3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;
b. ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”: tevens een intensieve veehouderij;
c. ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarde”: het behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden;
d. ter plaatse van de aanduiding “paardenhouderij”: tevens een paardenhouderij;
e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - openheid”: het behoud van de landschappelijke openheid;
f. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk”: de plaatsing van een kunstwerk;
g. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – parachutespringen”: het landen van parachutisten;
h. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
3.2.2 Algemeen
a. agrarische bedrijfsgebouwen, ten behoeve van de in de bijlagen 3 en 4 opgenomen agrarische bedrijven;
b. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2.3 Agrarische bedrijven
De agrarische bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. het bouwen van de agrarische bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en het aanleggen van waterbassins, bassins ten behoeve van aquacultuur, mestbassins en mestplaatsen vindt plaats binnen het bouwvlak;
b. in tegenstelling tot het bepaalde in sub a mogen buiten het agrarisch bouwvlak bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen en bassins ten behoeve van aquacultuur;
c. de afstand van bedrijfsgebouwen, overkappingen, silo's en mestbassins tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 10 meter;
d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping bedraagt maximaal 6 respectievelijk 10 meter;
e. de bouwhoogte van:
1. een silo bedraagt maximaal 10 meter;
2. een mestbassin bedraagt maximaal 5 meter;
3. een waterbassin bedraagt maximaal 5 meter;
4. teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
5. een waterbassin ten behoeve van aquacultuur bedraagt maximaal 1,5 meter;
f. de bebouwde oppervlakte van de gezamenlijke mestbassins bedraagt maximaal 750 m² per bedrijf, inclusief mestzakken en foliebassins;
g. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3 en de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 6 respectievelijk 10 meter;
h. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
i. bij iedere bedrijfswoning mogen maximaal twee bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
j. de afstand van bijgebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter;
k. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in lid 3.5.2, sub d mogen één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen op het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat:
- de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m² bedraagt;
- de goot- en bouwhoogte maximaal 3,20 respectievelijk 6 meter bedraagt;
l. de bedrijfsvloeroppervlakte op het perceel Bokkeweg 6 bedraagt maximaal 5.000 m²;
m. ter plaatse van de zorgboerderij, welke is aangegeven in de als bijlage 3 opgenomen lijst met agrarische bedrijven, mogen maximaal 4 appartementen voor begeleid wonen binnen de ter plaatse aanwezige bedrijfsbebouwing worden opgericht, met een maximale oppervlakte van 60 m²;
n. ter plaatse van de aanduiding “sco-kun” mag een kunstwerk worden gebouwd met een doorsnede van maximaal 5 meter en een hoogte van maximaal 10 meter.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
3. ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
4. ten behoeve van de milieusituatie;
5. ten behoeve van de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijking van de bouwregels
3.4.1 Agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in (bij elke afwijking is aangegeven aan welke toetsingscriteria o.a. dient te worden getoetst. In bijlage 12 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd):
a. lid 3.2.3, sub a voor het buiten het agrarisch bouwvlak bouwen c.q. aanleggen van:
1. schuurtjes, melkstallen of schuilgelegenheden voor vee, tot maximaal 50 m² per bedrijf;
2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter en voor boogkassen tot een oppervlakte van maximaal 1 hectare per bedrijf, met dien verstande dat boogkassen niet toelaatbaar zijn op gronden met de aanduiding “openheid”;
3. waterbassins, mits een bouwwerk zijnde, met een inhoud van maximaal 200 m3 en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
4. één of meerdere foliebassins ten behoeve van een nevenactiviteit niet-grondgebonden aquacultuur opgericht aansluitend aan het agrarisch bouwvlak met een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 1 hectare per bedrijf en een bouwhoogte van maximaal 1 meter.
Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:
- noodzaak;
- landschapstoets, uitgezonderd bij schuurtjes en schuilgelegenheden voor vee;
- milieutoets;
- bij afwijking zoals genoemd onder 4: de aanwezigheid van een zoetwatervoorrraad.
b. lid 3.2.3, sub a ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, voor het buiten het agrarisch bouwvlak bouwen van één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen, mits:
1. er om veiligheidsredenen geen ruimte is op het agrarisch bouwvlak;
2. de gezamenlijke oppervlakte inclusief de oppervlakte van de op het agrarisch bouwvlak reeds aanwezige gebouwen ten dienste van een kleinschalig kampeerterrein maximaal 100 m² bedraagt;
3. de goot- en bouwhoogte maximaal 3 respectievelijk 6 meter bedraagt;
Bij afwijking geldt tevens het toetsingscriterium:
- landschapstoets;
c. lid 3.2.3, sub e voor een bouwhoogte van maximaal 15 meter voor een silo, geen mestsilo zijnde.
Bij afwijking geldt tevens het toetsingscriterium:
- landschapstoets;
d. lid 3.2.3, sub e tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, uitsluitend ten behoeve van afdekking van het mestbassin door middel van een kap.
Bij afwijking geldt tevens het toetsingscriterium:
- landschapstoets;
e. lid 3.2.3, sub h: tot een afstand van minimaal 3 meter tot de perceelsgrens, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
f. lid 3.2.3, sub l voor het vergroten van de maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte met maximaal 10%, indien wettelijke eisen t.a.v. dierenwelzijn een verruiming van deze maatvoering noodzakelijk maken.
Bij afwijking geldt tevens het toetsingscriterium:
- omgevingskwaliteiten;
- continuïteit;
g. lid 3.2.3, sub m voor het vergroten van de maximale oppervlakte tot 80 m² indien dat noodzakelijk is vanwege inrichtingseisen voor o.a. groepsruimte of sanitaire ruimten;
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Omschakeling
Omschakeling naar een andere bedrijfsvorm is toegestaan in de volgende gevallen:
a. omschakeling van een intensieve veehouderij, zoals aangegeven in bijlage 4, naar een intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen;
b. omschakeling van een intensieve veehouderij, zoals aangegeven in bijlage 4, naar een niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf in gebouwen;
c. omschakeling van een intensief tuinbouwbedrijf naar een niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf in gebouwen;
d. omschakeling van een niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf naar een intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen;
e. bij omschakeling zoals bedoeld in sub a, b, c en d zijn de bouw- en inrichtingsregels zoals opgenomen in lid 3.2. overeenkomstig van toepassing.
3.5.2 Niet strijdig gebruik
Tot een gebruik niet strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
a. het aanleggen van waterbassins met een aarden wal binnen het agrarisch bouwvlak;
b. de kortstondige opslag van vaste meststoffen buiten het agrarisch bouwvlak ten behoeve van de directe aanwending op de landbouwgronden, al dan niet op een verharde ondergrond, geen mestplaat zijnde;
c. het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de verkoop van agrarische producten, mits de totale oppervlakte ten behoeve van deze voorziening maximaal 40m² per bedrijf bedraagt;
d. het aanleggen van een kleinschalig kampeerterrein bij agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
1. het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein maximaal 15 bedraagt;
2. de kampeermiddelen geplaatst worden op of aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
3. rond het kampeerterrein een groenstrook met een breedte van minimaal 10 meter aanwezig is;
4. op het kampeerterrein uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan gedurende het kampeerseizoen;
5. het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan;
6. het kampeerterrein een aansluiting op de drukpersriolering krijgt. Indien er geen drukpersriolering aanwezig is dient in overleg met het Waterschap Scheldestromen naar een andere oplossing gezocht te worden.
3.5.3 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
a. het buiten het agrarisch bouwvlak aanleggen van een mestbassin;
b. het gebruik van gronden buiten het agrarisch bouwvlak als opslagplaats voor bagger en grondspecie, met uitzondering van het tijdelijk deponeren van bagger en specie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
c. het omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering;
d. het storten en lozen van specie;
e. het uitponden van een kleinschalig kampeerterrein.
3.6 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in (bij de een afwijking is aangegeven aan welke toetsingscriteria dient te worden getoetst. In bijlage 12 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd):
a. lid 3.1.1 voor het tijdelijk huisvesten van aan het betreffende agrarische bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met in achtneming van het volgende:
1. de afwijking kan worden verleend voor vervangende nieuwbouw of het inpandig verbouwen van een gebouw, mits gelegen binnen het agrarisch bouwvlak of:
2. voor het aanleggen van een kampeerterrein binnen of aansluitend aan het bouwvlak;
3. de gezamenlijke oppervlakte van (woon)eenheden voor seizoensarbeiders mag ten hoogste 250m² bedragen;
4. de bouwhoogte van niet inpandige (woon)eenheden mag ten hoogste 3,5 meter bedragen;
5. de tijdelijke huisvesting mag per jaar niet langer duren dan de periode van 15 maart t/m 31 oktober. Buiten deze periode dienen de kampeermiddelen op het onder sub 2 genoemde kampeerterrein te worden verwijderd;
6. de afwijking mag niet leiden niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
b. lid 3.1.1 ten behoeve van het realiseren van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van nevenactiviteit in bestaande (bedrijfs)gebouwen zoals aangegeven in de als bijlage 14 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom N, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten.
Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:
- het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst ten behoeve van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
- geen ernstige beperking agrarische functie;
- geen onevenredige toename automobiliteit;
c. lid 3.1.1 ten behoeve van het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van nevenactiviteit in nieuwe (bedrijfs)gebouwen zoals aangegeven in de als bijlage 14 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom N, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat:
1. nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie;
2. de nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf;
Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:
- het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst ten behoeve van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
- geen ernstige beperking agrarische functie;
- geen onevenredige toename automobiliteit.
d. lid 3.2.3, sub b voor het aansluitend aan het agrarisch bouwvlak oprichten van één of meerdere foliebassins ten behoeve van een nevenactiviteit niet-grondgebonden aquacultuur, met een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 1 hectare per bedrijf en een bouwhoogte van maximaal 1 meter.
Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:
- landschapstoets;
- milieutoets;
- de aanwezigheid van een zoetwatervoorrraad.
e. lid 3.1.1. sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit glastuinbouw, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan kassen, met uitzondering van boogkassen, maximaal 2.000 m² bedraagt;
f. lid 3.1.1. sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit tuinbouwveredeling, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van tuinbouwveredeling maximaal 2.000 m² bedraagt;
g. lid 3.1.1. sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit intensieve veehouderij, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal 1.600 m² bedraagt;
h. lid 3.1.1. sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit niet-grondgebonden aquacultuur met dien verstande totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van niet-grondgebonden aquacultuur maximaal 1.600 m² bedraagt;
i. lid 3.1.1. sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit agrarisch hulp-, loon- en nevenbedrijf met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 1.000 m² bedraagt;
j. lid 3.5.2 sub d voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
1. de kampeermiddelen worden geplaatst op dan wel aansluitend aan het bouwvlak dan wel het bestaande kleinschalig kampeerterrein;
2. rond het kampeerterrein een groenstrook met een breedte van minimaal 10 meter wordt aangebracht;
3. op het kampeerterrein uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan gedurende het kampeerseizoen;
4. het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan;
5. het kampeerterrein een aansluiting op de drukpersriolering krijgt. Indien er geen drukpersriolering aanwezig is dient in overleg met het Waterschap Scheldestromen naar een andere oplossing gezocht te worden.
Bij het afwijking geldt tevens het toetsingscriterium:
- het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst ten behoeve van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
k. Bij het toevoegen van een nevenactiviteit als genoemd in sub e en g gelden de toetsingscriteria:
- ontsluitingstoets;
- continuïteit;
- omgevingskwaliteiten;
l. indien ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een toegevoegde tak aanwezig is die de in sub d, e, f, g en h genoemde maximale oppervlakte overschrijdt, geldt de aanwezige oppervlakte als maximaal toegestane oppervlakte.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
3.7.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het buiten het agrarisch bouwvlak aanleggen van waterbassins met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter, waarbij getoetst wordt aan de als bijlage 13 opgenomen Richtlijnen landschappelijke inpassing waterbassins;
b. plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - openheid”: houtteelt en het bebossen van gronden;
c. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - hydrologische beschermingszone”: het uitvoeren van werkzaamheden met hydrologische gevolgen;
d. het planten van fruitteeltbomen buiten bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden.
3.7.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in lid 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. 1. werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
2. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
b. werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000 gebied in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998 en die handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die Wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998;
c. werken en/of werkzaamheden binnen de agrarische bouwvlakken, tenzij de gronden zijn bestemd tot “Waarde - Archeologie” of aangegeven in de als bijlage 11 opgenomen lijst met monumenten en die handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988, de provinciale monumentenverordening of de gemeentelijke monumentenverordening is vereist.
3.7.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
a. Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor dan wel door de te verwachten gevolgen, één of meer waarden en/of functies van de gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
b. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;
c. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden bestemd als “Waarde - archeologie” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de betreffende waarden van het gebied;
d. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd (bij elke wijziging is aangegeven aan welke toetsingscriteria dient te worden getoetst. In bijlage 12 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd):
a. het plan te wijzigen voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
1. het bouwvlak mag worden vergroot tot een rechthoek waarvan de oppervlakte maximaal 1,5 hectare bedraagt en de langste zijde maximaal 150 meter;
2. het vergroten van het agrarisch bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien uitbreiding binnen het bouwvlak door ruimtegebrek of door ongunstige situering van gebouwen onmogelijk is ofwel dit noodzakelijk is voor het realiseren van een mestbassin;
3. indien sprake is van een bouwvlakvergroting binnen 100 meter van een bebouwde kom, verblijfsrecreatieterrein of natuurgebied, mag vergroting slechts plaatsvinden aan de zijde die is afgekeerd van het betreffende kwetsbare gebied;
Voor planwijziging gelden tevens de toetsingscriteria:
- noodzaak;
- volwaardigheid;
- landschapstoets;
- milieutoets;
-
het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bedrijfsvloeroppervlakte van een hoofdtak intensieve veehouderij zoals aangegeven in bijlage 4, indien een uitbreiding tot boven de in lid 3.2.3, sub l bepaalde maximale oppervlaktemaat noodzakelijk is ten behoeve van aanpassingen in verband met wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn. De bedrijfsvloeroppervlakte mag niet verder worden vergroot dan de oppervlakte die nodig is voor de huisvesting van hetzelfde aantal en soort dieren als die zijn vermeld in de milieuvergunning zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.
Voor planwijziging geldt tevens het toetsingscriteria:
- noodzaak;
- omgevingskwaliteiten;
c. de bestemming “Agrarisch” van de gronden opgenomen in de wro-zone-wijzigingsgebied-1 te wijzigen in de bestemming “Natuur”, met dien verstande dat het plan zal worden gewijzigd nadat ten behoeve van reservaatvorming en/of natuurontwikkeling de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij verworven zijn;
d. de bestemming “Agrarisch” te wijzigen in de bestemming “Verkeer” ten behoeve van geringe aanpassingen van wegtracés;
e. in verband met de aanleg van natuurvriendelijke oevers, de bestemming “Agrarisch” te wijzigen in de bestemming “Water”. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast op een strook grond met een breedte van maximaal 16 meter aan één of beide zijden van de gronden met de bestemming “Water”. Het gaat hierbij om natte ecologische verbindingszones die deel uit maken van de ecologische hoofdstructuur, de Waterschaps Ecologische Infrastructuur en de in de Kaderrichtlijn Water aangewezen waterlichamen. Het plan zal worden gewijzigd nadat de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij verworven zijn;
f. het plan te wijzigen als gevolg van reconstructieplannen ingevolge Duurzaam Veilig;
g. nieuwvestiging
Het plan kan worden gewijzigd voor het projecteren van een nieuw agrarisch bouwvlak ten behoeve van de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
1. Nieuwvestiging is toegestaan indien het een verplaatsing betreft als gevolg van uitkoop (vanwege stads- of dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, natuurontwikkeling of het oplossen van een milieuknelpunt);
Voor planwijziging gelden tevens de toetsingscriteria:
- noodzaak;
- volwaardigheid;
- geen voormalig agrarisch bedrijf beschikbaar;
- landschapstoets;
- ontsluitingsmogelijkheden;
- milieutoets;
h. toevoeging van / omschakeling naar agrarisch hulp-, loon- en nevenbedrijf
Het plan kan worden gewijzigd voor het toevoegen van dan wel omschakelen naar een hulp-, loon- en nevenbedrijf, uitsluitend op het agrarisch bouwvlak van een op de verbeelding aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden tevens de toetsingscriteria:
- landschapstoets;
- ontsluitingstoets;
- wijziging wordt slechts toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
i. wonen
De bestemming van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen, waarvan de agrarische functie door bedrijfsbeëindiging is vervallen kan gewijzigd worden in de bestemming “Wonen”. Na planwijziging is artikel 18 van de regels van overeenkomstige toepassing.
Voor planwijziging geldt tevens het toetsingscriterium:
- geen ernstige beperking agrarische functie;
j. Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan worden gewijzigd ten behoeve van het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van vervolgactiviteit zoals aangegeven in de als bijlage 14 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom V, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat:
1. de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
2. voor het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie.
Voor planwijziging gelden tevens de toetsingscriteria:
- wijziging wordt slechts toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
- geen ernstige beperking agrarische functie;
- geen onevenredige toename automobiliteit;
k. Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan worden gewijzigd ten behoeve van het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van vervolgactiviteit zoals aangegeven in de als bijlage 14 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom V, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat:
1. nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie;
2. de nieuwbouw moet passen binnen de bouwvlakmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden tevens de toetsingscriteria:
- wijziging wordt slechts toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
- geen ernstige beperking agrarische functie;
- geen onevenredige toename automobiliteit.
3.8.1 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.8.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 32.1 van toepassing.
|