Tekstvak: REGELS



behorende bij het bestemmingsplan ‘Kern Lewedorp 2009’ van de gemeente Borsele.

 

Hoofdstuk 1                                                            2

Artikel 1                                                                    2

Artikel 2                                                                  10

Hoofdstuk 2                                                          11

Artikel 3                                                                  11

Artikel 4                                                                  12

Artikel 5                                                                  15

Artikel 6                                                                  18

Artikel 7                                                                  20

Artikel 8                                                                  22

Artikel 9                                                                  24

Artikel 10                                                                 26

Artikel 11                                                                 28

Artikel 12                                                                 30

Artikel 13                                                                 32

Hoofdstuk 3                                                          39

Artikel 14                                                                 39

Artikel 15                                                                 40

Artikel 16                                                                 41

Artikel 17                                                                 42

Artikel 18                                                                 43

Hoofdstuk 4                                                          44

Artikel 19                                                                 44

Artikel 20                                                                 46

 

Inleidende regels                                                       2

Begrippen                                                                     2

Wijze van meten                                                           10

Bestemmingsregels                                                   11

Agrarisch                                                                     11

Bedrijf                                                                        12

Detailhandel                                                                 15

Groen                                                                         18

Horeca                                                                        20

Kantoor                                                                       22

Maatschappelijk                                                            24

Recreatie                                                                     26

Sport                                                                          28

Verkeer                                                                      30

Wonen                                                                        32

Algemene regels                                                        39

Anti-dubbeltelregel                                                        39

Algemene bouwregels                                                    40

Algemene ontheffingsregels                                            41

Algemene wijzigingsregels                                              42

Algemene procedureregels                                              43

Overgangs- en slotregels                                        44

Overgangsrecht                                                            44

Slotregel                                                                     46

 

 

1.   Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.   Staat van Horeca-activiteiten.

 


 

Hoofdstuk 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.      plan: het bestemmingsplan ‘Kern Lewedorp 2009’ van de gemeente Borsele;

 

2.      bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels;

 

3.      kaart: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO;

 

4.      aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5.      aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6.      aaneengebouwd: blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

7.      aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van het hoofdgebouw;

8.      achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het hoofdgebouw is gelegen;

9.      afgewerkt bouwterrein; de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde omringt;

 

10.  archeologische waarde: de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

11.  architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

 

12.  Awb: de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

13.  bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

14.  bebouwingspercentage: een op de kaart of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

15.  bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

 

16.  bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

 

17.  beroepsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

18.  bestaand: ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

19.  bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

 

20.  bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

21.  bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

22.  bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

23.  bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

 

24.  bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

25.  bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel;

 

26.  bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn, zijn toegelaten;

 

27.  bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

28.  cultuurhistorische waarde: de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

 

29.  detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

30.  dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

 

31.  discotheek/bar/dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dans een wezenlijk onderdeel vormen;

 

32.  erf: al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

33.  erfafscheiding: de grens van het erf;

 

34.  escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

 

35.  gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

36.  gemeentelijke kwaliteitscoördinator: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;

 

37.  gevellijn: denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;

38.  hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

39.  horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

 

40.  kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

 

41.  levensloopbestendig wonen: het gebruik van een woning voor bewoning in alle levensfasen waarbij een (ondergeschikt) deel van de aanwezige woning hiervoor wordt aangepast zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat;

 

42.  lint: blokken van maximaal twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

  

43.  maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

 

44.  milieudeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

 

45.  nutsvoorziening: voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

 

46.  peil:

a.      de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5,00 meter bedraagt;

b.      bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

c.      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

 

47.  prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

48.  raamprostitutie: een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

49.  samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:

1.      een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

2.      een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

3.      een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

4.      de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

 

50.  seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

 

51.  seksbioscoop/-theater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

 

52.  seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

53.  straatprostitutie: het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

54.  twee-aan-een: blokken van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

55.  voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het hoofdgebouw is gelegen;

 

56.  voorgevel van een hoofdgebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

 

57.  vrijstaand: een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;

58.  weg: weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

59.  Wgh: Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan

 

60.  woning: een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;

 

61.  Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

62.  zorgwoning: een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van collectieve voorzieningen gericht op de verzorging, op medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied;

 

63.  zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen;

 

64.  zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

 

65.  zijgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de bouwperceelsgrenzen.

 


Artikel 2

Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.      afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.      de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

 

3.      de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

4.      de breedte en diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat

 

5.      de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

6.      de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

7.      de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

8.      de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

9.      het bebouwde oppervlak: van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

10.  het bewoonbaar vloeroppervlak: binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.


Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Agrarisch

3.1      Bestemmingomschrijving

3.1.1   De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;

 

3.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

bouwwerken geen gebouw zijnde, met uitzondering van mestbassins.

3.2         Bouwregels

De bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

3.3         Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt gerekend:

 

a.             het aanleggen van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of waterbassin;

 

b.             het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie.

 

 


Artikel 4

Bedrijf

4.1         Bestemmingomschrijving

4.1.1   De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’: uitsluitend een garagebedrijf;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- ambacht en nijverheid’: uitsluitend ambacht en nijverheid met uitzondering van detailhandel;

 

d.      ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: uitsluitend opslag;

 

e.      ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: uitsluitend een bedrijfswoning;

 

f.       verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen energievoorzieningen.

 

4.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

4.2         Bouwregels          

De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met in achtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;

 

d.      bedrijfswoningen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;

 

e.      het bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 200 m˛, de inhoud bedraagt maximaal 750 mł;

 

f.       bij iedere bedrijfswoning mogen maximaal twee bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 m˛, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde onder lid 4.2, sub b, de goothoogte maximaal 3,25 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;

 

g.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

h.      in afwijking van het bepaalde onder lid 4.2, sub g, bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt voor de gevellijn maximaal 1 meter.

4.3         Ontheffing van de bouwregels

4.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 4.2, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 4.2, sub c, tot een kleinere afstand tussen vrijstaande gebouwen tot 0 meter;

 

c.      lid 4.2, sub g tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

4.3.2     De in lid 4.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4         Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

4.5         Ontheffing van de gebruiksregels

4.5.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

lid 4.1.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1.1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

 

4.5.2     Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.4.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het verlenen van ontheffing dan wel het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

4.6         Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 1’, de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

 

op de betreffende gronden mag maximaal 1 vrijstaand hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 9 meter bedraagt;

2.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

4.      de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

4.6.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 4’, de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

 

op de betreffende gronden mag maximaal 1 hoofdgebouw met de aanduiding ‘lint’ worden gebouwd, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;

2.      het hoofdgebouw met de voorgevel gebouwd wordt op een afstand van 3 meter achter de voorgrens van het bouwperceel;

3.      de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;

4.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

5.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

6.      de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

4.6.3     Bij het wijzigen als bedoeld in lid 4.6.1 en 4.6.2 is het bepaalde in artikel 18.1 van toepassing.

 

 

 


Artikel 5

Detailhandel

5.1         Bestemmingsomschrijving

5.1.1     De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      detailhandelsbedrijven;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - slagerij: uitsluitend een slagerij.

 

5.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

5.2         Bouwregels

5.2.1     Hoofdgebouwen    

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

 

c.      de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal 5 meter bedragen;

 

d.      de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30°.

 

5.2.2     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

a.      de aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      het bebouwd oppervlak van het achtererf maximaal 50 % mag bedragen met een maximum van 40 m˛;

 

c.      in afwijking van het bepaalde onder sub a mag voor achtererven groter dan 80 m˛ dit maximum worden overschreden met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 m˛;

 

d.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter zal bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°.

 

5.2.3     Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het onder sub a bepaalde, bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt voor de gevellijn maximaal 1 meter.

5.3         Ontheffing van de bouwregels

5.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 5.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd;

 

b.      lid 5.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

c.      lid 5.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

5.3.2     De in lid 5.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

5.3.3       Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.3.1, sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

5.4         Wijzigingsbevoegdheid

5.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 2’, de bestemming ‘Detailhandel’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

 

op de betreffende gronden mag maximaal 1 hoofdgebouw, met de aanduiding ‘lint’ worden gebouwd, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 9 meter bedraagt;

2.      het hoofdgebouw in de huidige gevellijn wordt gebouwd;

3.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

5.      de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

5.4.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 3’, de bestemming ‘Detailhandel’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘lint’ met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

 

op de betreffende gronden mag maximaal 1 hoofdgebouw, met de aanduiding ‘lint’ worden gebouwd, met dien verstande dat:

1.      de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;

2.      het hoofdgebouw in de huidige gevellijn wordt gebouwd;

3.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

5.      de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

5.4.3     Bij het wijzigen als bedoeld in lid 5.4.1 en 5.4.2 is het bepaalde in artikel 18.1 van toepassing

 

 

 


Artikel 6

Groen

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1     De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen.

 

6.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

6.2         Bouwregels

           De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m˛;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                    5 meter;

-          speeltoestellen:                                             4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                     3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                        8 meter;

-          overige bouwwerken geen gebouw zijnde:                   2 meter.

6.3         Ontheffing van de bouwregels

6.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2, sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

6.3.2     De in lid 6.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.3.3     Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 is het bepaalde in artikel 18.1 van toepassing.

 

 

 


Artikel 7

Horeca

7.1         Bestemmingsomschrijving

7.1.1     De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      horecabedrijven, met uitzondering van  een discotheek/bar/dancing;

 

b.      wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

7.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.   hoofdgebouwen;

 

b.   aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.    bouwwerken geen gebouw zijnde.

7.2         Bouwregels

7.2.1     Hoofdgebouwen    

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

 

c.      de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal 5 meter bedragen;

 

d.      de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30°.

 

7.2.2     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

a.      de aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      het bebouwd oppervlak van het achtererf maximaal 50 % mag bedragen met een maximum van 40 m˛;

 

c.      in afwijking van het bepaalde onder sub a mag voor achtererven groter dan 80 m˛ dit maximum worden overschreden met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 m˛;

 

d.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter zal bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°.

 

7.2.3     Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het onder sub a bepaalde, bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt voor de gevellijn maximaal 1 meter.

7.3         Ontheffing van de bouwregels

7.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 7.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd;

 

b.      lid 7.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

c.      lid 7.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

7.3.2     De in lid 7.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

7.3.3     Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1, sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.


Artikel 8

Kantoor

8.1         Bestemmingsomschrijving

8.1.1     De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren.

 

8.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven nadere aanwijzingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

8.2         Bouwregels

8.2.1     Hoofdgebouwen    

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

 

c.      de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal 5 meter bedragen;

 

d.      de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30°.

 

8.2.2     Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het onder sub a bepaalde, bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt voor de gevellijn maximaal 1 meter.

8.3         Ontheffing van de bouwregels

8.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 8.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd;

 

b.      lid 8.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

c.      lid 8.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

8.3.2     De in lid 8.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.3.3     Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.3.1, sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

 

 

 


Artikel 9

Maatschappelijk

9.1         Bestemmingsplanomschrijving

9.1.1     De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

b.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’: uitsluitend dienstverlening;

 

d.      ter plaatse van de aanduiding ‘feestzaal’: een feestzaal met activiteiten voor zover die voorkomt in categorie 2a van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

e.      ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’: uitsluitend onderwijs;

 

f.       ter plaatse van de aanduiding ‘religie’: uitsluitend religie;

 

g.      ter plaatse van de aanduiding ‘sportzaal’: uitsluitend een sportzaal;

 

h.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - dorpshuis’: uitsluitend een dorpshuis;

 

i.        ter plaatse van de aanduiding ‘zorg- en welzijnsinstelling’: uitsluitend een zorg- en welzijnsinstelling;

 

j.       ter plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’: uitsluitend zorgwoningen, met de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen;

 

k.      wegen, parkeervoorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

9.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduiding, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

9.2         Bouwregels

           De gebouwen en bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht met inachtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat, met dien verstande dat voor kerktorens geen maximale hoogtebepaling geldt;

 

c.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;

 

d.      de bouwhoogte van gebouwen geen gebouw zijnde bedraagt maximaal voor:

-   speeltoestellen:                                             4 meter;

-   overige bouwwerken geen gebouw zijnde:                   2 meter.

9.3         Ontheffing van de bouwregels

9.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 9.2, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 9.2, sub c voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen tot minimaal 3 meter;

 

c.      lid 9.2, sub d tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

9.3.2     De in lid 9.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 


Artikel 10

Recreatie

10.1      Bestemmingsomschrijving

10.1.1   De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      recreatieve voorzieningen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’: uitsluitend een speelvoorziening;

 

c.      wegen, parkeerruimte, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

10.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduiding, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

10.2      Bouwregels

De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m˛;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                    5 meter;

-          speeltoestellen:                                             4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                     3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                        8 meter;

-          overige bouwwerken geen gebouw zijnde:                   2 meter.

10.3      Ontheffing van de bouwregels

10.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.2, sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

10.3.2   De in lid 10.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

10.3.3   Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 10.3.1 is het bepaalde in artikel 18.1 van toepassing.

 

 


Artikel 11

Sport

11.1      Bestemmingsomschrijving

11.1.1   De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      het uitoefenen van sportactiviteiten;

 

b.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de sportactiviteiten;

 

c.      wegen, parkeerruimte, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

11.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

11.2      Bouwregels          

De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

-   antennes:                                                     5 meter;

-   speeltoestellen:                                             4 meter;

-   openbare nutsvoorzieningen:                                     3,5 meter;

-   lichtmasten en overige masten:                        8 meter;

-   overige bouwwerken geen gebouw zijnde:                   2 meter;

-   tribunes                                                       5 meter.

11.3      Ontheffing van de bouwregels

11.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.2, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 16 meter.

 

11.3.2   De in lid 11.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.


Artikel 12

Verkeer

12.1      Bestemmingsomschrijving

12.1.1   De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: uitsluitend een garagebox.

 

12.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

12.2      Bouwregels

           De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m˛;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                    5 meter;

-          speeltoestellen:                                             4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                     3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                        8 meter;

-          overige bouwwerken geen gebouw zijnde:                   2 meter.

12.3      Ontheffingen van de bouwregels

12.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.2, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

12.3.2   De in lid 12.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 


Artikel 13

Wonen

13.1      Bestemmingsomschrijving

13.1.1   De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de huisvesting van personen;

 

b.      tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

13.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

13.2      Bouwregels

13.2.1   Hoofdgebouwen

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

b.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘aaneengebouwd’: mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen, minimaal twee aaneen, worden gebouwd;

 

c.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘twee-aaneen’: mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

d.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘vrijstaand’: mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

e.      ter plaatse van de bouwvlakken met de specifieke bouwaanduiding ‘lint’: mogen uitsluitend maximaal twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

f.       de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen en zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

 

 

g.      de breedte van een hoofdgebouw – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd in lid 13.1.2 sub b en c niet meegerekend – zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de aanduiding:

 

‘vrijstaand’                  6 meter;

‘twee aaneen’     5 meter;

‘lint’                  5 meter;

‘aaneengebouwd’ 5 meter.

h.      de afstand tussen de hoofdgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de aanduiding:

 

‘vrijstaand’                  3 meter;

‘twee aaneen’     3 meter (aan een zijde);

‘lint’                  0,5 meter (aan een zijde);

‘aaneengebouwd’ niet van toepassing.

i.        de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

j.       bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30°;

k.      de achtergevel mag maximaal op de helft van de afstand tussen de voorgevel van de hoofdgebouwen en de achtergrens van het bouwperceel zijn gelegen met een maximum afstand van 15 meter.

l.       

 

13.2.2   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

a.      de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de bebouwde oppervlakte van het achtererf maximaal 50% mag bedragen met een maximum van 40 m˛;

 

  

c.      in afwijking van het bepaalde onder sub a mag voor achtererven groter dan 80 m˛ dit maximum worden verhoogd met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 m˛;

 

d.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter zal bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°;

 

e.      de afstand tussen aan- en uitbouwen en bijgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken de (specifieke bouw)aanduiding:

 

‘vrijstaand’                  2 meter;

‘twee aaneen’     niet van toepassing;

‘aaneengebouwd’ niet van toepassing;

‘lint’                  niet van toepassing.

f.       aan- en uitbouwen en bijgebouwen minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn mogen worden gebouwd.

13.2.3   Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het onder sub a bepaalde bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt binnen 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn maximaal 1 meter.

13.3      Ontheffing van de bouwregels

13.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 13.2.1, sub f voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van de woning wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd;

 

b.      lid 13.2.1, sub h voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;

 

c.      lid 13.2.1, sub i mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

d.      lid 13.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

            

13.3.2   De in lid 13.3.1, sub a tot en met d genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-         de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

13.3.3   Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.3.1, sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

13.4      Ontheffing van de gebruiksregels

13.4.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.1:

 

voor de uitoefening van detailhandel, beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

 

Dit betekent onder meer dat:

-          de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

-          het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 m˛ ten behoeve van detailhandel, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

-          geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

-          het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;

-          het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

-          geen activiteiten mogen plaatsvinden, die in de regel worden uitgeoefend in een winkelcentrum of een bedrijventerrein;

-          geen reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn.

 

13.4.2   Het college is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.1 voor het gebruik van een bijgebouw voor levensloopbestendig wonen, met inachtneming van de volgende regels:

a.                  de oppervlakte mag niet meer dan 40 m˛ bedragen;

b.                  op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.                  per bouwperceel is ten hoogste één bijgebouw voor levensloopbestendig wonen toegestaan;

d.                  de oppervlakte- en hoogtematen van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan in lid 13.2.2 is bepaald;

e.                  de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor levensloopbestendig wonen wordt gerealiseerd;

f.                   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

13.4.3   Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.4.1 en 13.4.2 is het bepaalde in artikel 18.2 van toepassing.

13.5      Wijzigingsbevoegdheid

13.5.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de op de kaart aangegeven aanduidingen bij de bestemming ‘Wonen’ te wijzigen naar de aanduiding ‘vrijstaand’, ‘twee aaneen’, ‘lint’ en ‘aaneengebouwd’ met dien verstande dat:

-          dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

-          de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

-          de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

-          er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

-          voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wgh.

 

13.5.2   Bij het wijzigen als bedoeld in lid 13.5.1 is het bepaalde in artikel 18.1 van toepassing.

 


Hoofdstuk 3

Algemene regels

Artikel 14

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


Artikel 15

Algemene bouwregels

15.1    Plaatsbepaling en dakhelling bouwwerken

15.1.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

15.1.2   De in lid 15.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

15.2    Bestaande afstanden en andere maten

15.2.1   Indien afstanden op de datum van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden al maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.

 

15.2.2   In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

 

 

 

 

 


Artikel 16

Algemene ontheffingsregels

16.1      Ontheffingsbevoegdheid

 

16.1.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:

 

a.      het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m˛ en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

 

b.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:

-          erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

-          ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m˛ en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

 

c.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bebouwingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar;

 

d.      het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

 

16.1.2   Ontheffing wordt uitsluitend verleend indien:

 

a.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

 

c.      dit niet leidt tot wijziging van de op de kaart aangegeven bestemming.

 

16.1.3   Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 16.1 is artikel 18.2 van toepassing.

 


Artikel 17

Algemene wijzigingsregels

17.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de kaart te wijzigen voor:

 

a.      het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m˛ en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

 

b.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:

-          erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

-          ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m˛ en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

 

c.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

 

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.

17.2      Procedureregel

Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 17.1 is artikel 18.1 van toepassing.


Artikel 18

Algemene procedureregels

18.1      Procedure wijzigingsbevoegdheid

18.1.1   Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

18.2      Procedure ontheffingsbevoegdheid

18.2.1   Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen daar waar dit nader is bepaald de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

 

a.      het verzoek tot ontheffing of wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage;

 

b.      het college maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente worden verspreid bekend;

 

c.      de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.

 

18.2.2   Gedurende de onder 18.2.1, sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen naar voren brengen tegen het voornemen om medewerking te verlenen.

 

 


Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 19

Overgangsrecht

19.1      Overgangsrecht gebruik:

a.      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

 

b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

 

c.      Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

 

d.      Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

19.2      Overgangsrecht bouwwerken:

a.      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b.      Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;

 

c.      Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;

19.3      Ontheffing

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik (lid 1 en lid 2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.


Artikel 20

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Kern Lewedorp 2009’.