2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
De Nota ruimte geeft richting aan het nationaal ruimtelijk beleid voor de komende 15 jaar en bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd:
-
versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
-
bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
-
borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
-
borging van de veiligheid.
De nota stelt "ruimte voor ontwikkeling" centraal en gaat uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen deelnemen wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. De provincie is verantwoordelijk voor de toedeling van de ruimte voor wonen en werken aan de gemeenten. Daarbij wordt rekening gehouden met uiteenlopende ruimtelijke belangen van bovenlokale aard, zoals het bovengemeentelijk niveau van woning- en bedrijventerreinenmarkt, waterberging, natuurbehoud, infrastructuur en de kwaliteit van grotere kernen. Daarnaast vormt ook verhoging van de kwaliteit een hoofdpunt van beleid: voldaan moet worden aan de veranderende vraag naar woningen en woonomgevingen. De revitaliserings-, herstructurerings- en transformatieopgaven in bestaand bebouwd gebied moeten in beleid en uitvoering krachtig ter hand worden genomen, gelijktijdig en/of in samenhang met de mogelijke ontwikkeling van nieuwe uitleglocaties.
Voor verstedelijking, economische activiteiten en infrastructuur gaat het rijk uit van de bundelingsstrategie. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden benut. Uitgangspunt is dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas en de lokaal georiënteerde bedrijvigheid.
Voor bedrijven en voorzieningen is er een nieuw locatiebeleid. Het doel van het nieuwe locatiebeleid is een goede plaats voor ieder bedrijf te bieden, zodat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kracht van steden en dorpen. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en gevarieerd op de vraag afgestemd aanbod van locaties voor bedrijven en voorzieningen. Het beleid richt zich op de ontwikkeling van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor bedrijven en voorzieningen in elke regio, inclusief detailhandel, attractieparken en andere vrijetijdsvoorzieningen, onderwijs, zorg en welzijn, niet-grondgebonden en/of kapitaalsintensieve landbouw en specifieke voorzieningen. Op specifieke daarvoor bestemde bedrijfslocaties zijn vooral bedrijven en voorzieningen gevestigd die door hun aard niet inpasbaar zijn in centra of wijken. Het is zaak te zorgen dat er ruimte beschikbaar blijft voor dit soort activiteiten.
2.2 Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland/Provinciale Ruimtelijke Verordening
Behoud en versterking van de kwaliteit en het aanbod van detailhandelsvoorzieningen zijn belangrijk voor de inwoners, de werkgelegenheid en voor de toeristische aantrekkingskracht van Zeeland. Het draagt bij aan de vitaliteit, leefbaarheid en identiteit van de dorpen en steden in Zeeland. De basis van het provinciaal detailhandelsbeleid wordt gevormd door de detailhandelsstructuurvisies Zeeuws-Vlaanderen en Midden- en Noord Zeeland. Uit de genoemde visies blijkt dat onder invloed van bepaalde trends en ontwikkelingen de detailhandel niet alleen in de kleine kernen maar ook in de binnensteden onder druk staat. Beleid gericht op versterking van de bestaande detailhandelsstructuur is daarom noodzakelijk. Enerzijds moet geïnvesteerd worden in bestaande binnensteden en dorpskernen, anderzijds moet voorkomen worden dat erbuiten een ongewenste groei van detailhandel ontstaat. In het algemeen is het beleid gericht op het bieden van een zo uitgebreid en gevarieerd mogelijk pakket aan detailhandelsvoorzieningen om de vitaliteit van de binnensteden en dorpscentra te versterken. Concentratie van het aanbod is belangrijk, vestiging dient plaats te vinden in of aan de rand van binnensteden of binnen wijkvoorzieningen.
Het provinciale detailhandelsbeleid is primair bedoeld om de bestaande binnensteden en (boven) lokaal verzorgende winkelcentra te beschermen. Detailhandel is echter niet altijd inpasbaar in de bestaande kernwinkelgebieden. Hiervoor zijn meerdere redenen aan te wijzen. Alleen onder voorwaarden kan detailhandel zich buiten de bestaande kernwinkelapparaten vestigen. De centrale voorwaarde is dat de bedoelde detailhandelsvestiging geen ontwrichtende gevolgen hebben voor de bestaande kernwinkelcentra en de detailhandelsstructuur. De volgende categorieën zijn benoemd:
-
Bij detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen is vestiging buiten de bestaande kernwinkelgebieden toegestaan. Het gaat hier om de branches auto’s, boten, caravans, brand- en explosiegevaarlijke goederen en bestrijdingsmiddelen. Hiervoor geldt dat vestiging zoveel mogelijk geconcentreerd plaatsvindt in de vier steden en de vier dragende kernen;
-
Detailhandel bedoeld voor de zogenaamde doelgerichte, laagfrequente aankopen (wonen, bruin- en witgoed, doe-het-zelf, tuincentra) dient primair aansluitend aan bestaande kernwinkelgebieden gevestigd te worden. Wanneer dit niet mogelijk is, is vestiging erbuiten geconcentreerd toegestaan op een (PDV-)locatie waar soortgelijke detailhandel is geconcentreerd in een van de vier steden of dragende kernen. Branches in de dagelijkse boodschappen en recreatief winkelen horen hier niet thuis;
-
Themaconcentratiegebieden zijn gebieden waar detailhandel bedoeld voor de laagfrequente, doelgerichte aankopen geconcentreerd wordt. Dit vindt plaats in duidelijk herkenbare gebieden met een afgebakend profiel, met name de woonbranche. In Zeeland zijn dat het Marconigebied in Goes (wonen), Woonboulevard Poortvliet, Mortiere in Middelburg, en Morres e.o.(Hulst). Bij de ontwikkeling en het beheer van een themaconcentratiegebied is een heldere profilering en complementariteit ten opzichte van de rest van de detailhandelsstructuur essentieel. De invulling van dergelijke themaconcentraties wordt altijd afhankelijk gesteld van het functioneren van de binnensteden. Voor recreatief winkelaanbod en boodschappenaanbod is op themaconcentraties geen plaats;
-
Voor de zeer grootschalige recreatieve winkelformules (winkel met een omvang van 3.000 m2 of meer) geldt dat deze in principe gevestigd dienen te worden in of aan de rand van de binnensteden. Onder voorwaarden kan hierop een uitzondering worden gemaakt:
-
aangetoond moet worden dat vestiging niet in de binnenstad kan worden geaccommodeerd;
-
aangetoond moet worden dat er geen substantiële gevolgen optreden voor detailhandelsbranches in de bestaande winkelcentra;
-
een vestigingslocatie is alleen geschikt indien aansluiting gezocht wordt bij een themaconcentratie. Hierbij dient de winkelformule te passen bij het profiel van de themaconcentratie
-
om te kunnen zorgen voor een meerwaarde.
2.3 Gemeentelijk beleid
Detailhandelsvisie Goes 2009
In de Detailhandelsvisie Goes wordt opgemerkt dat de oostzijde van de Grote Markt sterk is in horeca en dat deze functie in de toekomst behouden dient te blijven en waar mogelijk moet worden uitgebreid. Gesteld kan daarom worden dat deze prominente locatie zich uitstekend leent voor een horecafunctie en dat invulling met horeca de voorkeur heeft.
Het uitoefenen van detailhandel ter plaatse wordt niet uitgesloten in de Detailhandelsvisie. Wel is aangegeven dat er voor uitbreiding in de binnenstad een ruimte van 1.500 à 2.000 m² in de niet-dagelijkse artikelensector gereserveerd is, waarvan een deel zal worden ingenomen door de ontwikkelingen in het Kolveniershof. De overige ruimte moet inpasbaar zijn voor de gewenste herontwikkeling van panden rondom de grote Markt.
Bestemmingsplan Binnenstad-Centrum
In het vigerende bestemmingsplan Binnenstad – Centrum uit 2001 is een zonering opgenomen voor de vestiging van nieuwe horeca. Het perceel Grote Markt 14 valt in zone 1. Deze zone van de stad geldt als de ontmoetingsplaats voor eigen inwoners en bezoekers met als doel sociaal contact en culturele evenementen die overdag en ’s avonds plaats kunnen vinden. Deze zone wordt gekenmerkt door aan de Markt een concentratie van bankinstellingen en horecabedrijven afgewisseld met winkels. In deze zone is in principe iedere soort horeca voorstelbaar met uitzondering van nachtzaken, discotheken in het bijzonder. Deze vorm is vanwege de gesloten verschijningsvorm in strijd met het extraverte karakter dat deze zone overdag typeert. Het toestaan van deze horecavorm zou leiden tot aantasting van de levendigheid die de Grote Markt kenmerkt en kan mogelijk zelfs voeren tot incidentele verwaarlozing overdag. Het monumentale en uitzonderlijke karakter van de Markt verdient functies die zich met name overdag en op werkdagen zowel etaleren als waarmaken.
2.4 Conclusie
Gezien het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat vestiging van detailhandel en (niet-zware) horeca past binnen het bestaande beleid en dat er uit dien hoofde geen belemmeringen zijn om medewerking te verlenen aan het verzoek.
|