behorende bij het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen De Poel"
Bestemmingsplan "Bedrijventerreinen De Poel"
Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van …
, voorzitter
, griffier
Titel Bestemmingsplan
|
"Bedrijventerreinen De Poel"
|
Gemeente
|
Goes
|
Status
|
Vastgesteld
|
Datum
|
juni 2013
|
Planidn
|
NL.IMRO.0664.BPBP01-VG99
|
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
-
Het plan: het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen De Poel' van de gemeente Goes;
-
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPBP01-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*);
-
Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:
-
-
-
de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;
-
ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
-
het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;
-
het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;
-
het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;
-
het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;
-
reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
-
Archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
-
Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
-
Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
-
Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
-
Bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex voor verblijfsrecreatie, gericht op het als onderneming aan meerdere, steeds wisselende, personen per jaar aanbieden van recreatief verblijf;
-
Bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;
-
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
-
Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
-
Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
Bevi-inrichting: bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
Boogkassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen;
-
Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
-
Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
-
Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
-
Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
-
Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
-
Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
Detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel in de volgende categorieën:
-
brand- en explosiegevaarlijke goederen;
-
auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
-
tuinbenodigdheden;
-
meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;
-
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accesoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;
-
Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, makelaars, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken;
-
Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
-
Evenementen: gebeurtenis, gericht op maximaal 5.000 bezoekers, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duurt dan 10 dagen en die maximaal 4x per jaar plaats mag vinden op dezelfde locatie;
-
Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
Gevellijn: een als zodanig aangegeven lijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de gevel moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels;
-
Groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen aan wederverkopers, personen, bedrijven of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
-
Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
-
Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
c. het verstrekken van nachtverblijf;
-
kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;
-
Kwetsbaar object:
-
Woningen (niet zijnde dienst- en bedrijfswoningen en niet zijnde verspreid liggende woningen, zoals bedoeld onder de definitie van beperkt kwetsbaar objecten);
-
objecten waar zich verminderd zelfredzame personen bevinden; dit zijn in ieder geval: ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen, scholen voor basisonderwijs, gebouwen bestemd voor dagopvang van kinderen, gebouwen voor sociale werkvoorziening en gevangenissen;
-
zelfstandige kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en bedrijfsgebouwen met kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2;
-
kampeer en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
-
hotels en horecagelegenheden bestemd voor een verblijf van meer dan 50 personen
-
bedrijfsgebouwen niet zijnde Bevi-bedrijven, die voldoen aan de volgende criteria:
-
objecten waar zich 50 personen bevinden of kunnen bevinden(in geval van onduidelijkheid van de hoeveelheid aanwezigen) en;
-
waarbij de personendichtheid gelijk of hoger is dan 1 persoon per 100 m2 én;
-
waarbij deze personen 40 uur of meer per week aanwezig zijn;
-
Niet- Kwetsbaar object: object zoals genoemd in het Bevi, niet zijnde een kwetsbaar object;
-
Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
-
Maatschappelijke activiteiten: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening;
-
Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
-
Nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;
-
Ondergeschikte detailhandel: detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie, uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;
-
Ondergeschikte horeca: horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie met een maxium van 150m2;
-
Overkapping: een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
-
Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
-
Peil:
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
-
Risicovolle inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;
-
Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;
-
Verblijfsgebied: gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
-
Voorgevelrooilijn: denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
-
Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
-
Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
a. verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
b. uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;
-
Wgh- inrichtingen: bedrijven als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht (Bor) die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;
-
Woning: een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
-
Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
-
Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;
-
Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;
-
Dakhelling: de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
Verschillende goothoogte van een bouwwerk: indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
-
indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
-
indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
-
Vloeroppervlakte: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijventerrein" (BT) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van:
-
ter plaatse van de aanduiding (2): bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding (3.1): bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding (3.2): bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstof zonder lpg" (vm): een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat de verkoop van lpg niet is toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstof met lpg" (vml): een verkooppunt voor motorbrandstoffen, lpg daarbij inbegrepen;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- zend-/ontvanginstallatie" (sb- zo): een zend- ontvanginstallatie;
-
ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" (nv): uitsluitend een nutsvoorziening;
-
ter plaatse van de aanduiding "risicovolle inrichting" (ri) een risicovolle inrichting;
-
ter plaatste van de aanduiding "kantoor" (k) tevens een kantoor;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- showroom" (sb- shr) tevens een showroom ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf tot maximaal 1500m2;
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) een bedrijfswoning;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- woon/werkzone" (sb- wwz) een woon- werkzone;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- ontwikkeling" (sba- ow) een ontwikkelingszone;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - puinbreker" (sb-pbr) tevens een bouwbedrijf met een puinbreekinstallatie met een verwerkingscapaciteit van <100.000 ton per jaar dat valt onder categorie 4.2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- gasontvangstation" (sb-gos) de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation alsmede ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
-
verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishoudingen en nutsvoorzieningen;
-
detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandelbedrijven die gericht zijn op de verkoop van auto’s, motorrijwielen, boten, caravans;
-
webshops;
-
aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw): een bedrijfswoning.
3.2.1 Algemeen
-
-
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
-
de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 3.00 meter.
3.2.2 Bedrijfswoning
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) mag per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
3.2.3 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Goothoogte
|
Bouwhoogte
|
Oppervlakte/inhoud
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
c.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
5.00 meter
|
-
|
d.
|
Erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied
|
-
|
2.00 meter
|
-
|
e.
|
Lichtmasten/vlaggenmasten
|
-
|
8.00 meter
|
-
|
f.
|
aanduiding specifieke vorm van bedrijf- zend-/ontvanginstallatie(sb- zo)
|
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
|
g.
|
Overige erfafscheidingen
|
|
2.00 meter
|
-
|
h.
|
Bedrijfswoning
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat.
|
200 m² resp. 750 m³
|
i.
|
Bijbehorende bouwwerken behorende bij de bedrijfswoning
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
50 m²
|
i.
|
Nutsvoorzieningen
|
-
|
3.00 meter
|
20 m²
|
3.2.4 Woon- werkzone
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- woon/werkzone" (sb- wwz) gelden de volgende aanvullende bepalingen:
-
-
de perceelsoppervlakte bedraagt maximaal 1500m2;
-
de afstand van gebouwen tot ten minste èèn zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 10.00 meter;
-
de percelen dienen via de zijde alwaar het bedrijf is gesitueerd te worden ontsloten;
-
ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) binnen de woon/werkzone dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 6.00 meter aan weerszijden te bedragen.
3.2.5 Ontwikkelzone
Ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding- ontwikkeling" (sba- ow) gelden de volgende aanvullende bepalingen:
-
-
de breedte van het bouwperceel dient minimaal 30.00 meter te bedragen;
-
de afstand van gebouwen tot ten minste èèn zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 10.00 meter.
3.2.6 Bedrijf- Gasontvangstation
Ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke vorm van bedrijf- gasontvangstation" (sb- gos) gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4.00 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3.00 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6.00 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering van bedrijven en bedrijfsuitbreidingen;
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;
-
het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
De in lid 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
3.4.1 Hoofdgebouwen
-
lid 3.2.3 sub a en h voor het vergroten van de bouwhoogte, mits deze niet meer dan 1.00 meter bedraagt;
3.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
-
lid 3.2.3 sub c tot maximaal 10.00 meter. Voor lichtmasten zoals genoemd in lid 3.2.3 sub e kan worden afgeweken tot 15.00 meter.
3.4.3 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 3.4.1 en 3.4.2 op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.5 Specifieke gebruiksregels
-
-
-
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruiken van de gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, ter plaatse van onbebouwde gronden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 6.00 meter;
-
met uitzondering van de aanduiding 'Kantoor' (k) de vestiging van zelfstandige kantoren;
-
bij webshops mag maximaal 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak worden ingericht als showroom;
-
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
-
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 22;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 3.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
-
lid 3.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.
3.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 3.6.1 op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
daardoor niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijfactiviteiten kan worden gewijzigd, mits een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft;
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) in het op de verbeelding aangegeven gebied te wijzigen dan wel toe te voegen met dien verstande dat de volgende bepalingen in acht genomen dienen te worden:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving en ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;
-
voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
3.7.2 Voorwaarden
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.7.1 dient een deskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het toepassen van de wijziging is voldaan.
3.7.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 26 van toepassing.
Artikel 4 Cultuur en ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Cultuur en Ontspanning" (CO) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten, bioscopen, musea, toeristische attracties, muziek- en dansscholen en creativiteitscentra;
alsmede voor:
-
tuinen, erven en terreinen, wegen, parkeervoorzieningen, verhardingen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groenvoorzieningen en waterpartijen;
-
ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p): een parkeerterrein;
-
ter plaatse van de aanduiding van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- reclamemast" (sba- rm) een reclamemast;
met dien verstande dat:
-
ondergeschikte horeca is toegestaan;
-
uitsluitend ter plaatse van de gronden met de aanduiding "horeca toegestaan" (h) : horecavoorzieningen uit categorie I a, b, c en II van de Staat van horeca-activiteiten zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen.
4.2.1 Algemeen
-
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p) mogen niet voor bewoning bestemde gebouwen worden gerealiseerd.
4.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
-
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
-
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
5.00 meter (erfafscheidingen 2.00 meter).
Vlaggenmasten: 8.00 meter.
"specifieke bouwaanduiding- reclamemast" (sba- rm): 35.00 meter.
|
-
|
d.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
-
|
3.00 meter
|
20m2
|
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van andere bouwwerken.
4.3.2 Voorwaarden
De in lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2.2 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden;
-
lid 4.2.2 sub c tot een hoogte van ten hoogste 15.00 meter met uitzondering van reclamemasten.
4.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 4.4.1, op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.5 Specifieke gebruiksregels
-
-
-
Het houden van evenementen is toegestaan;
-
ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
-
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 22.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Detailhandel" (DH) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
ter plaatse van de aanduiding “supermarkt” (su) een supermarkt;
-
ter plaatse van de aanduiding "tuincentrum" (tc) een tuincentrum;
-
ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p) een parkeerterrein;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
5.2.1 Algemeen
-
Uitsluitend binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel bedraagt ten hoogste het op de verbeelding aangegeven percentage;
-
ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein"(p) mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 12m2.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
5.2.3 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
2.00 meter
vóór de voorgevelrooilijn: 1.00 meter
Vlaggenmasten: 8.00 meter
|
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Voorwaarden
De in lid 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 5 2.3. sub a voor het overschrijden van de goothoogte, mits de overschrijding ten hoogste 1 meter bedraagt;
-
lid 5.2.3 sub c, mits de hoogte niet meer dan 10.00 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen.
5.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 5.4.1 op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
5.5 Specifieke gebruiksregels
-
Het gebruik van hoofdgebouwen ten behoeve van detailhandel is op de begane grond en op de verdiepingen toegestaan;
-
grootschalige detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;
-
het gebruik van achtererven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan;
-
ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
-
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 22.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 5.1 de uitoefening van ondersteunende horeca binnen een detailhandelsvestiging tot maximaal 25 % van de hoofdfunctie met een maximale vloeroppervlakte van 25 m²;
-
artikel 5.5 lid c voor het gebruik van achtererven als terras, opslag en speeltuin.
5.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 5.6.1 indien:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
bij het afwijken zoals bedoeld in lid 5.6.1 sub a een deskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het afwijken is voldaan.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd" (GD) aangewezen gronden zijn bestemd voor;
-
het uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, voorzover deze voorkomt in de categorieën 1 en 2 van de bij dit artikel behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandel;
-
dienstverlening;
-
maatschappelijke activiteiten;
-
kantoren;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Algemeen
-
Uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
6.2.2 Hoofdgebouwen
-
De breedte van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 5.00 meter;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;
-
indien op de verbeelding een bebouwingspercentage staat aangegeven mag de oppervlakte aan gebouwen ten hoogste het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage bedragen;
-
indien er geen bebouwingspercentage is aangegeven mag de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 80% bedragen.
6.2.3 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
|
2.00 meter
vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1.00 meter
Vlaggenmasten: 8.00 meter
|
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.3.2 Voorwaarden
Nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 6.2.3 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.
-
lid 6.2.3 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter met uitzondering van erfafscheidingen. Voor vlaggenmasten kan worden afgeweken tot 15.00 meter.
6.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 6.4.1 indien:
-
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
-
het vestigen van Bevi-inrichtingen;
-
detailhandel in volumineuze goederen;
-
opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk;
-
het vestigen van Wgh-inrichtingen;
-
het vestigen van tuincentra;
-
het vestigen van verkooppunten van motorbrandstoffen;
-
per bouwperceel het totale verkoopvloeroppervlak voor detailhandel niet meer mag bedragen dan 250m2;
Tot een gebruik, niet strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
-
het houden van evenementen;
-
ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
-
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 22.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 6.1 sub a voor bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan op grond van lid 1, sub a toelaatbaar is, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge lid 1, sub a zijn toegestaan;
-
lid 6.1 sub a voor bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, mits de betreffende bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge lid 1, sub a zijn toegelaten.
6.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 6.6.1 indien:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
bij het afwijken als bedoeld in lid 6.6.1 sub a en b een deskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het afwijken is voldaan.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoenen, groenvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
-
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen- verkeersoefenterrein"(sg- vo) een verkeersoefenterrein.
7.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemende gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
3.50 meter
|
15m²
|
b.
|
Antennes
|
5.00 meter
|
-
|
c.
|
Openbare nutsvoorzieningen
|
3.50 meter
|
15m²
|
d.
|
Lichtmasten en overige masten
|
8.00 meter
|
-
|
e.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
2.00 meter
|
-
|
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.3.2 Voorwaarden
-
De in lid 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 7.2.1 sub b en e tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Horeca" (H) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatste van de aanduiding "specifieke vorm van horeca- restaurant" (sh-res): uitsluitend een een (drive through) restaurant, (grand) cafe functies;
-
ter plaatse van de aanduiding van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- reclamemast" (sba- rm) een reclamemast;
alsmede voor:
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
-
demontabele dagrecreatieve voorzieningen zoals een trampoline, speel- en trimwerktuigen, picknicksets, verhardingen, windschermen, banken, verlichting en omheiningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
-
buiten het bouwvlak mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°;
-
de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel mag ten hoogste op de verbeelding aangegeven percentage bedragen en anders 80%.
8.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 6.00 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
c.
|
bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
2.00 meter
vóór de voorgevelrooilijn 1.00 meter.
ter plaatse van de aanduiding van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- reclamemast" (sba- rm): 35.00 meter
|
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en overige gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8.3.2 Voorwaarden
De in lid 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 8.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;
-
lid 8.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter, m.u.v. erfafscheidingen.
8.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 8.4.1 op voorwaarde dat:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de functieaanduiding kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van horeca-activiteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
8.5.2 Voorwaarden
bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 8.5.1 dient een deskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.
8.5.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in. 8.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 26 van toepassing.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke activiteiten;
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “crematorium” (cr) een crematorium;
-
ter plaatse van de aanduiding "opslag" (op) een ruimte voor opslag, bergruimte en technische ruimte;
-
ter plaatse van de aanduiding "onderwijs"(on); een onderwijsinstelling;
alsmede voor:
-
ondergeschikte detailhandel en/of horeca;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Gebouwen
-
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
9.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
2.00 meter
vóór de voorgevelrooilijn 1.00 meter
|
|
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en overige gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.3.2 Voorwaarden
De in lid 9.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 9.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;
-
lid 9.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter met uitzondering van erfafscheidingen.
9.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 9.4.1 op voorwaarde dat:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast.
9.5 Specifieke gebruiksregels
-
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
-
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 22.
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie" (R) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ (vt): volkstuinen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- clubhuis' (sr-ch): activiteiten ten behoeve van een clubhuis alsmede ondergeschikte detailhandel en -horeca uitsluitend ten dienste van deze voorziening;
alsmede voor:
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ (vt): één materiaalberging, alsmede één kas per volkstuin;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- clubhuis' (sr-ch) uitsluitend binnen het bouwvlak een hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
10.2.1 Maatvoering volkstuin
|
Bouwwerk
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximaal te bouwen oppervlakte per bouwwerk
|
a.
|
Materiaalberging/kassen
|
2.50 meter
|
6m²
|
10.2.2 Maatvoering clubhuis
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Hoofdgebouw
|
3.00 meter
|
zie op de verbeelding aangegeven hoogte.
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.00 meter
|
3.00 meter
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
4.00 meter
|
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
-
ten behoeve van de milieusituatie;
-
ten behoeve van de verkeersveiligheid.
10.3.2 Voorwaarden
De in lid 10.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken
-
lid 10.2.2 sub a en toestaan dat de goothoogte- enbouwhoogte worden overschreden, mits deze overschrijding ten hoogste 1.00 meter bedraagt;
10.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 10.3.1 op voorwaarde dat:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 10.1 wordt in ieder geval gerekend:
-
overnachten.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" (S) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van sport- en spelactiviteiten;
alsmede voor:
-
ondergeschikte horeca;
-
parkeervoorzieningen, groen, water, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
11.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
11.2.1 Algemeen
-
De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
11.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 3.50 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 6.00 meter
|
b.
|
Masten
|
-
|
15.00 meter
|
b.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
4.00 meter
|
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van andere bouwwerken.
11.3.2 Voorwaarden
De in lid 11.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, andere bouwwerken en gronden in verband met calamiteiten.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 11.2.2 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.
11.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 11.4.1 op voorwaarde dat:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast.
11.5 Specifieke gebruiksregels
-
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
-
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 22.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - railverkeer en recreatie" (sv- rrv): het instandhouden en exploiteren van een cultuurhistorisch-recreatieve spoorlijn met de daarbij behorende additionele voorzieningen alsmede de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
-
ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p) een parkeerterrein;
alsmede voor:
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, terrassen, markten, standplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
12.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen
Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal 55 graden.
12.2.2 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders 3.20 meter
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat en anders 3.20 meter
|
Nutsvoorzieningen: 15 m²
|
12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - railverkeer en recreatie" (sv- rrv) mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 5.00 meter bedragen;
12.2.4 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
Bouwwerk
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Antennes
|
5.00 meter
|
b.
|
Lichtmasten en overige masten
|
8.00 meter
|
c.
|
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
|
2.00 meter
|
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen
stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 12.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;
-
lid 12.2.4 sub a, b en c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter.
12.4.2 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 12.4.1 met dien verstande dat:
-
Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 12.1, wordt in
ieder geval gerekend:
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers, en (primaire) waterlopen alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, voorzieningen ten dienste van de waterkering en nutsvoorzieningen;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen.
13.2 Bouwregels
Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
keermuren voor de waterbeheersing;
-
oeverbeschoeiingen;
-
duikers;
-
bruggen;
-
steigers.
13.2.1 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
Bouwwerk
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale Oppervlakte
|
a.
|
Nutsvoorzieningen
|
3.00 meter
|
15 m2
|
13.2.2 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
Bouwwerk geen gebouwen zijnde
|
Maximale bouwhoogte
|
a.
|
Lichtmasten en overige masten
|
8.00 meter boven NAP
|
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 13.2.2 sub a voor een hoogte tot maximaal 10.00 meter boven NAP.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het innemen van ligplaatsen voor woonboten.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;
-
aan-huis-gebonden beroepen.
14.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
14.2.1 Algemeen
-
Binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde worden gebouwd'
-
op gronden met de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.
14.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" (aeg)zijn uitsluitend minimaal 3 aaneengebouwde woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" (gs) zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
-
voor de aanduiding "aaneengebouwd"(aeg) en "gestapeld" (gs) geldt de in het navolgende schema opgenomen bepaling:
aanduiding
|
Minimale breedte woning
|
aeg, gs
|
5.00 meter
|
-
voor de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens geldt de volgende bepaling:
aanduiding
|
Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
aeg, gs
|
2.00 meter (voor de hoekwoning)
|
-
bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken
-
De bebouwde oppervlakte bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel, met een maximum van 250 m²;
-
bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
14.2.4 Maatvoering
Voor de goothoogte, bouwhoogte en de afstand tot de voorgevelrooilijn van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Minimale afstand tot de voorgevelrooilijn
|
a.
|
hoofdgebouwen
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat
|
Zie de op de verbeelding aangegeven maat
|
-
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
5.00 meter
|
3.00 meter achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn
|
c.
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
-
|
- 2.00 meter
- Vóór de voorgevelrooilijn 1.00 meter
|
-
|
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.
-
de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
14.3.2 Voorwaarden
De in lid 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
-
lid 14.2.4 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;
14.4.2 Bijbehorende bouwwerken
-
-
lid 14.2.4 sub a en b, mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;
-
lid 14.2.4 sub b voor een kortere afstand tot op (het verlengde van) de voorgevelrooilijn.
14.4.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
-
lid 14.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter.
14.4.4 Voorwaarden
Bij afwijking zoals bedoeld in lid 14.4.1, 14.4.2 en 14.4.3 gelden de volgende voorwaarden:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid mogen niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
het onder 14.4.3 sub a genoemde niet geldt voor erfafscheidingen.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen binnen de bestemming "Wonen (W)" te wijzigen, met dien verstande dat:
-
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;
-
de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;
-
de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving én ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;
-
voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
-
uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;
-
uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.
14.5.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in. 14.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 26 van toepassing.
Artikel 15 Leiding- Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Gas” (L-G) aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere
bestemming(en), primair bestemd voor aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
15.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
15.2.2 Algemeen
Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van
de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het
bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken,
waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt
gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen af wijken van het bepaalde in lid 15.2, met inachtneming van
de volgende regels:
-
-
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
-
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 15.2.1 bedoeld, bedraagt ten hoogste 15 m² en de bouwhoogte ten hoogste 3.50 meter;
-
alvorens omtrent een afwijking te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met één of meer andere
dubbelbestemmingen, worden - ook ten opzichte van de in lid 16.1 bedoelde dubbelbestemming- de
regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
15.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders binnen de op de verbeelding aangegeven zone van de in lid 15.1 genoemde leidingen de navolgende werken en of werkzaamheden uit te voeren:
-
-
het verrichten van graaf-, bagger-, ontgrondings- en ontginningswerkzaamheden;
-
het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verleggen of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen en andere verharde en/of te verharden oppervlaktes;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen ook afvalstoffen;
-
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 15.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
-
normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
-
reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten betreffen;
-
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking is verleend, zoals in lid 15.3 bedoeld.
15.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
-
-
deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
-
hierdoor, danwel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht.
15.5.4 Procedureregels
Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk
advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen
activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen
voorwaarden.
Artikel 16 Leiding- Hoogspanning
16.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Leiding - Hoogspanning” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en onderhoud van een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
16.2.1 Toelaatbare bebouwing
-
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van hoogspanningsverbinding;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergoot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 16.2.1 sub b voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) indien, mits het belang en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
16.3.2 Procedureregel
Bij afwijking als bedoeld in lid 16.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen het belang van de hoogspanningsverbinding zich niet verzet tegen het bouwplan.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Voor zover de in lid 16.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met één of meer andere
dubbelbestemmingen, worden - ook ten opzichte van de in lid 16.1 bedoelde dubbelbestemming- de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk of geen werkzaamheden
16.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden) binnen het op de verbeelding aangegeven aantal meters aan weerszijden van het hart van de in lid 16.1 genoemde leidingen de navolgende werken en of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verrichten van graaf-, bagger-, ontgrondings- en ontginningswerkzaamheden;
-
het egaliseren en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verleggen of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen en andere verharde en/of te verharden oppervlaktes;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het permanent opslaan van goederen.
16.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 16.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
-
reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking is verleend, zoals in lid 16.3.1 bedoeld.
16.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
-
deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
-
hierdoor, danwel door de te verwachten gevolgen, het belang van de hoogspanningsleiding geen onevenredige schade wordt toegebracht.
16.6 Procedureregel
Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het belang van de hoogspanningsleiding geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 17 Leiding- Riool
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een rioolwaterpersleiding.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
-
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de rioolwaterpersleiding;
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
17.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van (half-)verhardingen;
-
het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het verwijderen van beplanting;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
17.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
-
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is verleend;
-
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
met dien verstande dat:
-
De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning slechts wordtverleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 18 Waarde- Archeologie 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 1” (WR-A1) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
18.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 18.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1";
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in lid 18.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere
dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 18.1 bedoelde dubbelbestemming–
de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
18.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 18.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
18.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 18.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken of werkzaamheden;
-
waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1”.
-
archeologisch onderzoek.
18.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 18.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
-
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door de deskundige.
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige;
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een hogere waarde aan gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie – 1” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
18.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
18.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
18.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 18.5.1, 18.5.2 en 18.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 26 van toepassing.
Artikel 19 Waarde- Archeologie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 2” (WR- A2) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
19.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 19.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2";
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in lid 19.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere
dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 18.1 bedoelde dubbelbestemming–
de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
19.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 19.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
19.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 19.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken of werkzaamheden:
-
waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2”.
-
archeologisch onderzoek.
19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
-
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige;
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
19.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een hogere waarde aan gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie – 2” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
19.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
19.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
19.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 19.5.1, 19.5.2 en 19.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 26 van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 20 Anti- dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene bouwregels
21.1 Bestaande maten
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
-
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
-
in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
21.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en
hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 meter bedraagt;
-
de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 meter bedraagt; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15.00 meter en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 meter;
-
voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
22.1 Verboden gebruik
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
-
als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
-
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.
22.2 Parkeernormen
Bij toepassing van dit bestemmingsplan dient voldaan te worden aan de parkeernormen uit het 'Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in de bijlage bij de regels.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
23.1 Veiligheidszone- bevi
23.1.1 Veiligheidszone- Bevi
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is ten behoeve van het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico regels het vestigen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan, tenzij de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van de betreffende risicovolle inrichting.
23.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 23.1.1 voor de bouw van beperkt kwetsbare objecten binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' indien de ontwikkeling om gewichtige redenen plaatsvindt en uit oogpunt van groepsrisico verantwoord wordt geacht en zodoende advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio.
23.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wijzigen in die zin dat de 'veiligheidszone- bevi- wordt veranderd of vervalt, indien het risico voor de externe veiligheid is gewijzigd dan wel opgeheven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
23.2 Veiligheidszone LPG
23.2.1 Veiligheidszone LPG
De op de verbeelding voor veiligheidszone LPG aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie.
23.2.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen mogen op in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
23.2.3 Specifieke gebruiksregels
-
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 23 lid 23.1., wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
23.2.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming veiligheidszone LPG van de verbeelding wordt verwijderd, mits:
-
de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
-
de bestemming veiligheidszone LPG op de verbeelding wordt gewijzigd (verkleind), mits:
-
voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
-
de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
-
advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
24.1 Afwijkingsbevoegdheid
24.1.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:
-
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van 15.00 meter;
-
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
24.1.2 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals genoemd in lid 24.1.1, mits:
-
Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
25.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.
25.1.1 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 25.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 26 van toepassing.
Artikel 26 Algemene procedureregels
26.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 27 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in:
artikel 22
is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wed (Wet op de economische delicten).
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht gebruik
-
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
28.2 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.3 Afwijking overgangsrecht
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken (lid 28.1 en lid 28.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen De Poel“
HOOFDSTUK 5 Bijlagen
- Staat van horeca- activiteiten;
- Staat van bedrijfsactiviteiten;
- Parkeerbeleidsplan d.d. 18 februari 2010.
Staat van Horeca- activiteiten
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking
van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
-
automatiek;
-
broodjeszaak;
-
cafetaria;
-
croissanterie;
-
koffiebar;
-
lunchroom;
-
ijssalon;
-
snackbar;
-
tearoom;
-
traiteur.
1b. Overige lichte horeca
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
-
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
-
restaurant met bezorg- en / of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives);
1d. Bedrijven met een logiesfunctie
Categorie II "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke
hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
Categorie III "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot
aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen
brengen:
-
dancing;
-
discotheek;
-
nachtclub.
|