Gemeente:
Goes
Plannaam:
Goes Oost
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
28-06-2013

Regels

 

behorende bij het bestemmingsplan "Goes-Oost"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bestemmingsplan "Goes-Oost"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van …

 

 

, voorzitter

 

 

, griffier

 

 

Titel Bestemmingsplan

“Goes Oost”

Gemeente

Goes

Status

Voorontwerp

Datum

donderdag 28 juni 2013

Planidn

NL.IMRO.0664.BPGO01-VG99

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

 

  1. Het plan: het bestemmingsplan Goes Oost van de gemeente Goes;

  2. Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPGO01-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*);

  3. Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  4. Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  5. Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:

      1. de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;

      2. ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

      3. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

      4. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

      5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

      6. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

      7. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

      8. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

      9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;

  6. Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

  7. Archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

  8. Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;

  9. Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  10. Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

  11. Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

  12. Bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;

  13. Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

  14. Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

  15. Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  16. Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  17. Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

  18. Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  19. Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

  20. Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  21. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  22. Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

  23. Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

  24. Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

  25. Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  26. Detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel in de volgende categorieën:

  1. brand- en explosiegevaarlijke goederen;

  2. auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;

  3. tuinbenodigdheden;

  4. meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;

  5. en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accesoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;

  1. Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, makelaars, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken;

  2. Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

  3. Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  4. Gevellijn: denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

  5. Groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen aan wederverkopers, personen, bedrijven of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

  6. Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  7. Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

      1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;

      2. het exploiteren van zaalaccommodatie;

      3. het verstrekken van nachtverblijf;

  8. Kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge de WABO een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  9. Kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  10. kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

  11. kleinschalige evenementen: gebeurtenissen, gericht op maximaal 1.500 bezoekers per dag, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (incl. opbouw en afbraak) niet langer duren dan 4 dagen per evenement.

  12. Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

  13. Maatschappelijke activiteiten: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening;

  14. Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

  15. Nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;

  16. Ondergeschikte detailhandel: detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 40 m2, uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;

  17. Ondergeschikte horeca: horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 40 m2;

  18. Ondergeschikte kantoren: kantoren binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 40m2;

  19. Overkapping: een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

  1. Risicovolle inrichting: een inrichting bij welke, ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:

      1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

      2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

      3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

      4. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;

  3. Peil:

      1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

      2. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;

      3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

  4. Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  5. Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;

  6. Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;

  7. Standplaats: een ruimte voor het plaatsen van een kampeermiddel;

  8. Toeristische standplaats: het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, tussen 1 april en 31 oktober

  9. Verblijfsgebied: gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;

  10. Verblijfsrecreatie: recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

  11. Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;

  12. Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
    a. verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
    b. uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;

  13. Woning: een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:

 

1. Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2. Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

3. Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;

4. Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;

6. Dakhelling: de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

7. Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

8. Hoogte van een windmolen of windturbine: de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;

9. Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

10. Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

11. Verschillende goothoogte van een bouwwerk: indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk

te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;

b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;

 

12. Vloeroppervlakte: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de bij dit artikel behorende bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

  2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - datacenter" (sb-dc): uitsluitend een datacenter;

  3. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" (nv): uitsluitend een nutsvoorziening;

  4. verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen en nutsvoorzieningen;

  5. ondergeschikte kantoren.

 

 

3.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

 

3.2.1 Algemeen

    1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

    2. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

    3. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3.00 meter te bedragen;

 

3.2.2 Maatvoering

 

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 m

5.00 m

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

3.00 m

-

d.

Erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied

-

1.00 m

-

 

e.

Lichtmasten/vlaggenmasten

-

8.00 m

-

f.

Overige erfafscheidingen

 

2.00 m

-

g.

Nutsvoorzieningen

-

3.00 m

20 m²

 

 

3.3 Nadere eisen

 

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering van bedrijven en bedrijfsuitbreidingen;

  2. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  3. de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  4. de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;

  5. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag;

  6. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  7. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

3.3.2 Voorwaarden

De in lid 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

 

3.4.1 Hoofdgebouwen

  1. lid 3.2.1 sub c voor het verkleinen van de zijdelingse afstand tot de perceelsgrens, mits de bereikbaarheid van de achtererven niet wordt belemmerd;

  2. lid 3.2.2 sub a voor het vergroten van de bouwhoogte, mits deze niet meer dan 2.00 meter bedraagt en indien de afstand van deze gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste gelijk is aan de overschrijding van de ten hoogste toegestane hoogte van de dakvoet, vermeerderd met 1.00 meter.

 

3.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. lid 3.2.2 sub c en sub e mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden. Voor lichtmasten kan worden afgeweken tot 15.00 meter en voor vlaggenmasten 10.00 meter.

 

3.4.3 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 3.4.1 en 3.4.2 op voorwaarde dat:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

      1. tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

      1. het gebruiken van de gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, ter plaatse van onbebouwde gronden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 3.00 meter;

      2. vestiging van zelfstandige kantoren;

      1. per 100m2 bedrijfsvloeroppervlak is minimaal één parkeerplaats aanwezig;

      2. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;

      3. Wgh- inrichtingen zijn niet toegestaan;

      4. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 3.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.

 

3.6.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 3.6.1 op voorwaarde dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijfactiviteiten kan worden gewijzigd, mits een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

 

3.7.1.1 Voorwaarden

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het toepassen van de wijziging is voldaan.

 

3.7.1.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

 

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Cultuur en Ontspanning" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten, dagrecreatieve attracties en (ambachtelijke) creativiteitscentra;

  2. het houden van kleinschalige evenementen;

  3. ter plaatse van de aanduiding "kinderboerderij" (kb) een kinderboerderij;

  4. tuinen, erven en terreinen, wegen, parkeervoorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen en waterpartijen;

met dien verstande dat:

  1. ondergeschikte horeca is toegestaan;

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” (bw) is een bedrijfswoning toegestaan;

  3. bijbehorende bouwwerken;

  4. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

4.2.1 Algemeen

 

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

 

4.2.2 Gebouwen

  1. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 150m2;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

 

4.2.3 Maatvoering

 

bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter

b.

Bedrijfswoningen

4,50 meter

 

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 8 meter

c.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

d.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

5.00 meter (erfafscheidingen 2.00 meter)

Vlaggenmasten: 8.00 meter

 

 

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van andere bouwwerken.

 

4.3.2 Voorwaarden

De in lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.3 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden;

  2. lid 4.2.3 sub d tot een hoogte van ten hoogste 15.00 meter met uitzondering van reclamemasten.

 

4.4.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 4.4.1, op voorwaarde dat:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

  1. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 4.1 wordt in ieder geval gerekend;

    1. overnachten anders dan in bedrijfswoningen;

 

 

 

Artikel 5 Detailhandel

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. wonen;

  3. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;

  4. aan-huis-gebonden beroepen.

 

5.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

5.2.1 Algemeen

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;

  3. de bebouwde oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste het op de verbeelding aangeven percentage. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak

 

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

5.2.3 Maatvoering

 

 

bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter

 

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter

vóór de gevellijn: 1.00 meter

 

Vlaggenmasten: 8.00 meter

 

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

5.3.2 Voorwaarden

De in lid 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.2.3. sub a voor het overschrijden van de goothoogte, mits de overschrijding ten hoogste 1.00 meter bedraagt;

  2. lid 5.2.3 sub c, mits de hoogte niet meer dan 10.00 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen.

 

5.4.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 5.4.1 op voorwaarde dat:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

  1. het gebruik van hoofdgebouwen ten behoeve van detailhandel is uitsluitend op de begane grond toegestaan;

  2. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;

  3. het vestigen van risicovolle inrichtingen is niet toegestaan;

  4. het gebruik van achtererven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan.

 

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.5 sub a voor het vestigen van detailhandel op de eerste verdieping, mits:

    • de functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond;

alsmede voor:

  1. de uitoefening van ondersteunende horeca binnen een detailhandelsvestiging tot maximaal 25 % van de hoofdfunctie met een maximale vloeroppervlakte van 25 m²;

  2. artikel 5.5 lid c voor het gebruik van achtererven als terras, opslag en speeltuin.

 

5.6.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 5.6.1 indien:

    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    2. bij het afwijken zoals bedoeld in lid 5.6.1 sub a een deskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het afwijken is voldaan.

 

 

Artikel 6 Gemengd

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Gemengd" (GD) aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. detailhandel;

  2. dienstverlening;

  3. maatschappelijke activiteiten;

  4. kantoren met een maximum bruto vloeroppervlak van 200m2;

  5. wonen;

  6. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

6.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

6.2.1 Algemeen

  1. Binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.

  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

 

6.2.2 Hoofdgebouwen

  1. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 5.00 meter;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;

  3. indien op de verbeelding een bebouwingspercentage staat aangegeven mag de oppervlakte aan gebouwen ten hoogste het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage bedragen;

 

6.2.3 Maatvoering

 

 

bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

 

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

 

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

2.00 meter

vóór de gevellijn ten hoogste 1.00 meter

Vlaggenmasten: 8.00 meter

 

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

    1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

    2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

    3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

6.3.2 Voorwaarden

Nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.3 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.

  2. lid 6.2.3 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen.

 

6.4.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 6.4.1 indien:

    1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

    1. het vestigen van risicovolle inrichtingen;

    2. detailhandel in volumineuze goederen;

    3. opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk;

    4. het vestigen van Wgh-inrichtingen;

    5. het vestigen van risicovolle inrichtingen;

    6. het vestigen van verkooppunten van motorbrandstoffen;

    7. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie;

    8. het gebruik van de hoofdgebouwen ten behoeve van detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke doeleinden en kleinschalige bedrijfsactiviteiten op de verdieping(en);

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

    1. lid 6.5 sub h voor het vestigen van de aldaar genoemde functies op de eerste verdieping, mits:

    1. het uit een oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is om de woonfunctie van het betreffende deel van het gebouw op te heffen;

    2. de functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond.

 

6.6.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 6.6.1 indien:

    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    2. bij het afwijken als bedoeld in lid 6.6.1 een deskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het afwijken is voldaan.

 

 

 

Artikel 7 Groen

 

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Groen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;

  2. waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. (voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding "paden uitgesloten" (-pd) geen (voet- en fiets)paden, bruggen en straatmeubilair;

  5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - brandweer oefenterrein" (sb-bro) een oefenveld voor de brandweer.

 

 

7.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

7.2.1 Maatvoering

 

De maximale bouwhoogte en de maximale oppervlakte van antennes, openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

3.50 meter

15m²

b.

Antennes

5.00 meter

 

-

c.

Speeltoestellen

4.00 meter

 

-

d.

Openbare nutsvoorzieningen

3.50 meter

15m²

e.

Lichtmasten en overige masten

8.00 meter

-

f.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

2.00 meter

-

 

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

7.3.2 Voorwaarden

 

  1. De in lid 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 7.2.1 sub e tot een hoogte van ten hoogste 15 meter.

 

 

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.5.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 7.1 voor het toestaan om ten hoogste 10% van het bestemmingsvlak te gebruiken voor parkeervoorzieningen. Met dien verstande dat dit niet kan ter plaatse van de aanduiding "paden uitgesloten" (-pd).

 

 

 

Artikel 8 Horeca

 

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. horecabedrijven die voorkomen in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;

    2. wonen;

alsmede voor:

    1. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;

    2. aan-huis-gebonden beroepen.

 

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

    1. hoofdgebouwen;

    2. bijbehorende bouwwerken;

    3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

8.2.1 Algemeen

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55° ;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

  4. de bebouwde oppervlakte van het bouwvlak mag ten hoogste op de verbeelding aangegeven percentage bedragen en anders 100%.

 

 

8.2.2 Maatvoering

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

a.

hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 6.00 meter

 

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter

 

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

c.

bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter

vóór de gevellijn 1.00 meter.

 

 

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en overige gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

8.3.2 Voorwaarden

De in lid 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 8.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;

  2. lid 8.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter, m.u.v. erfafscheidingen.

 

8.4.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 8.4.1 op voorwaarde dat:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

  1. het gebruik van de hoofdgebouwen ten behoeve van horeca is uitsluitend op de begane grond toegestaan;

  2. gebruik van achtererven van horecabedrijven als terras, opslag en/of speeltuin niet is toegestaan.

 

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 8.1 voor een horeca-activiteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten is toegelaten, mits deze activiteit naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de krachtens lid 8.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;

  2. lid 8.1 voor een horeca-activiteit die niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, mits deze activiteit naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de krachtens lid 8.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten.

  3. Lid 8.5 sub a voor het vestigen van horeca op de eerste verdieping, mits:

    • het uit een oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is om de woonfunctie van het betreffende deel van het gebouw op te heffen;

    • de functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond.

  4. lid 8.5 sub b voor het gebruik van achtererven als terras, opslag en speeltuin.

 

 

8.6.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 8.6.1 indien:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. bij afwijken als bedoeld in lid 8.6.1 sub a en b een deskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het afwijken is voldaan;

  3. bij afwijken als bedoeld in lid 8.6.1 sub c dient voldoende parkeergelegenheid beschikbaar te zijn.

 

 

 

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten wordt gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van horeca-activiteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

 

8.7.1.1 Voorwaarden

bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 8.7.1 dient een deskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

 

8.7.1.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in 8.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

 

Artikel 9 Maatschappelijk

 

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke activiteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding "wonen" (w): tevens het wonen ten dienste van de bestemming;

  3. ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" (on): uitsluitend een onderwijsinstelling;

  4. ter plaatse van de aanduiding "brandweerkazerne" (brk): uitsluitend een brandweerkazerne

  5. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw): tevens een bedrijfswoning;

alsmede voor:

  1. ondergeschikte detailhandel en/of horeca;

  2. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

 

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

9.2.1 Gebouwen

    1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

    2. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 200m2 en de inhoud zal ten hoogste 750m3 bedragen;

    3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

 

9.2.2 Maatvoering

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Hoofdgebouwen

Zie op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter

 

Zie op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter

Zie op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

 

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.00 meter

vóór de gevellijn 1.00 meter

 

 

 

9.3 Nadere eisen

 

9.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

    1. de plaatsing van hoofdgebouwen en overige gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

    2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

    3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

9.3.2 Voorwaarden

De in lid 9.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 9.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;

  2. lid 9.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter met uitzondering van erfafscheidingen.

 

9.4.2 Voorwaarden

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 9.4.1 op voorwaarde dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast.

 

 

 

Artikel 10 Recreatie-Dagrecreatie

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie-Dagrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van recreatieve activiteiten

  2. het uitoefenen van sportactiviteiten en daarmee samenhangende voorzieningen zoals medische voorzieningen en ondergeschikte detailhandel;

  3. het houden van kleinschalige evenementen;

  4. ter plaatse van de aanduiding "horeca" (h) horeca: tevens een horecabedrijf dat voorkomt in categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

  5. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw): een bedrijfswoning;

  6. ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" (on); lesaccommodatie voor sportgerelateerd onderwijs;

  7. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang" (sb-ko); tevens een kinderopvang;

  8. ter plaatse van de aanduiding "recreatie - verblijfsrecreatie" (vr): een kampeerterrein met toeristische standplaatsen;

  9. ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie" (zo); tevens een zend en ontvangstinstallatie;

alsmede voor:

  1. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;

  2. ondersteunende horeca;

 

 

10.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

10.2.1 Algemeen

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

10.2.2 Maatvoering

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 3.50 meter

 

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 6.00 meter

 

 

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.50 meter

5.00 meter

 

-

c.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

3.50 meter

15m2

d.

Antennes

 

5.00 meter

 

e.

Speeltoestellen

 

4.00 meter

 

f.

Openbare nutsvoorzieningen

 

3.50 meter

 

g.

Lichtmasten en overige masten

 

8.00 meter

 

h.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

2.00 meter

 

i.

Bedrijfswoning

4,50 meter

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 8 meter

150m2

 

 

10.3 Nadere eisen

 

10.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

  1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;

  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  3. ten behoeve van de landschappelijke inpassing;

  4. ten behoeve van de milieusituatie;

  5. ten behoeve van de verkeersveiligheid.

 

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

      1. Ten aanzien van parkeren geldt dat er sprake is van tenminste 460 parkeerplaatsen

10.5 Afwijken van de bouwregels

 

10.5.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

 

      1. lid 10.2.2 sub e tot een hoogte van ten hoogste 8.00 meter;

      2. lid 10.2.2 sub g tot een hoogte van ten hoogste 15.00 meter voor lichtmasten en 10.00 meter voor vlaggenmasten.

 

 

 

 

Artikel 11 Sport

 

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Sport (S) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportactiviteiten

  2. sport- en speelvelden;

  3. ondergeschikte horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

 

11.2 Bouwregels

 
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2.1 Algemeen

 

  1. Niet voor bewoning bestemde gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd;

 

11.2.2 Maatvoering

 

De goothoogte en bouwhoogte van niet voor bewoning bestemde gebouwen of een bouwwerk geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

Zie op de verbeelding aangegeven maat;

 

Zie op de verbeelding aangegeven maat;

 

Zie op de verbeelding

aangegeven bebouwings-

percentage;

b.

bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

3.20 meter

Zie op de verbeelding

aangegeven bebouwings-

percentage;

c.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

4.00 meter

 

voor de voorgevel 1.00 meter.

 

Zie op de verbeelding

aangegeven bebouwings-

percentage;

d.

Antennes

-

5.00 meter

 

e.

Lichtmasten en overige masten

-

15.00 meter

 

 

 

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

    1. De plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.

    2. De plaatsing en vormgeving van andere bouwwerken.

 

11.3.2 Voorwaarden

 

De in lid 11.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, andere bouwwerken en gronden in verband met calamiteiten.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Afwijken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

    1. Lid 11.2.2 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden;

    2. Lid 11.2.2 sub c tot een hoogte van ten hoogste 6.00 meter.

 

11.4.2 Voorwaarden

 

Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 11.4.1 op voorwaarde dat:

      1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

      2. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast.

 

 

Artikel 12 Verkeer

 

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. ter plaatse van de aanduiding "garage" (ga): uitsluitend autoboxen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen dan wel voor huishoudelijke berg- en werkruimte;

  3. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, terrassen, markten, standplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen.

 

 

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

12.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden opgericht;

  2. in afwijking van het bepaalde onder sub a is het toegestaan om nutsvoorzieningen buiten de bouwvlakken op te richten;

  3. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal 55 graden;

  4. ter plaatse van de aanduiding ter plaatse van de aanduiding "garage" (ga): uitsluitend autoboxen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen dan wel voor huishoudelijke berg- en werkruimte;

  5. de breedte van een autobox mag ten hoogste 3.50 m bedragen.

 

12.2.2 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders 3.20 meter

Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders 3.20 meter

Nutsvoorzieningen: 15 m²

 

 

12.2.3 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

 

Bouwwerk

Maximale bouwhoogte

a.

Antennes

 

5.00 meter

b.

Lichtmasten en overige masten

8.00 meter

c.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.00 meter

 

12.3 Nadere eisen

 

12.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen

stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing.

 

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

 

12.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 12.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;

  2. lid 12.2.3 sub a, b en c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter.

 

12.4.2 Voorwaarden

Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 12.4.1 met dien verstande dat:

  1. Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 12.1, wordt in

ieder geval gerekend:

  1. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

 

 

 

Artikel 13 Water

 

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers, en (primaire) waterlopen alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  2. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen;

 

 

13.2 Bouwregels

Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. keermuren voor de waterbeheersing;

  3. oeverbeschoeiingen;

  4. duikers;

  5. bruggen;

  6. steigers.

 

13.2.1 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale Oppervlakte

a.

Nutsvoorzieningen

 

3.00 meter

15 m2

 

 

13.2.2 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

 

Bouwwerk geen gebouwen zijnde

Maximale bouwhoogte

a.

speelvoorzieningen

3.00 meter

b.

lichtmasten en overige masten

8.00 meter boven NAP

c.

bewegwijzering

4.50 meter boven NAP

 

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 13.2.2 sub b voor een hoogte tot maximaal 10.00 meter boven NAP.

 

 

 

Artikel 14 Wonen

 

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

  3. aan-huis-gebonden beroepen.

 

 

14.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

14.2.1 Algemeen

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding "erf" mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde worden gebouwd;

  3. op gronden met de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.

 

14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" [aeg] zijn uitsluitend minimaal 3 aaneengebouwde woningen toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" [gs] zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding "twee- aan-een" [tae] zijn twee-aaneen gebouwde of vrijstaande woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" [vrij] zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - facultatief" [sba - f] zijn vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- poortwoning" [sba - pw] zijn uitsluitend poortwoningen toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - facultatief" [sba - f] mag de diepte van het hoofdgebouw maximaal 13.00 meter bedragen;

  8. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - facultatief" [sba - f] dient de voorgevel van het hoofdgebouw voor minimaal 60% in de gevellijn gelegen te zijn;

  9. met betrekking tot de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken als genoemd in lid 14.2 sub b niet meegerekend - gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:

 

aanduiding

Minimale breedte woning

vrij, tae

6.00 meter

aeg

5.00 meter

 

  1. voor de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens gelden de volgende bepalingen:

 

aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

vrij

3.00 meter

tae

3.00 meter (aan één zijde)

aeg

2.00 meter (voor de hoekwoning)

gs

4.00 meter

sba - f

3.00 meter bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen;

2.00 meter (voor de hoekwoning) bij aaneengebouwde woningen.

 

  1. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.

 

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

  1. de bebouwde oppervlakte bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel, met een maximum van 250 m²;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;

  3. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste bedragen:

 

aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

vrij

3.00 meter

tae

2.00 meter aan één zijde

aeg

Niet van toepassing

w (zonder aanduiding)

Niet van toepassing

 

14.2.4 Maatvoering

Voor de goothoogte, bouwhoogte en de afstand tot de gevellijn van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Minimale afstand tot de gevellijn

a.

hoofdgebouwen

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

Zie de op de verbeelding aangegeven maat

-

b.

Bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

3.00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn

 

c.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

- 2.00 meter

- Vóór de gevellijn 1.00 meter

-

 

 

14.3 Nadere eisen

 

14.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.

  3. de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

14.3.2 Voorwaarden

De in lid 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

    1. lid 14.2.2 sub j voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens;

    2. lid 14.2.4 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden.

 

14.4.2 Bijbehorende bouwwerken

    1. lid 14.2.3 sub c voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;

    2. lid 14.2.4 sub b, mits de bouwhoogte met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden.

    3. lid 14.2.4 sub b voor een kortere afstand tot op (het verlengde van) de gevellijn.

 

14.4.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. lid 14.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter.

 

14.4.4 Voorwaarden

Bij afwijking zoals bedoeld in lid 14.4.1, 14.4.2 en 14.4.3 gelden de volgende voorwaarden:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid mogen niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. het onder 14.4.3 sub a genoemde niet geldt voor erfafscheidingen.

 

 

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bouwaanduidingen binnen de bestemming "Wonen" (W) te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

  4. de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving én ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

  6. voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;

  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;

  8. uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.

 

 

14.5.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 14.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 15 Waarde- Archeologie 1

 

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waarde – Archeologie 1” (WR-A1) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

 

 

15.2 Bouwregels

 

  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in lid 15.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

        1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

        2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1";

        3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

 

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

 

Voor zover de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere

dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming–

de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

 

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

15.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 15.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

15.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het verbod van lid 15.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

 

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken of werkzaamheden;

    1. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1”.

  6. archeologisch onderzoek.

 

15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

    3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:

      1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. het doen van opgravingen;

      3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

    4. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige;

 

 

 

 

 

 

 

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.5.1 Wijzigen bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een hogere waarde aan gronden met de bestemmingWaarde – Archeologie – 1” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.

 

15.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming

van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

15.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

 

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

15.5.4 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 15.5.1, 15.5.2 en 15.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

 

Artikel 16 Waarde- Archeologie 2

 

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waarde – Archeologie 2” (WR- A2) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

 

 

16.2 Bouwregels

 

  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in lid 16.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2";

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

 

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

 

16.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

 

Voor zover de in lid 16.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere

dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 16.1 bedoelde dubbelbestemming–

de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

 

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

16.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 16.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

16.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het verbod van lid 16.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

 

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken of werkzaamheden:

    1. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2”.

  6. archeologisch onderzoek.

 

16.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 16.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

    3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:

      1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. het doen van opgravingen;

      3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

    4. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige;

 

 

 

 

 

 

 

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.5.1 Wijzigen bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een hogere waarde aan gronden met de bestemmingWaarde – Archeologie – 2” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.

 

16.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming

van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

16.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

 

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

16.5.4 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 16.5.1, lid 16.5.2 en lid 16.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

 

Artikel 17 Waarde - Natuur en landschap

 

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waarde- Natuur en landschap (WR- NL) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud en de versterking van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;

  2. verkeersdoeleinden;

 

 

17.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

17.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2.00 meter;

  2. bouwwerken ten behoeve van de andere voor de gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid in 17.3.1. Er wordt slechts afgeweken, indien de Waarde- Natuur en landschap door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

 

17.3 Afwijking van de bouwregels

 

17.3.1 Afwijking

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 17.2.1 indien en voor zover:

  1. op de betrokken bouwlocatie de Waarde- Natuur en landschap blijkens rapportage van een deskundige in voldoende mate verzekerd blijft;

  2. voor vervanging van reeds aanwezige bouwwerken, indien de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering in omvang en diepte niet wordt aangepast;

  3. voor nieuwe bouwwerken die niet dieper zijn gefundeerd dan 30 cm beneden het maaiveld en waarbij geen paalfunderingen worden aangebracht.

 

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

 

17.4.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

 

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover op de kaart dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

- primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming Waterstaat- Waterstaatkundige functie;

- secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming Waarde- Natuur en landschap.

 

17.4.2 Verbodsbepaling

 

Het is verboden de gronden te gebruiken in strijd met de bestemming, waartoe in ieder

geval wordt gerekend:

het omzetten van grasland in bouwland.

 

 

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

17.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde- Natuur en landschap als

bedoeld in lid 17.1 zonder of anders dan in een schriftelijke vergunning van burgemeester

en wethouders is opgenomen ( omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginningen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere wateren;

  2. het planten van bomen;

  3. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  6. het uitvoeren van alle overige werkzaamheden die de waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet kunnen worden gerekend tot het normale gebruik of onderhoud van het terrein.

 

17.5.2 Uitzonderingsbepaling

 

Het verbod zoals in lid 17.5.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  1. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  2. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden;

  3. het verrichten van onderzoek door een deskundige;

  4. het verrichten van reguliere onderhoudswerkzaamheden;

  5. indien op de betrokken locatie de aanwezige waarde van het terrein in voldoende mate verzekerd blijft.

 

17.5.3 Voorwaarden

 

De werken of werkzaamheden, zoals in lid 17.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de beschermde dijk niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

 

 

Artikel 18 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waterstaat- Waterstaatkundige (WS- WS) functie aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor:

  1. waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, sloten, watergangen en singels;

  2. opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;

  3. havens en sluizen ten dienste van de scheepvaart, de waterstaat en de landbouw;

  4. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover op de kaart dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

- primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming Waterstaat- waterstaatkundige functie;

- secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming Waarde- Natuur en landschap.

 

 

18.2 Bouwregels

 

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

18.2.1 Gebouwen in de kernzone

 

Voor het bouwen van gebouwen in de kernzone gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen op deze gronden, met inachtneming van de op de kaart aangegeven nadere aanwijzingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1 genoemde doeleinden worden gebouwd;

  2. de hoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6.00 meter.

 

18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde in de kernzone

 

Voor het bouwen van andere bouwwerken in de kernzone gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen op deze gronden uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1 genoemde doeleinden worden gebouwd;

  2. de hoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2.00 meter.

 

18.2.3 Gebouwen in de beschermingszone

 

Voor het bouwen van gebouwen in de beschermingszone gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van gebouwen, die ten dienste van de in lid 18.1 genoemde doeleinden worden gebouwd, bedraagt ten hoogste 6.00 meter;

  2. de afstand van gebouwen, die ten dienste van de in lid 18.1 genoemde doeleinden worden gebouwd, tot de bestemmingsgrens dient ten minste 5.00 meter te bedragen;

  3. er mogen gebouwen ten behoeve van de andere voor de gronden geldende bestemmingen worden gebouwd.

 

18.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde in de beschermingszone

 

Voor het bouwen van andere bouwwerken in de beschermingszone gelden de volgende

bepalingen:

  1. de hoogte van andere bouwwerken, die ten dienste van de in lid 18.1 genoemde doeleinden worden gebouwd, bedraagt ten hoogste 2.00 meter;

  2. er mogen andere bouwwerken ten behoeve van de andere voor de gronden geldende bestemmingen worden gebouwd.

 

 

18.3 Afwijking van de bouwregels

 

18.3.1 Algemeen

 

Bij wijzigingen aan de waterkering dient het Waterschap om advies te worden gevraagd.

 

18.3.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 18.2.1 sub a en lid 18.2.2 sub a voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en), mits de waterstaatkundige belangen van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;

  2. lid 18.2.2 sub b en lid 18.2.4 sub a tot een hoogte van maximaal 10.00 meter.

 

 

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.4.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro het plan wijzigen in die zin dat: de dubbelbestemming Waterstaat- Waterstaatskundige functie komt te vervallen, mits de waterstaatskundige belangen niet onevenredig worden geschaad.

 

18.4.2 Voorwaarden

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 18.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing alsmede advies is gevraagd aan het Waterschap.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 19 Anti- dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 20 Algemene bouwregels

 

 

20.1 Bestaande maten

  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

 

20.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en

hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 meter bedraagt;

  2. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 meter bedraagt; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15.00 meter en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 meter;

  3. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.

 

 

 

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

    • als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;

    • als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval.

    • als opslagplaats voor puin, grind of brandstoffen.

 

 

 

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

 

 

22.1 Geluidzone - industrie

 

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte.

 

  1. Binnen de als “geluidzone - industrie”, aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

  2. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

      • het wijzigen van de geluidzone, waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 50 dB(A);

      • het opheffen van de geluidzone, met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.

 

 

22.2 WRO - zone - wijzigingsgebied

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' in zijn geheel te wijzigen in de bestemming 'Wonen', als bedoeld in artikel 14 mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de bedrijfsactiviteiten zijn definitief beëindigd;

  2. de bodemkwaliteit is of wordt zodanig gemaakt, dat woonbebouwing kan worden toegestaan;

  3. voldaan wordt aan de normen met betrekking tot de Wet geluidhinder;

  4. voldaan wordt aan de normen met betrekking tot externe veiligheid;

  5. toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ertoe leidt dat:

    • de regels van artikel 14 'Wonen' van toepassing zijn;

  6. de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' van de betreffende gronden wordt verwijderd;

 

 

22.3 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 22.1 sub c en 22.2 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

 

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

 

 

23.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

23.1.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:

  1. het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van 15.00 meter;

  2. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  3. overschrijdingen vanmaten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.

 

23.1.2 Voorwaarden

Er kan slechts worden afgeweken zoals genoemd in lid 23.1.1, mits:

  1. Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

 

 

24.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.

 

 

24.1.1 Procedureregel

 

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 24.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 25 van toepassing.

 

 

 

Artikel 25 Algemene procedureregels

 

25.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

 

Artikel 26 Strafbepaling

 

 

Overtreding van het bepaalde in:

 

  • artikel 21

 

is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wed (Wet op de economische delicten).

 

 

 

Artikel 27 Overgangsrecht

 

 

27.1 Overgangsrecht gebruik

    1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

    2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

    3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

    4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

 

27.2 Overgangsrecht bouwwerken

    1. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;

    1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

    2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

  3.  

    27.3 Afwijking overgangsrecht

    Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken (lid 28.1 en lid 28.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

     

     

     

    Artikel 28 Slotregel

     

    Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Goes Oost“

     

     

     

    HOOFDSTUK 5 Bijlagen

     

    - Staat van Horeca- activiteiten

    - Staat van bedrijfsactiviteiten

    Staat van Horeca-activiteiten

     

     

     

    Categorie I "lichte horeca"

    Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking

    van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

     

    1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca

     

    • automatiek;

    • broodjeszaak;

    • cafetaria;

    • croissanterie;

    • koffiebar;

    • lunchroom;

    • ijssalon;

    • snackbar;

    • tearoom;

    • traiteur.

     

    1b. Overige lichte horeca

     

    • bistro;

    • restaurant (zonder bezorg- en / of afhaalservice);

     

    1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

     

    • bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;

    • restaurant met bezorg- en / of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives);

     

    1d. Bedrijven met een logiesfunctie

     

    • hotel.

     

    Categorie II "middelzware horeca"

    Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke

    hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

     

    • bar;

    • biljartcentrum;

    • café;

    • proeflokaal;

    • shoarma / grillroom;

    • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).

     

    Categorie III "zware horeca"

    Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot

    aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen

    brengen:

     

    • dancing;

    • discotheek;

    • nachtclub;

     

     

     

    Staat van Bedrijfsactiviteiten

     

     [image]