Gemeente:
Goes
Plannaam:
Buitengebied 2010
Status:
Onherroepelijk
Status Datum:
02-06-2011

Artikel 15 Verkeer

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;

 

b. ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”: parkeervoorzieningen;

 

c. ter plaatse van de aanduiding “railverkeer”: voor spoorwegen met bijbehorende voorzieningen en bermstroken;

 

d. ter plaatse van de aanduiding “windturbine”: een windturbine;

 

e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk”: de plaatsing van een kunstwerk;

 

f. voet- en fietspaden en parkeerterreinen met de bijbehorende bermstroken alsmede voor viaducten, bruggen, duikers, groen, water, waterlopen waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, waarbij tevens het behoud en de versterking van landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

 

g. ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarde”: behoud van cultuurhistorisch waardevolle wegen.

 

15.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

15.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

a. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer van de weg, het spoorverkeer of het sluizencomplex bij Het Goese Sas;

 

b. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

c. ter plaatse van de aanduiding “windturbine”: een windturbine;

 

d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk”: een kunstwerk;

 

15.2.2 Algemeen

De gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a. de hoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste:

-

voor antennes:

5.00 meter;

-

voor openbare nutsvoorzieningen

3.50 meter;

-

voor lichtmasten en overige masten

8.00 meter;

-

voor speeltoestellen

4.00 meter;

-

voor overige andere bouwwerken

2.00 meter;

 

b. de bouwhoogte voor bovenleidingen binnen de bestemming railverkeer bedraagt maximaal 10.50 meter;

 

c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;

 

d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

 

e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

 

f. de ashoogte van een windturbine mag maximaal 30 meter bedragen;

 

g. de hoogte en de doorsnede van een kunstwerk mag maximaal 10 meter resp. 5 meter bedragen.

 

15.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

 

1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;

 

2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

3. ten behoeve van de landschappelijke inpassing;

 

4. ten behoeve van de milieusituatie;

 

5. ten behoeve van de verkeersveiligheid.

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

 

a. evenementen zijn toegestaan.

 

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

15.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

 

1. Het is verboden om op gronden die direct grenzen aan gronden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - openheid” zonder vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

 

a. het wijzigen van houtwalprofielen en houtgewassen;

 

b. houtteelt en het bebossen van gronden;

 

2. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarde” paden, wegen en parkeergelegenheden aan te brengen, te verleggen en te verbreden.

 

15.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

Het in lid 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a. 1. werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;

 

2. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;

 

b. werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000 gebied in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998 en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die Wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998.

 

15.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

a. Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, één of meer waarden en/of functies van de gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

 

b. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;

 

c. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.