouwmaterialen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5: tevens een bandenservicebedrijf / groothandel in banden tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6: tevens een groothandel in hout en bouwmaterialen tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7: tevens een groothandel in betonwaren tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 8: tevens een scheepsbouw- en reparatiebedrijf tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 9: tevens een constructiebedrijf tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10: tevens een duikbedrijf en maritiem dienstverlener tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11: tevens een betonwarenfabriek tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12: tevens een constructiebedrijf tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13: tevens een groothandel in afval en schroot tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - re-integratiebedrijf': tevens een re-integratiebedrijf;
alsmede voor:
-
wegen, verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, open terrein voor opslag-, los- en laatplaatsen en nutsvoorzieningen;
-
detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
10.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bedrijfswoning;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
10.2.1 Algemeen
-
binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 60%, tenzij onder sub e anders is bepaald
-
voor parkeergelegenheid dienen de in bijlage 3 van deze regels opgenomen parkeerkencijfers te worden toegepast;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2 - geluidsgevoelige gebouwen uitgesloten’ zijn (bedrijfs) woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen uitgesloten.
-
het bebouwd oppervlak bedraagt maximaal ter plaatse van de aanduiding:
-
'specifieke vorm van bedrijf – 5’: 1200 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 6’: 500 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 7’: 600 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 8’: 650 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 9’: 700 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 10’: 550 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 11’: 2.200 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 12’: 500 m²;
-
'specifieke vorm van bedrijf – 13’: 2.000 m²;
-
de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 6 meter:
-
de breedte van een hoofdgebouw moet ten minste 5.00 meter bedragen;
-
de minimale afstand tot een perceelsgrens aan de openbare weg of aan de waterkant dient 3 meter te bedragen en de minimale afstand tot overige perceelsgrenzen 2 meter;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
10.2.2 Bedrijfswoning
zie art. 10.4.3
10.2.3 Maatvoeringen
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5 meter
|
b.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter
Vlaggenmasten: 8.00 meter
|
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
10.3.2 Voorwaarden
Nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 10.2.1, sub b tot een maximaal bebouwingspercentage van 70%;
-
lid 10.2.1 sub f tot een hogere bouwhoogte van maximaal 8 meter;
-
lid 10.2.1 sub h tot een kleinere afstand tot een perceelsgrens;
-
lid 10.2.3 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.
-
lid 10.2.3 sub b tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen. Voor vlaggenmasten kan worden afgeweken tot 15.00 meter.
10.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 10.4.1 indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
10.4.3 Bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 10.2.2. voor het realiseren van een nieuwe bedrijfswoning behorende bij een nieuw bedrijf- niet zijnde een bestaand bedrijf - met inachtneming van de volgende regels:
-
per bedrijfsperceel zijn maximaal 3 bedrijfswoningen toegestaan;
-
per bedrijfswoning bedraagt het bedrijfsperceel minimaal 500 m²;
-
per bedrijfswoning kent de bedrijfsbebouwing een bebouwd oppervlak van minimaal 200 m²;
-
binnen de bestemming ‘Gemengd-3’ zijn niet meer dan 20 bedrijfswoningen toegestaan;
-
de bedrijfsaanvraag dient aan alle gelden milieuwetgeving te voldoen, met dien verstande dat in ieder geval wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
een gevel van een woning mag niet hoger worden belast dan 55dB(A);
-
het binnenniveau van de woning moet voldoen aan 35 dB(A);
-
omliggende bedrijven mogen niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering;
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
de afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – bouwmarkt’.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik zoals bedoeld in artikel 10.1 gelden de volgende bepalingen:
-
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
-
Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
-
evenementen zijn toegestaan;
-
binnen de 48 dB (wegverkeerslawaai) contour zijn gevoelige functies zoals wonen en verblijfsrecreatie niet toegestaan.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 10.1, sub a voor bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan op grond van lid 10.1, sub a toelaatbaar is, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge lid 10.1, sub a zijn toegestaan.
-
Lid 10.1, sub a voor bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd mits de betreffende bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge lid 10.1, sub a zijn toegelaten.
10.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 10.6.1 indien:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
bij het afwijken zoals bedoeld in lid 10.6.1 sub a een deskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het afwijken is voldaan.
Artikel 11 Gemengd - Uit te werken
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
dienstverlening;
-
kantoor;
-
maatschappelijk;
-
wonen;
-
horeca;
-
verkeer;
alsmede voor:
-
daarbij behorende gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, carports, erven en tuinen en andere tot de bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeerterreinen, ondergrondse en verdiepte parkeergarages en autoboxen.
11.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 11.1 omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub b Wro en met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
het maximale aantal verblijfs- dan wel woon- eenheden bedraagt maximaal 110;
-
de totale bouwhoogte van bebouwing mag niet meer bedragen dan:
1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bebouwingszone A’ 20 meter, en voor maximaal 40% van de bebouwing 28 meter;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bebouwingszone B’ 15 meter en voor maximaal 40% van de bebouwing 20 meter;
-
voor parkeergelegenheid dienen de in bijlage 3 van deze regels opgenomen parkeerkencijfers te worden toegepast;
-
ten aanzien van geluidgevoelige gebouwen mag de geluidsbelasting op de gevels vanwege het verkeerslawaai niet hoger zijn dan 48 dB, tenzij een hogere grenswaarde is vastgesteld;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2 - geluidsgevoelige gebouwen uitgesloten’ zijn (bedrijfs) woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen uitgesloten.
-
binnen 50 meter van de gronden met sportinrichtingen worden geen woningen opgericht, tenzij een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd;
-
er dient een watertoets plaats te vinden;
-
de totale winkelvloeroppervlakte in gebruik te nemen door detailhandelsbedrijven bedraagt maximaal 2.700 m², tenzij uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat een groter oppervlak mogelijk is;
-
de winkelvloeroppervlakte voor detailhandelsbedrijven bedraagt maximaal 300 m2 per vestiging, met uitzondering van een supermarkt waarbij de winkelvloeroppervlakte 2.000 m2 bedraagt;
-
de totale oppervlakte ten behoeve van kantoren bedraagt maximaal 500m2;
-
het aantal kamers ten behoeve van een hotel bedraagt maximaal 80;
-
Categorie 3 ‘zware horeca’ zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten, is niet toegestaan.
11.3 Bouwregels
11.3.1 Voorlopig bouwverbod
Zolang de bestemming niet is uitgewerkt mogen burgemeester en wethouders slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen, mits een (voor)ontwerp van het uitwerkingsplan ter inzage is gelegd.
Artikel 12 Groen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
-
waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘scouting’: tevens een scouting;
-
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
12.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘scouting’: één gebouw voor de scouting;
12.2.1 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale
goothoogte
|
Maximale
bouwhoogte
|
Maximale
oppervlakte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
|
3.50 meter
|
15 m²
|
b.
|
Scoutinggebouw
|
4.00 meter
|
9.00 meter
|
600 m²
|
c.
|
Antennes
|
|
5.00 meter
|
-
|
d.
|
Speeltoestellen
|
|
3.50 meter
|
-
|
e.
|
Openbare nutsvoorzieningen
|
|
3.50 meter
|
-
|
f.
|
Lichtmasten en overige masten
|
|
8.00 meter
|
-
|
g.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
|
-
|
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
12.3.2 Voorwaarden
De in lid 12.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik zoals bedoeld in artikel 12.1 geldt de volgende regel:
-
ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening' is gebruik voor (voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen niet toegestaan.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van maatschappelijke activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
-
ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel': uitsluitend een dierenasiel;
-
ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum': uitsluitend een uitvaartcentrum;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': uitsluitend een onderwijsinstelling;
alsmede voor:
-
ondergeschikte detailhandel en/of horeca
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
13.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
13.2.1 Hoofdgebouwen
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
13.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maten anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie het op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5 meter
|
Zie het op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
2.00 meter;
vóór de gevellijn 1.00 meter.
|
|
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 13.2.2 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.
-
lid 13.2.2 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen. Voor vlaggenmasten kan worden afgeweken tot 15.00 meter.
13.3.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 13.3.1 indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
13.4 Nadere eisen
13.4.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
13.4.2 Voorwaarden
De in lid 13.4.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Detailhandel en horeca
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 13.1 genoemde bestemming;
-
horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:
-
dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 13.1 genoemde bestemming;
-
voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
-
het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 30 m²;
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 13.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen.
Artikel 14 Natuur
14.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden, ecologische, landschappelijke waarden en natuurstudie;
-
recreatief medegebruik;
-
verhardingen, (voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, vaarwegen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2 meter bedragen.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.3.2 Voorwaarden
De in lid 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 14.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
14.4.2 Voorwaarden
De in lid 14.4.1 bedoelde afwijkingen bij omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
-
de (verkeers)- veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 14.1 wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
14.5.2 Uitzonderingsregel
Het in lid 14.5.1 vervatte verbod geldt niet:
-
voor het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
-
voor de werken of werkzaamheden welke reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
indien op basis van onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden aanwezig zijn;
-
voor de werken of werkzaamheden welke op de betreffende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden zijn gericht.
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.6.1 Vergunningsvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;
-
het ophogen, ontginnen, verlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;
-
het vellen of rooien van houtgewas;
-
het bebossen of beplanten van gronden;
-
het graven of afdammen van sloten of greppels, het bemalen of stuwen, het aanbrengen van drainage dan wel het diepploegen;
-
het blijvend omzetten van grasland in bouwland;
-
het gebruik van bestrijdings- en/of bemestingsmiddelen.
14.6.2 Uitzonderingsregel
Het in 14.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de onderhouds- en beheerwerkzaamheden betreffen;
-
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
-
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning.
Artikel 15 Recreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend een volkstuinencomplex;
-
ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': uitsluitend een haven ten behoeve van de watersport, met de daarbij behorende botenhuizen, ontspanningsgelegenheden, toiletgebouwen en restaurant;
alsmede voor:
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
-
ondersteunende horeca ten behoeve van de watersport;
15.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
gebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
15.2.1 Volkstuin
15.2.2 Ter plaatse van de aanduiding `volkstuin¿ gelden de volgende regels:
-
uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen zijn toegestaan;
-
de gebouwen worden uitsluitend opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven
-
bouwvlak;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 2,50 meter;
-
de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 6 m²;
-
de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3,00 meter
-
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6.00 meter;
15.2.3 Jachthaven
15.2.4 Ter plaatse van de aanduiding `jachthaven¿ gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bebouwing bedraagt niet meer dan 25 % van het aanduidingsvlak ‘jachthaven’, niet meegerekend het voor water aangewezen gedeelte van dit terrein.
-
de goothoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 10 meter;
-
de afstand van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3,00 meter.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van recreatieve activiteiten
-
het uitoefenen van sportactiviteiten en daarmee samenhangende voorzieningen zoals medische voorzieningen en ondergeschikte detailhandel;
-
het houden van kleinschalige evenementen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca' : tevens een horecabedrijf dat voorkomt in categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': lesaccommodatie voor sportgerelateerd onderwijs;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang': tevens een kinderopvang;
-
ter plaatse van de aanduiding 'recreatie - verblijfsrecreatie': een kampeerterrein met toeristische standplaatsen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'; tevens een zend en ontvangstinstallatie;
alsmede voor:
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
-
ondersteunende horeca;
16.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
16.2.1 Algemeen
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55° .
16.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 3.50 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 6.00 meter
|
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.50 meter
|
5.00 meter
|
-
|
c.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
|
3.50 meter
|
15m²
|
d.
|
Antennes
|
|
5.00 meter
|
|
e.
|
Speeltoestellen
|
|
4.00 meter
|
|
f.
|
Openbare nutsvoorzieningen
|
|
3.50 meter
|
|
g.
|
Lichtmasten en overige masten
|
|
8.00 meter
|
|
h.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
|
|
i.
|
Bedrijfswoning
|
4,50 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 8 meter
|
150m²
|
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
-
ten behoeve van de milieusituatie;
-
ten behoeve van de verkeersveiligheid.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 16.2.2 sub e tot een hoogte van ten hoogste 8.00 meter;
-
lid 16.2.2 sub g tot een hoogte van ten hoogste 15.00 meter voor lichtmasten en 10.00 meter voor vlaggenmasten.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van parkeren geldt dat er sprake is van tenminste 460 parkeerplaatsen
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van sportactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – roeivereniging’: uitsluitend een roeivereniging;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.
17.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
17.2.1 Algemeen
-
gebouwen en overkappingen worden gebouwd in het bouwvlak;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
17.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
|
d.
|
Antennes
|
|
5.00 meter
|
|
e.
|
Speeltoestellen
|
|
4.00 meter
|
|
f.
|
Openbare nutsvoorzieningen
|
|
3.50 meter
|
|
g.
|
Lichtmasten en overige masten
|
|
20.00 meter
|
|
h.
|
Ballenvangers
|
|
6.00 meter
|
|
i.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
|
|
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
-
ten behoeve van de milieusituatie;
-
ten behoeve van de verkeersveiligheid.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:
-
dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 17.1 genoemde bestemming;
-
voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten.
-
evenementen zijn toegestaan.
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens;
alsmede voor:
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen.
18.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
18.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken worden opgericht;
-
in afwijking van het bepaalde onder sub a is het toegestaan om nutsvoorzieningen buiten de bebouwingsvlakken op te richten;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal 55 graden;
18.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
|
3.20 meter
|
15m²
|
b.
|
Bovenleidingen
|
|
10.50 meter
|
|
c.
|
Lichtmasten en overige masten
|
|
8.00 meter
|
|
d.
|
Antennes
|
|
5.00 meter
|
|
e.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
|
|
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 18.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
-
lid 18.2.2 sub c, d en e tot een hoogte van maximaal 10 meter, m.u.v. erfafscheidingen.
18.4.2 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 18.4.1 met dien verstande dat:
-
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
18.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 18.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 18.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wateraanvoer en -afvoer en waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers, en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, vaarwegen alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende waterhuishoudkundige voorzieningen ten dienste van de waterkering zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen, nutsvoorzieningen en onderhoud;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’: tevens een steiger en een terras;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen en bermsloten.
19.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers;
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen.
19.2.1 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
|
3.20 meter
|
15m²
|
b.
|
speelvoorzieningen
|
|
3.00 meter
|
|
c.
|
Lichtmasten en overige masten
|
|
8.00 meter boven NAP
|
|
d.
|
bewegwijzering
|
|
4.50 meter boven NAP
|
|
e.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
|
|
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 19.2.1 sub c voor lichtmasten en overige masten tot een hoogte van maximaal 10 meter boven NAP.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het water te gebruiken als ligplaats voor woonboten;
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;
-
aan huis gebonden beroepen.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
een ondergrondse parkeergarage;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2.1 Algemeen
-
binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken die zich vóór de gevellijn bevinden alleen mogen worden gewijzigd of vervangen voor zover de hoogte en oppervlakte niet afwijkt van de bestaande maten;
-
tenminste 50% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de op de verbeelding aangegeven gevellijn worden gebouwd, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven;
-
de bebouwde oppervlakte bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel (bouwvlak en aanduiding 'erf') met een maximum van 250 m², uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
-
ter plaatse van de gronden buiten het bouwvlak zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen worden gebouwd;
20.2.2 Hoofdgebouwen
-
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' worden woningen met ten minste drie aaneen gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' worden woningen met ten hoogste twee aaneen gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
-
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken worden gebouwd;
-
met betrekking tot de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken als genoemd in lid 20.2 lid b niet meegerekend - gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:
Aanduiding
|
Minimale breedte woning
|
vrij,
|
6.00 meter
|
tae, aeg, gs
|
5.00 meter
|
-
met betrekking tot de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:
aanduiding
|
Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
vrij
|
3.00 meter
|
tae
|
3.00 meter (aan één zijde)
|
aeg
|
Niet nader bepaald
|
gs
|
Niet nader bepaald
|
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken
-
de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste bedragen:
aanduiding
|
Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
Vrij
|
3.00 meter
|
aeg, gs, tae
|
Niet van toepassing
|
zonder aanduiding
|
Niet van toepassing
|
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
20.2.4 Maatvoering
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten;
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Minimale afstand tot voorgevel rooilijn
|
a.
|
hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
-
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
3.00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn
|
c.
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
-
|
- 2.00 meter
- Vóór de gevellijn 1.00 meter
|
-
|
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.
-
de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
20.3.2 Voorwaarden
De in lid 20.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
a. lid 20.2.2 sub i voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens;
b. lid 20.2.4 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.
20.4.2 Bijbehorende bouwwerken
-
lid 20.2.1, sub b voor het geheel plaatsen van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven gevel, met dien verstande dat de voorgevel maximaal 3 meter achter de gevellijn mag worden geplaatst;
-
lid 20.2.1 sub c voor een bebouwd oppervlak van ten hoogste 60%, indien de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw reeds 50% van het bouwperceel bedraagt;
-
lid 20.2.3 sub a voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens;
-
lid 20.2.4 sub b, voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter;
-
lid 20.2.4 sub b voor een kortere afstand tot op (het verlengde van) de gevellijn.
20.4.3 Bouwwerken geen bouwwerken zijnde
-
lid 20.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter;
-
het onder 20.4.3 sub a genoemde geldt niet voor erfafscheidingen.
20.4.4 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 20.4.1, 20.4.2 en 20.4.3 met dien verstande dat:
-
het afwijken niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
de geluidsbelasting op de gevel van de woning niet groter is dan 48 dB.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding aangegeven aanduidingen binnen de bestemming 'Wonen' te wijzigen, met dien verstande dat:
-
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;
-
de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;
-
de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving én ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;
-
voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
-
uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;
-
uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.
20.5.2 Voorwaarden
Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 21 Wonen-1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven, paden, aanlegsteigers, water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;
-
aan huis gebonden beroepen.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
ondergrondse en verdiepte parkeergarages;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2.1 Algemeen
-
binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
voor parkeergelegenheid dienen de in bijlage 3 van deze regels opgenomen parkeerkencijfers te worden toegepast.
21.2.2 Hoofdgebouwen
-
het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 266, waarvan maximaal 45 appartementen;
-
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding:
1. ‘vrijstaand’ en ‘specifieke bouwaanduiding - vrijstaand-1’: mogen vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
2. ‘twee-aaneen’ en ‘specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen-1’: mogen twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
3. ‘aaneengebouwd’: mogen aaneen gebouwde hoofdgebouwen en twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
4. ‘gestapeld’: mogen gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
-
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
met betrekking tot de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:
aanduiding
|
Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
sb-vrij-1
|
3.00 meter
|
sb-tae-1
|
3.00 meter (aan één zijde)
|
-
de maximale goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt de op de verbeelding aangegeven maat.
21.2.3 Bijbehorende bouwwerken
-
de bebouwde oppervlakte bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel met een maximum van 250 m2;
-
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
21.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,5 meter.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.
-
de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
21.3.2 Voorwaarden
De in lid 21.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Hoofgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 21.2.1, sub b, voor het uitwisselen van de specifieke bouwaanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneengebouwd' en 'aaneengebouwd';
-
lid 21.2.1, sub b, voor het vervangen van de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld' door de specifieke bouwaanduiding 'aaneengebouwd', met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 meter respectievelijk 12 meter en de bouwdiepte gelijk is aan de naastgelegen aaneengesloten hoofdgebouwen;
-
lid 21.2.1, sub c, voor het verschuiven van de achtergevelrooilijn (achterste bouwvlakgrens) tot maximaal 3 meter achter de op de verbeelding aangegeven achterste bouwvlakgrens;
-
lid 21.2.2 sub d tot een hoogte van ten hoogste 16 meter.
21.4.2 Bouwwerken geen bouwwerken zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 21.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10 meter;
-
het onder 21.4.2 sub a genoemde geldt niet voor erfafscheidingen.
21.4.3 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 21.4.1 met dien verstande dat:
-
het afwijken niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
de geluidsbelasting op de gevel van de woning niet groter is dan 48 dB.
21.5 Speciefieke gebruiksregel
21.5.1 Voorwaardelijke verplichting
-
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 21.1 opgenomen bestemmingsomschrijving ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting’ zonder de aanleg dan wel het treffen van geluidswerende maatregelen en/of voorzieningen;
-
in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 21.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat op de gevels van woningen, na voltooiing van de bouw, de geluidbelasting geen overschrijding mag inhouden van de ter plaatse maximaal toegestane grenswaarden bij of krachtens de Wet geluidhinder.
Artikel 22 Wonen - Uit te werken
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
alsmede voor:
-
daarbij behorende gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, carports, erven en tuinen en andere tot de bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, aanlegsteigers, water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 20.1 omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c Wro en met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
-
het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 165, waarvan maximaal 85 appartementen;
-
de goothoogte van hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter en de totale bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 10 meter, met uitzondering van appartementengebouwen waar een totale bouwhoogte geldt van maximaal 14 meter;
-
het grondvloeroppervlak per appartementengebouw bedraagt maximaal 500 m²;
-
een appartementengebouw kent maximaal 5 bouwlagen waarvan de 5e bouwlaag maximaal de helft van het grondvloeroppervlak bedraagt. De 5e bouwlaag dient 2 meter binnen de gevellijn te worden opgericht;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afwijkende bouwhoogte' een appartementengebouw kent maximaal 4 bouwlagen waarvan de 4e bouwlaag maximaal de helft van het grondvloeroppervlak bedraagt. De 4e bouwlaag dient 2 meter binnen de gevellijn te worden opgericht;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - differentiatiegebied’ geldt:
1. dat de gronden maximaal voor 55% voor wonen mogen worden benut;
2. dat minimaal 40% van de gronden benut dient te worden ten behoeve van water en groen;
3. dat er geen appartementengebouwen mogen worden gebouwd.
-
voor parkeergelegenheid dienen de in bijlage 3 van deze regels opgenomen parkeerkencijfers te worden toegepast;
-
ten aanzien van geluidgevoelige gebouwen mag de geluidsbelasting op de gevels vanwege het verkeerslawaai niet hoger zijn dan 48 dB, tenzij een hogere grenswaarde is vastgesteld.
22.3 Afwijken van de uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 22.2, sub b tot een bouwhoogte van ten hoogste 18 meter.
22.4 Bouwregels
22.4.1 Voorlopig bouwverbod
Zolang de bestemming niet is uitgewerkt mogen burgemeester en wethouders slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen, mits een (voor)ontwerp van het uitwerkingsplan ter inzage is gelegd.
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege. Deze regels zijn niet van toepassing op gronden met de aanduiding 'rijksmonument'.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 23.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Voor zover de in lid 23.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 23.1 bedoelde dubbelbestemming– de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 23.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
23.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 23.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken of werkzaamheden;
-
waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50m² bedraagt in gebieden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 1'.
-
archeologisch onderzoek.
23.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
23.5.1 Wijzigen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'Rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
23.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
23.5.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
23.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 23.5.1, 23.5.2 en 23.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege. Deze regels zijn niet van toepassing op gronden met de aanduiding 'rijksmonument'.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 24.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Voor zover de in lid 24.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 24.1 bedoelde dubbelbestemming– de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 24.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 24.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken of werkzaamheden;
-
waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250m² bedraagt in gebieden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 2'.
-
archeologisch onderzoek.
24.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
24.5.1 Wijzigen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'Rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
24.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
24.5.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
24.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 24.5.1, 24.5.2 en 24.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege (rm). Deze regels zijn niet van toepassing op gronden met de aanduiding 'rijksmonument' (rm).
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 25.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 500 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
25.3 Specifieke gebruiksregels
Voor zover de in lid 25.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 25.1 bedoelde dubbelbestemming– de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 25.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 25.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken of werkzaamheden;
-
waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 500m² bedraagt in gebieden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 3'.
-
archeologisch onderzoek.
25.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
25.5.1 Wijzigen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'Rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
25.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
25.5.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
25.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 25.5.1, 25.5.2 en 25.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 26 Waarde - Beschermd stadsgezicht
26.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor beschermd stadsgezicht aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding aangewezen bestemming, bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische, archeologische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
Voor de verschillende zones als weergegeven op de verbeelding worden de volgende kwalitatieve kenmerken onderscheiden:
Zone A
eigen identiteit van de Goese binnenstad definieert;
-
Stedenbouwkundig patroon van straten en pleinen mede bepaald door de haven;
-
Profilering en inrichting van de openbare ruimte;
-
Situering, afmetingen en vormgeving van de bebouwing waaronder zeer karakteristieke monumenten en individueel herkenbare identiteit van de gevels in de gevelwanden;
-
Samenhang in de maatvoering tussen de gevels horizontaal (percelering), verticaal (gevelhoogte) en de openbare ruimte.
Zone B
-
Regelmaat van beeldbepalende panden en gebouwen met ondersteunende beeldkwaliteit;
-
Stedenbouwkundig patroon van straten en andere ruimten in relatie tot de haven, vroegere vestigingwal en singels;
-
Profilering en inrichting van de openbare ruimte;
-
Situering en afmeting van de bebouwing, waaronder concentraties van monumenten;
-
Individueel herkenbare identiteit van de gevels in de gevelwanden;
-
Samenhang in de maatvoering tussen de gevels horizontaal (percelering), verticaal (gevelhoogte) en de openbare ruimte.
Zone C
-
Stedenbouwkundig patroon van straten, pleinen en de groene ruimte in relatie ook met de vroegere vestingswal en singels;
-
Profilering en inrichting van de openbare ruimte;
-
Samenhang in maatvoering tussen de gevels horizontaal (percelering), verticaal (gevelhoogte) en de openbare ruimte.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die
ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover op de kaart dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
-
primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’;
-
secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 1 tot en met 3 ’;
-
tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’;
26.2 Specifieke gebruiksregels
-
De functies dienen te zijn gericht op de versterking, ondersteuning en complementering van de lokale en regionale centrumfuncties van de binnenstad met inbegrip van de sociale, culturele en cultuurhistorische waarden, zoals die voortvloeien uit de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht in zijn geheel en van diverse onderdelen afzonderlijk;
-
Bij de onder a. genoemde doelstelling dienen de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden verband houdend met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht te worden gerespecteerd en zo mogelijk versterkt.
-
Het gestelde in lid 26.2 geldt als toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en ontheffing behorend tot deze regels.
26.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, ten behoeve van de instandhouding en versterking van
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen nadere eisen stellen aan het materiaal- en kleurgebruik van gebouwen.
Artikel 27 Waarde - Natuur en landschap
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Natuur en landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
behoud en de versterking van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;
-
verkeersdoeleinden.
27.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde.
27.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
-
bouwwerken ten behoeve van de andere voor de gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid in 27.3.1. Er wordt slechts afgeweken, indien de Waarde- Natuur en landschap door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 27.2.1 indien en voor zover:
-
op de betrokken bouwlocatie de Waarde- Natuur en landschap blijkens rapportage van een deskundige in voldoende mate verzekerd blijft;
-
voor vervanging van reeds aanwezige bouwwerken, indien de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering in omvang en diepte niet wordt aangepast;
-
voor nieuwe bouwwerken die niet dieper zijn gefundeerd dan 30 cm beneden het maaiveld en waarbij geen paalfunderingen worden aangebracht.
27.4 Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover op de kaart dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
-
primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming Waterstaat- Waterstaatkundige functie;
-
secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming Waarde- Natuur en landschap.
27.4.2 Verbodsbepaling
Het is verboden de gronden te gebruiken in strijd met de bestemming, waartoe in ieder geval wordt gerekend:
-
het omzetten van grasland in bouwland.
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde- Natuur en landschap als bedoeld in lid 27.1 zonder of anders dan in een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders is opgenomen (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginningen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het planten van bomen;
-
het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van alle overige werkzaamheden die de waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet kunnen worden gerekend tot het normale gebruik of onderhoud van het terrein.
27.5.1 Uitzonderingsbepaling
Het verbod zoals in lid 27.5.1 bedoeld is niet van toepassing op:
-
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden;
-
het verrichten van onderzoek door een deskundige;
-
het verrichten van reguliere onderhoudswerkzaamheden;
-
indien op de betrokken locatie de aanwezige waarde van het terrein in voldoende mate verzekerd blijft.
27.5.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden, zoals in lid 27.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de beschermde dijk niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Artikel 28 Waterstaat- Waterstaatkundige functie
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat-Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar geldende bestemming(en) - primair bestemd voor:
-
waterstaatkundige voorzieningen zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud t.b.v. van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van steigerpalen en masten maximaal 10.00 meter bedraagt;
28.2.1 Algemeen
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 28.2, sub b tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, mits de waterstaatkundige belangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
lid 28.2.1 voor het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwwerk met maximaal 20%.
28.3.1 Procedureregels
Bij afwijking als bedoeld in lid 28.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene bouwregels
30.1 Bestaande maten
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
-
In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
30.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
-
de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10.00 meter bedraagt. In afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
-
voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen. De inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.
Artikel 31 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
-
(on)bebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de exploitatie van een seksinrichting;
-
onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
-
als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
-
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval.
-
puin, grind of brandstoffen.
Artikel 32 Algemene aanduidingsregels
32.1 geluidszone - industrie - 1
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte.
-
Binnen de als 'geluidzone - industrie', aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
-
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
-
het wijzigen van de geluidzone, waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 55 dB(A);
-
het opheffen van de geluidzone, met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.
32.2 geluidszone - industrie - 2
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte.
-
Binnen de als 'geluidzone - industrie', aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
-
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
-
het wijzigen van de geluidzone, waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 50 dB(A);
-
het opheffen van de geluidzone, met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.
32.3 Wijzigingsbevoegdheid recreatief nachtverblijf en dienstwoning
32.3.1 Wijzigingsbevoegdheid
-
burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen op de gronden binnen de wro-zone-wijzigingsbevoegdheid, ten behoeve van het realiseren van recreatief nachtverblijf en een dienstwoning, onder de navolgende voorwaarden:
-
een bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³ en een maximale goothoogte en bouwhoogte van 6 meter resp. 10 meter;
-
er mag maximaal één gebouw met daarin 20 eenheden voor het verstrekken van recreatief nachtverblijf worden gerealiseerd. Dit gebouw mag een oppervlakte hebben van maximaal 650m² en het vloeroppervlak per unit mag maximaal 40 m² bedragen. Het gebouw mag uit maximaal 2 bouwlagen bestaan, met een goot- en bouwhoogte van 6 meter resp. 8 meter;
-
burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin, dat de categorie -indeling van horeca-activiteiten kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
-
burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin, dat een horecafunctie wordt toegestaan indien en voor zover de belasting van het desbetreffende type bedrijf op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen niet die van het tot dan toe bestaande bedrijf overschrijdt.
32.3.1 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 32.3.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
32.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop
32.4.1 Bouwregels
Binnen de als ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
-
binnen 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek worden opgericht;
-
tussen de 100 en de 400 meter vanaf de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regel:
maximale bouwhoogte =( (0,013 x afstand tot molen) + (0,2 x askophoogte van molen) ) vermeerderd met de hoogte onder a.;
waarbij:
32.4.2 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 32.4.1 teneinde:
-
een bouwwerk toe te laten dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte binnen de hoogte en breedte blijft van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;
-
een bouwwerk toe te laten dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing voorzover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot;
-
Voor zowel de afwijking onder a als b geldt dat de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet onevenredig mogen worden aangetast.
32.4.2 Procedureregel
Voorafgaand aan een afwijking als bedoeld in lid 32.4.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies bij een molendeskundige instantie over de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en over de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 33 Algemene afwijkingsregels
33.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:
-
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
het afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor bebouwing tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten.
33.2 Voorwaarden
-
De in lid 33.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:
-
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 34 Algemene wijzigingsregels
34.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.
34.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 34.1. zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 35 Procedureregel
35.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Bouwen in strijd met het plan
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder a bepaalde voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Gebruik in strijd met het plan
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
36.3 Afwijking overgangsrecht
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken uit lid 36.1 en lid 36.2 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijking verlenen.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘regels van het bestemmingsplan Havengebied Goes’.
|