Regels

 

Behorende bij het bestemmingsplan Goese Polder van de gemeente Goes

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

  1. Het plan: het bestemmingsplan "Goese Polder" van de gemeente Goes;

  2. Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPGP01-VO01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

  3. Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  4. Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  5. Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:

      1. de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;

      2. ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

      3. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

      4. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

      5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

      6. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

      7. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

      8. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

      9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;

  6. Agrarisch bedrijf: een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

a. grondgebonden agrarisch bedrijf:

1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;

2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;

3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;

4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;

5. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie;

6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;

3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, zeekraal, schelpdieren en vissen;

d. overige teelten van gewassen of dieren al dan niet in gebouwen.

  1. Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

  2. Archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

  3. Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;

  4. Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  5. Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

  6. Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

  7. Bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;

  8. Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

  9. Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

  10. Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  11. Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  12. Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

  13. Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  14. Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

  15. Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  16. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  17. Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

  18. Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

  19. Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

  20. Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  21. Detailhandel in volumineuze goederen/perifere detailhandel: detailhandel in de volgende categorieën:

a. brand- en explosiegevaarlijke goederen;

b. auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;

c. tuinbenodigdheden;

d. meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;

e. en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accesoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;

 

  1. Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, makelaars, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken;

  2. Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

  1. Evenementen: gebeurtenissen, gericht op maximaal 5.000 bezoekers, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement en die maximaal 4x per jaar plaats mogen vinden op dezelfde locatie;

 

  1. Gevellijn: denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

  2. Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  3. Groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen aan wederverkopers, personen, bedrijven of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

  4. Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  5. Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;

b. het exploiteren van zaalaccommodatie;

c. het verstrekken van nachtverblijf;

  1. kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

  2. Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

  3. Maatschappelijke activiteiten: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening;

  4. NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

  5. Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

  6. Nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;

 

  1. Ondergeschikte detailhandel: detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 250 m², uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;

  2. Ondergeschikte horeca: horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 30 m²;

  3. Overkapping: een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

  4. Patiowoning: woning met een al dan niet omheinde binnenplaats of -tuin, die geheel of nagenoeg geheel is omsloten door de bouwmassa van de betreffende woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren;

  5. Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
    a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
    c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
    d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;

  6. Peil:

a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;

c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

51. Risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

52. Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;

53. Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;

54. Verblijfsgebied: gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;

 

55. Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;

56. Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
a. verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
b. uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;

57. Wgh- inrichtingen: bedrijven als genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor), die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

58. Woning: een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:

 

1. Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2. Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

3. Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;

4. Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;

6. Dakhelling: de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

7. Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

8. Hoogte van een windmolen of windturbine: de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;

9. Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

10. Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

11. Verschillende goothoogte van een bouwwerk: indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk

te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;

b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;

 

12. Vloeroppervlakte: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;

 

b. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Maatvoering

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Minimale afstand tot voorgevel rooilijn

a.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter;

 

vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter;

 

vlaggenmasten: 8 meter.

-

 

 

3.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

 

1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;

 

2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

3. ten behoeve van de landschappelijke inpassing;

 

4. ten behoeve van de milieusituatie;

 

5. ten behoeve van de verkeersveiligheid.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Bedrijf (B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf t/m categorie 3.1"(b < 3.1): bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij dit artikel behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw): uitsluitend een bedrijfswoning;

  3. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstof zonder lpg" (vm): uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat de verkoop van lpg niet is toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvanginstallatie" (zo): uitsluitend een zend- en ontvanginstallatie;

  5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf" (sb-gw): uitsluitend een gemeentewerkplaats;

  6. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - milieustraat"(sb-ms): uitsluitend een gemeentewerkplaats en een milieustraat;

met dien verstande dat:

  1. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;

  2. Wgh- inrichtingen niet zijn toegestaan;

  3. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

 

4.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

4.2.1 Algemeen

 

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken worden gebouwd;

b. het bebouwde oppervlak mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage;

c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3.00 meter te bedragen.

4.2.2 Maatvoering

 

 

bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

minimale afstand tot voorgevel rooilijn

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

-

b.

Bijbehorend bouwwerk

3.20 meter

5 meter

-

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter;

vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter.

Vlaggenmasten: 8 meter

-

d.

Zend- en ontvanginstallatie

-

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

-

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a. de situering van bedrijven en bedrijfsuitbreidingen;

b. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

c. de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;

d. de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;

e. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslagdoeleinden;

f. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

g. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

4.3.2 Voorwaarden

 

        1. De in lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten;

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

4.4.1 Hoofdgebouwen

 

a. lid 4.2.1 sub c voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits de

bereikbaarheid van de achtererven niet wordt belemmerd;

b. lid 4.2.2 sub a voor het vergroten van de bouwhoogte, mits deze niet meer dan 2.00 meter bedraagt en indien de afstand van deze gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste gelijk is aan de overschrijding van de ten hoogste toegestane hoogte van de dakvoet.

 

4.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

a. lid 4.2.2 sub c mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden. Voor

vlaggenmasten kan worden afgeweken tot 10 meter.

 

4.4.3 Voorwaarden

 

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 4.4.1en 4.4.2 op voorwaarde dat:

 

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;

  2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

  1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

I. Het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden voor zover de opslag geschiedt op onbebouwde gronden tussen de weggrens en (het verlengde) van de voorgevel van de gebouwen. Het opslaan in de open ruimte van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

II. Het gebruiken van de gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, ter plaatse van onbebouwde gronden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 4.00 meter.

  1. Per 100m2 bedrijfsvloeroppervlak dient minimaal één parkeerplaats aanwezig te zijn.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.1 voor het uitoefenen van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 4.1 voor het uitoefenen van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

 

4.6.2 Voorwaarden

 

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 4.6.1 op voorwaarde dat:

 

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

  2. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid wordt aangetast;

 

 

4.7 Wijzingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wijzingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijfactiviteiten kan worden gewijzigd, mits een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

 

4.7.2 Voorwaarden

 

a. bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het toepassen van de wijziging is voldaan.

 

b. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

Artikel 5 Detailhandel

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;

met dien verstande dat:

c. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

5.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

5.2.1 Algemeen

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

5.2.3 Maatvoering

 

 

bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

 

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter

vóór de gevellijn: 1.00 meter

 

Vlaggenmasten: 8.00 meter

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

5.3.2 Voorwaarden

De in lid 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.2.3. sub a voor het overschrijden van de goothoogte, mits de overschrijding ten hoogste 1 meter bedraagt;

  2. lid 5.2.3 sub c, mits de hoogte niet meer dan 10.00 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen.

 

5.4.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 5.4.1 op voorwaarde dat:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;

  2. het gebruik van achtererven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan.

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.1. voor de uitoefening van ondersteunende horeca binnen een detailhandelsvestiging tot maximaal 25 % van de hoofdfunctie met een maximale vloeroppervlakte van 25 m²;

  2. artikel 5.5 lid b voor het gebruik van achtererven als terras, opslag en speeltuin.

 

5.6.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 5.6.1 indien:

    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 6 Gemengd

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Gemengd (GD) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - gemengd 1": detailhandel, dienstverlening, horeca voorzover voorkomend in categorie 1a, 1b en 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, maatschappelijke activiteiten en wonen;

b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - gemengd 2": dienstverlening, maatschappelijke activiteiten en wonen;

c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - gemengd 3": maatschappelijke activiteiten, wellness en sport;

d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang": een onderdoorgang;

e. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg): een ondergrondse parkeergarage;

f. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;

met dien verstande dat:

g. het gebruik van de hoofdgebouwen ten behoeve van detailhandel, horeca en dienstverlening uitsluitend op de begane grond is toegestaan.

 

6.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

6.2.1 Algemeen

 

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

 

6.2.2 Hoofdgebouwen

 

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;

  2. de breedte van een hoofdgebouw moet ten minste 5.00 meter bedragen;

  3. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;

 

6.2.3 Maatvoering

 

 

 

bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat.

Zie de op de verbeelding aangegeven maat.

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5 meter

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

2.00 meter

vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter

Vlaggenmasten: 8.00 meter

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

6.3.2 Voorwaarden

 

        1. Nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Hoofdgebouwen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.2 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.

  2. lid 6.2.2 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen. Voor vlaggenmasten kan worden afgeweken tot 15.00 meter.

 

6.4.2 Voorwaarden

 

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 6.4.1 indien:

    1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid niet worden aangetast;

    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

Voor het gebruik zoals bedoeld in artikel 6.1 gelden de volgende bepalingen:

a. detailhandel en horeca is uitsluitend toegestaan op gronden zonder aanduiding en op gronden

met de aanduiding "GD-2" en "GD-3", voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de

totale bedrijfsvoering en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 6.1. genoemde bestemming;

b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

c. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

d. opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

f. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of

voor straatprostitutie is niet toegestaan;

g. evenementen zijn toegestaan.

 

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.1 sub a voor horeca-activiteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten dan op grond van lid 1, sub a toelaatbaar is, mits de betreffende activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan activiteiten die ingevolge lid 1, sub a zijn toegestaan;

  2. lid 6.1 sub a voor horeca-activiteiten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, mits de betreffende activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan horeca-activiteiten die ingevolge lid 1, sub a zijn toegelaten.

 

6.6.2 Voorwaarden

 

Er mag slechts worden afgeweken indien:

    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    2. een milieudeskundige wordt gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in lid 6.6.1 genoemde criteria is voldaan.

 

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Groen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en

bermsloten;

b. waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c. (voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten

behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;

d. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens;

e. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg): een ondergrondse parkeergarage.

 

7.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

7.2.1 Maatvoering

 

 

Bouwwerk

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

3.50 meter

15 m².

b.

Antennes

5.00 meter

 

-

c.

Speeltoestellen

3.50 meter

 

-

d.

Openbare nutsvoorzieningen

3.50 meter

-

e.

Lichtmasten en overige masten

8.00 meter

-

f.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

2.00 meter

-

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

7.3.2 Voorwaarden

 

De in lid 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 7.2.1 sub e tot een hoogte van ten hoogste 12.00 meter.

 

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.5.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 7.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen;

  2. lid 7.1 om ten hoogste 10% van het bestemmingsvlak te gebruiken voor parkeervoorzieningen.

 

Artikel 8 Kantoor

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;

alsmede voor:

  1. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

 

8.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

8.2.1 Gebouwen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;

 

8.2.2 Maatvoering

 

 

bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter

vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter

 

 

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en overige gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

8.3.2 Voorwaarden

 

De in lid 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. afwijken van de bouwhoogte Lid 8.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;

  2. lid 8.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter met uitzondering van erfafscheidingen.

 

8.4.2 Voorwaarden

 

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 8.4.1 op voorwaarde dat:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

 

 

 

Artikel 9 Maatschappelijk

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Maatschappelijk (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van maatschappelijke activiteiten;

b. ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats" (bp): uitsluitend een begraafplaats;

c. ter plaatse van de aanduiding "dierenasiel" (ds): uitsluitend een dierenasiel;

d. ter plaatse van de aanduiding "uitvaartcentrum" (uv): uitsluitend een uitvaartcentrum;

e. ter plaatse van de aanduiding "wonen" (w): tevens wonen;

f. aan huis gebonden beroepen.

 

alsmede voor:

 

e. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de

bestemming.

 

9.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

a. hoofdgebouwen;

b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": een bedrijfswoning;

c. bijbehorende bouwwerken;

d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

9.2.1 Hoofdgebouwen

 

    1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

    2. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;

    3. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

 

9.2.2 Maatvoering

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie het op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5 meter

Zie het op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter;

vóór de gevellijn 1.00 meter.

 

 

 

9.3 Nadere eisen

 

9.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a. de plaatsing van hoofdgebouwen en overige gebouwen ten opzichte van de

perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

9.3.2 Voorwaarden

 

  1. De in lid 9.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten;

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 9.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

b. lid 9.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter, met uitzondering van

erfafscheidingen.

 

9.4.2 Voorwaarden

 

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 9.4.1. op voorwaarde dat:

 

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. het afwijken niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid worden aangetast;

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

 

9.5.1 Detailhandel en horeca

 

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 9.1 genoemde bestemming;

  2. horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:

    1. dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 9.1 genoemde bestemming;

    2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;

    3. het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 30 m²;

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.6.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 9.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen.

 

Artikel 10 Recreatie

 

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. ter plaatse van de aanduiding “volkstuin” (vt): uitsluitend een volkstuinencomplex;

 

b. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

10.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

10.2.1 Toelaatbare bebouwing

 

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

 

b. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

10.2.2 Algemeen

 

De gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a. de gebouwen worden uitsluitend opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven

bouwvlak;

 

10.2.3 Maatvoering

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

oppervlakte

Afstand tot de perceels- grens

a.

Gebouwen

-

2.50 meter

6 m²

3.00 meter

b.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

6.00 meter

-

-

 

10.3 Nadere eisen

 

10.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

 

a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke,

b. natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;

c. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van

aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

d. ten behoeve van de landschappelijke inpassing.

 

 

Artikel 11 Sport

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. het uitoefenen van sportactiviteiten;

 

b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.

 

11.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

11.2.1 Toelaatbare bebouwing

 

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

11.2.2 Algemeen

 

a. gebouwen en overkappingen worden gebouwd in het bouwvlak;

 

b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;

 

11.2.3 Gebouwen

 

a. de bouwhoogte van gebouwen en tribunes bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;

 

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

a. de hoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste:

-

voor antennes:

5.00 meter;

-

voor openbare nutsvoorzieningen

3.50 meter;

-

voor lichtmasten en overige masten

20.00 meter;

-

voor speeltoestellen

4.00 meter;

-

voor ballenvangers

6.00 meter;

-

voor overige andere bouwwerken

2.00 meter;

 

11.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

 

1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;

 

2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

3. ten behoeve van de landschappelijke inpassing;

 

4. ten behoeve van de milieusituatie;

 

5. ten behoeve van de verkeersveiligheid.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

 

a. horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:

 

1. dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 11.1 genoemde bestemming;

 

2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten.

 

b. evenementen zijn toegestaan.

 

Artikel 12 Verkeer

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. wegen, straten en paden;

b. ter plaatse van de aanduiding "garage" (ga): autoboxen bedoeld voor de stalling van

vervoersmiddelen dan wel voor huishoudelijke berg- en werkruimte;

c. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg): een ondergrondse parkeergarage;

d. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens;

 

alsmede voor:

 

c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen.

 

12.2 Bouwregels

 

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

12.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende

bepalingen:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven

bebouwingsvlakken worden opgericht;

b. in afwijking van het bepaalde onder sub a is het toegestaan om nutsvoorzieningen buiten de bebouwingsvlakken op te richten;

c. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal 55 graden;

d. ter plaatse van de aanduiding "autobox" (ab) mag de breedte van een autobox ten

hoogste 3.50 m bedragen.

 

12.2.2 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

3.20 meter.

3.20 meter.

15 m2

 

 

12.2.3 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

 

 

 

 

 

 

 

Bouwwerk

Maximale bouwhoogte

a.

Antennes

5.00 meter

b.

Lichtmasten en overige masten

8.00 meter

c.

Bovenleidingen

10.50 meter

d.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.00 meter

 

12.3 Nadere eisen

 

12.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen

stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

 

12.4.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 12.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

b. lid 12.2.3 sub a, b en d tot een hoogte van maximaal 10 meter, m.u.v. erfafscheidingen.

 

12.4.2 Voorwaarden

 

Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 12.4.1 met dien verstande dat:

 
a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet

onevenredig worden aangetast;

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 12.1, wordt in ieder geval gerekend:

a. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de

bestemming.

 

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.6.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 12.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen.

 

Artikel 13 Water

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Water (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wateraanvoer en -afvoer en waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers, en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, vaarwegen alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende waterhuishoudkundige voorzieningen ten dienste van de waterkering zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen, nutsvoorzieningen en onderhoud;

b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen en bermsloten.

 

13.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

a. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers;

b. niet voor bewoning bestemde gebouwen.

 

13.2.1 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale Oppervlakte

a.

Nutsvoorzieningen

 

3.00 meter

15 m2

 

13.2.2 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

 

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Maximale bouwhoogte

a.

speelvoorzieningen

3.00 meter

b.

lichtmasten en overige masten

8.00 meter boven NAP

c.

bewegwijzering

4.50 meter boven NAP

 

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 13.2.2 sub b, mits

de hoogte ten hoogste 10.00 meter boven NAP bedraagt.

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 13.1 wordt in ieder geval gerekend:

a. het water te gebruiken als ligplaats voor woonboten.

 

Artikel 14 Wonen

 

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

  3. aanhuis gebonden beroepen.

 

14.2 Bouwregels

 

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. een ondergrondse parkeergarage;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2.1 Algemeen

 

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken die zich vóór de gevellijn bevinden alleen mogen worden gewijzigd of vervangen voor zover de hoogte en oppervlakte niet afwijkt van de bestaande maten;

  2. de bebouwde oppervlakte bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel (bouwvlak en aanduiding “erf”) met een maximum van 250 m², op gronden met de aanduiding "Wonen - aaneengebouwd", "Wonen - twee-aaneen" en "Wonen vrijstaand";

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

  4. ter plaatse van de gronden buiten het bouwvlak zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen worden gebouwd;

 

14.2.2 Hoofdgebouwen

 

  1. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg): een ondergrondse parkeergarage;

  2. ter plaatse van de aanduiding "Wonen aaneengebouwd" (aeg) worden woningen met ten minste drie aaneen gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding "Wonen gestapeld" (gs) zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding "Wonen twee-aaneen" (tae) worden woningen met ten hoogste twee aaneen gebouwd;

  5. ter plaatse van de aanduiding "Wonen vrijstaand" (vrij) zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - patiowoning" (sba-p) zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;

  7. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken worden gebouwd;

  8. met betrekking tot de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken als genoemd in lid 14.2 lid b niet meegerekend - gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:

 

 

 

aanduiding

Minimale breedte woning

vrij, sba-p

6.00 meter

tae, aeg, gs

5.00 meter

 

  1. met betrekking tot de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:

 

aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

vrij

3.00 meter

tae

3.00 meter (aan één zijde)

aeg, sba-p

2.00 meter (voor de hoekwoning)

gs

Niet nader bepaald

 

  1. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

 

  1. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste bedragen:

 

aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

vrij

3.00 meter

aeg, gs, tae, sba-p

Niet van toepassing

zonder aanduiding

Niet van toepassing

 

  1. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

14.2.4 Maatvoering

 

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten;

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Minimale afstand tot voorgevel rooilijn

a.

hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat.

Zie de op de verbeelding aangegeven maat.

-

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

3.00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn

c.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

- 2.00 meter

- Vóór de gevellijn 1.00 meter

-

 

 

14.2.5 Ondergrondse parkeergarages

 

Voor het bouwen van ondergrondse parkeergarages gelden de volgende bepalingen:

a. ondergrondse parkeergarages zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'ondergrondse parkeergarage';

 

14.3 Nadere eisen

 

14.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens

en ten opzichte van elkaar.

b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.

c. de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

14.3.2 Voorwaarden

 

    1. De in lid 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Hoofdgebouwen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 14.2.2 sub i voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens;

b. lid 14.2.4 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.

 

14.4.2 Bijbehorende bouwwerken

 

a. lid 14.2.1 sub b voor een bebouwd oppervlak van ten hoogste 60%, indien de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw reeds 50% van het bouwperceel bedraagt;

b. lid 14.2.3 sub a voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens;

c. lid 14.2.4 sub b, voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter;

d. lid 14.2.4 sub b voor een kortere afstand tot op (het verlengde van) de gevellijn.

 

14.4.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

a. lid 14.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter;

b. het onder 14.4.3 sub a genoemde geldt niet voor erfafscheidingen.

 

14.4.4 Voorwaarden

 

Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 14.4.1, 14.4.2 en 14.4.3 met dien verstande dat:

a. het afwijken niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid worden aangetast;

b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

c. de geluidsbelasting op de gevel van de woning niet groter is dan 48 dB;

 

 

14.5 Wijzingsbevoegdheid

 

14.5.1 Wijzingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding aangegeven aanduidingen binnen de bestemming "Wonen (W)" te wijzigen, met dien verstande dat:

a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;

c. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

d. de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving én ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

f. voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;

g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;

h. uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.

 

14.5.2 Voorwaarden

 

Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

Artikel 15 Waarde- Archeologie 1

 

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waarde – Archeologie 1” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege (rm). Deze regels zijn niet van toepassing op gronden met de aanduiding “rijksmonument” (rm).

 

 

15.2 Bouwregels

 

  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in lid 15.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

 

Voor zover de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere

dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming–

de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

15.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 15.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

15.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het verbod van lid 15.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

 

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken of werkzaamheden;

    1. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1”.

  6. archeologisch onderzoek.

 

15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

    3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:

      1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. het doen van opgravingen;

      3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

    4. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.5.1 Wijzigen bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemmingWaarde – Archeologie – 1” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

 

15.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming

van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

15.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

 

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

15.5.4 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 15.5.1, 15.5.2 en 15.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

Artikel 16 Waarde- Archeologie 2

 

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waarde – Archeologie 2” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege (rm). Deze regels zijn niet van toepassing op gronden met de aanduiding “rijksmonument” (rm).

 

16.2 Bouwregels

 

  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in lid 16.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

 

16.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

 

Voor zover de in lid 16.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere

dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 16.1 bedoelde dubbelbestemming–

de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

16.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 16.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

16.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het verbod van lid 16.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

 

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250m² bedraagt;

  6. archeologisch onderzoek.

 

16.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 16.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

    3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:

      1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. het doen van opgravingen;

      3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

    4. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.5.1 Wijzigen bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een lagere of een hogere waarde aan gronden met de bestemmingWaarde – Archeologie – 2” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere of hogere archeologische waarde zijn.

 

16.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming

van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

16.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

 

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

16.5.4 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 16.5.1, 16.5.2 en 16.5.3zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

Artikel 17 Waarde- Archeologie 3

 

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waarde – Archeologie 3” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege (rm). Deze regels zijn niet van toepassing op gronden met de aanduiding “rijksmonument” (rm).

 

17.2 Bouwregels

 

  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in lid 17.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 500 m² bedraagt;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

 

17.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

 

Voor zover de in lid 17.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere

dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 17.1 bedoelde dubbelbestemming–

de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

17.4 Omgevingsvergunnin voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

17.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 3” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 17.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

17.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het verbod van lid 17.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

 

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken of werkzaamheden:

    1. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 500m² bedraagt;

  6. archeologisch onderzoek.

 

17.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 17.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

    3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:

      1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. het doen van opgravingen;

      3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

    4. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.5.1 Wijzigen bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een hogere waarde aan gronden met de bestemmingWaarde – Archeologie – 3” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.

 

17.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming

van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

17.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

 

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

17.5.4 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 17.5.1, 17.5.2 en 17.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

Artikel 18 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waterstaat - Waterstaatkundige functie” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor:

 

a. waterstaatkundige voorzieningen zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud t.b.v. van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

 

18.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

18.2.1 Toelaatbare bebouwing

 

a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

 

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van steigerpalen en masten maximaal 10.00 meter bedraagt;

 

18.2.2 Algemeen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag − met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

18.3 Afwijking van de bouwregels

 

18.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 18.2.1 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, mits de waterstaatkundige belangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

 

b. lid 18.2.2 voor het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwwerk met maximaal 20%.

 

18.3.2 Procedureregels

 

Bij afwijking als bedoeld in lid 18.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 19 Anti- dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 20 Algemene bouwregels

 

20.1 Bestaande maten

 

a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen

dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden

aangehouden;

b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen

dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden

aangehouden;

c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de

herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

20.2 Overschrijding bouwgrenzen

 

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en

hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

 

a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,

hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken,

alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet

meer dan 1,5 meter bedraagt;

b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze

voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in

ieder geval niet meer dan 10.00 meter bedraagt. In afwijking van het in vorige zin

bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten

behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik

maximaal 30 m;

c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van

nutsvoorzieningen. De inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

a. (on)bebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de exploitatie van een

seksinrichting;

b. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

 

 

 

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

 

22.1 Specifieke bouwregels "geluidzone industrie"

 

22.1.1 Specifieke bouwregels "geluidzone industrie"

Binnen de als “geluidzone - industrie”, aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

22.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

Binnen de als “vrijwaringszone - molenbiotoop” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a. binnen 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek worden opgericht;

 

b. tussen de 100 en de 400 meter vanaf de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regel:

 

maximale bouwhoogte = (0,013 x afstand tot molen) + (0,2 x askophoogte van molen);

 

waarbij:

- alle maten in meters worden uitgedrukt;

- de maximale bouwhoogte en de askophoogte beide dienen te worden bepaald ten opzichte van hetzelfde peil.

 

22.3 Afwijking van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 22.1 teneinde:

 

1. een bouwwerk toe te laten dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte binnen de hoogte en breedte blijft van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;

 

2. een bouwwerk toe te laten dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing voorzover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot.

 

Voor zowel de afwijking onder 1 als 2 geldt dat de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

22.3.1 Procedureregels

Voorafgaand aan een afwijking als bedoeld in lid 22.3 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies bij een molendeskundige instantie over de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en over de eventueel te stellen voorwaarden;

 

22.4 Wijzigingsbevoegdheid recreatief nachtverblijf en dienstwoning

 

a. burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen op de gronden binnen de wro-zone-wijzigingsbevoegdheid, ten behoeve van het realiseren van recreatief nachtverblijf en een dienstwoning, onder de navolgende voorwaarden:

1. een bedrijfwoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³ en een maximale goothoogte en bouwhoogte van 6 meter resp. 10 meter;

2. er mag maximaal één gebouw met daarin 20 eenheden voor het verstrekken van recreatief nachtverblijf worden gerealiseerd. Dit gebouw mag een oppervlakte hebben van maximaal 650m² en het vloeroppervlak per unit mag maximaal 40 m² bedragen. Het gebouw mag uit maximaal 2 bouwlagen bestaan, met een goot- en bouwhoogte van 6 meter resp. 8 meter;

3. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

4. het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin, dat de categorie -indeling van horeca-activiteiten kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

c. burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin, dat een horecafunctie wordt toegestaan indien en voor zover de belasting van het desbetreffende type bedrijf op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen niet die van het tot dan toe bestaande bedrijf overschrijdt.

 

22.5 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 22.4 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

 

23.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

23.1.1 Afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:

  1. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  2. het afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor bebouwing tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten.

 

23.1.2 Voorwaarden

 

  1. De in lid 23.1.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:

    1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de

aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

 

24.1 Geringe afwijkingen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.

 

 

24.2 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 24.1. zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

Artikel 25 Algemene procedureregels

 

25.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

 

Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 26 Overgangsrecht

 

26.1 Overgangsrecht gebruik

 

a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

26.2 Overgangsrecht bouwwerken

 

a. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee

jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;

b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking verlenen van het eerste lid voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

26.3 Afwijking overgangsrecht

 

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken uit lid 26.1 en lid 26.2 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijking verlenen.

 

Artikel 27 Strafbepaling

 

27.1 Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 15.4.1, 16.4.1 en 17.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.

Artikel 28 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Goese Polder“.

 

 

 

 

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

- niet van toepassing of niet relevant

< kleiner dan

> groter

= gelijk aan

cat. categorie

e.d. en dergelijke

kl. klasse

n.e.g. niet elders genoemd

 

o.c. opslagcapaciteit

p.c. productiecapaciteit

p.o. productieoppervlak

b.o. bedrijfsoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit

u uur

d dag

w week

j jaar

 

 

 

SBI-CODE

  

OMSCHRIJVING

  

 

nummer

 

CATEGORIE

01

-

LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW

 

014

0

Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:

 

014

1

- algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m²

B1

014

3

- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²

B1

  

  

  

  

15

-

VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN

 

151

0

Slachterijen en overige vleesverwerking:

 

151

4

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²

B2

1552

1

Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²

B1

1581

0

Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel / week

B1

1584

0

Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:

 

1584

1

- cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m²

B1

1584

5

- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²

B1

1593 t / m 1595

  

Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke

B1

 

 

 

 

17

-

VERVAARDIGING VAN TEXTIEL

 

174, 175

  

Vervaardiging van textielwaren

B2

176, 177

  

Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen

B2

 

 

 

 

18

-

VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT

 

181

  

Vervaardiging kleding van leer

B2

 

 

 

 

20

-

HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE

 

203, 204, 205

1

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²

B2

205

  

Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken

B1

 

 

 

 

22

-

UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

 

2222.6

  

Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen

B1

2223

A

Grafische afwerking

A

2223

B

Binderijen

B1

2224

  

Grafische reproductie en zetten

B1

2225

  

Overige grafische activiteiten

B1

223

  

Reproductiebedrijven opgenomen media

A

 

 

 

 

24

-

VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN

 

2442

0

Farmaceutische productenfabrieken:

 

2442

2

- verbandmiddelenfabrieken

B1

 

 

 

 

26

-

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN

 

2612

  

Glas-in-lood-zetterij

B1

2615

  

Glasbewerkingsbedrijven

B2

262, 263

0

Aardewerkfabrieken:

 

262, 263

1

- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW

B1

267

0

Natuursteenbewerkingsbedrijven:

 

267

2

- indien p.o. < 2.000 m²

B2

2681

  

Slijp- en polijstmiddelen fabrieken

B2

 

 

 

 

28

-

VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES / TRANSPORTMIDDELEN)

 

281

1a

- gesloten gebouw, p.o. < 200 m²

B2

284

B1

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²

B2

2852

2

Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²

B2

287

B

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²

B2

 

 

 

 

30

-

VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS

 

30

A

Kantoormachines- en computerfabrieken

B1

 

 

 

 

33

-

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN

 

33

A

Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke

B

 

 

 

 

36

-

VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.

 

361

2

Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²

A

362

  

Fabricage van munten, sieraden en dergelijke

B1

363

  

Muziekinstrumentenfabrieken

B1

3661.1

  

Sociale werkvoorziening

B1

 

 

 

 

40

-

PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER

 

40

C0

Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:

 

40

C1

- < 10 MVA

B1

40

D0

Gasdistributiebedrijven:

 

40

D3

- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A

A

40

D4

- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C

B1

40

E0

Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:

 

40

E2

- blokverwarming

B1

 

 

 

 

41

-

WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER

 

41

B0

Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:

 

41

B1

- < 1 MW

B1

 

 

 

 

45

-

BOUWNIJVERHEID

 

45

3

Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m²

B1

453

  

Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij)

B1

453

2

Elektrotechnische installatie

B1

 

 

 

 

50

-

HANDEL / REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS

 

501, 502, 504

  

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij)

B1

5020.4

B

Autobeklederijen

A

5020.5

  

Autowasserijen

B1

503, 504

  

Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires

B1

 

 

 

 

51

-

GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING

 

5134

  

Groothandel in dranken

C

5135

  

Groothandel in tabaksproducten

C

5136

  

Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk

C

5137

  

Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen

C

514

  

Groothandel in overige consumentenartikelen

C

5148.7

0

Groothandel in vuurwerk en munitie:

 

5148.7

1

- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton

B1

5153

0

Groothandel in hout en bouwmaterialen:

 

5153

1

- algemeen

C

5153

2

- indien b.o. < 2.000 m²

B1

5153.4

4

Zand en grind:

 

5153.4

6

- indien b.o. < 200 m²

B1

5154

0

Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:

 

5154

1

- algemeen

C

5154

2

- indien b.o. < 2.000 m²

B1

5156

  

Groothandel in overige intermediaire goederen

C

5162

2

Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid

C

5162

  

Groothandel in machines en apparaten, opp < 2000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid

B1

517

  

Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke)

C

 

 

 

 

52

-

REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN

 

527

  

Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)

A

 

 

 

 

60

-

VERVOER OVER LAND

 

6022

  

Taxibedrijven

B1

6024

0

Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m²

C

603

  

Pomp- en compressorstations van pijpleidingen

B1

 

 

 

 

63

-

DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER

 

6321

3

Caravanstalling

B1

 

 

 

 

64

-

POST EN TELECOMMUNICATIE

 

641

  

Post- en koeriersdiensten

C

 

 

 

 

71

-

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN

 

711

  

Personenautoverhuurbedrijven

B2

712

  

Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)

C

713

  

Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen

C

 

 

 

 

72

-

COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE

 

72

A

Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke

A

72

B

Switchhouses

B1

 

 

 

 

73

-

SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK

 

732

  

Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

A

 

 

 

 

74

-

OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

 

7481.3

  

Foto- en filmontwikkelcentrales

C

7484.4

  

Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke

A

 

 

 

 

90

  

MILIEUDIENSTVERLENING

  

9001

B

Rioolgemalen

B1

 

 

 

 

93

-

OVERIGE DIENSTVERLENING

 

9301.3

A

Wasverzendinrichtingen

B1

 

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

 

Categorie 1 "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

 

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca

- automatiek;

- broodjeszaak;

- cafetaria;

- croissanterie;

- koffiebar;

- lunchroom;

- ijssalon;

- snackbar;

- tearoom;

- traiteur.

 

1b. Overige lichte horeca

- bistro;

- restaurant (zonder bezorg- en / of afhaalservice);

 

1c. Bedrijven met een logiesfunctie

- hotel.

 

1d. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;

 

Categorie 2 "middelzware horeca"

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke

hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

 

- bar;

- bierhuis;

- biljartcentrum;

- café;

- proeflokaal;

- shoarma / grillroom;

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/

dansevenementen).

 

Categorie 3 "zware horeca"

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal

bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

 

- dancing;

- discotheek;

- nachtclub;

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).