8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen;
b. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;
c. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven alsmede logies en ontbijt.
8.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. ondergrondse parkeervoorzieningen.
8.2.1 Algemeen
-
De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
ter plaatse van de gronden buiten het bouwvlak zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen en bouwwerken geen overkappingen zijnde worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding "erf" (e) mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" (vrij) geldt dat indien de oppervlakte van het bouwperceel kleiner is dan 600 m2, de bebouwde oppervlakte ten hoogste 200m2 mag bedragen;
-
indien de oppervlakte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" (vrij) groter is dan 600m2, bedraagt de bebouwde oppervlakte ten hoogste 33% van het bouwperceel;
-
ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" (aeg) geldt dat 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd.
8.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de functieaanduiding "vrijstaand" (vrij) zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding "aaneengebouwd" (aeg) zijn uitsluitend aaneen gebouwde woningen toegestaan;
-
voor de breedte van de hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen;
Aanduiding
|
Minimale breedte woning
|
vrij
|
8.00 meter
|
aeg
|
5.00 meter
|
-
voor de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens gelden de volgende bepalingen:
Aanduiding
|
Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
vrij
|
5.00 meter
|
aeg
|
niet van toepassing
|
-
bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken
-
De afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste bedragen:
Nadere aanduiding
|
Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
vrij
|
2.00 meter
|
aeg
|
niet van toepassing
|
8.2.4 Maatvoering hoofdgebouwen
-
De goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
Nadere aanduiding
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
vrij
|
zie op de verbeelding aangegeven hoogte
|
zie op de verbeelding aangegeven hoogte
|
aeg
|
zie op de verbeelding aangegeven hoogte
|
zie op de verbeelding aangegeven hoogte
|
8.2.5 Maatvoering bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
b.
|
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
-
|
- 2.50 meter
- voor de voorgevelrooilijn: 1.00 meter
|
c.
|
Erfafscheidingen
|
|
2.00 meter
|
8.2.6 Ondergrondse parkeervoorzieningen
De verticale bouwdiepte voor een ondergrondse parkeervoorziening, bedraagt ten hoogste de volgende aangegeven maat:
Nadere aanduiding
|
Maximale verticale bouwdiepte
|
vrij
|
8.00 meter onder NAP
|
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
De plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.
-
De dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.
-
De plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
8.3.2 Voorwaarden
-
De in lid 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten;
|