In deze regels wordt verstaan onder:
1.
plan: het bestemmingsplan “Kern Ovezande, 2e herziening
2.
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0654.BPOZ2HZ2010-0003 met de bijbehorende
regels;
3.
kaart: de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0654.BPOZ2HZ2010-0003;
4.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
5.
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft;
6.
aaneengebouwd: blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
7.
aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in
architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar
indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve
van het hoofdgebouw;
8.
achtererf: gedeelte van het erf dat gelegen
is achter de achtergevelrooilijn;
9.
achtergevel: de meest van de wegzijde
afgekeerde gevel van een gebouw;
10. achtergevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van
een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
11. achtergevelrooilijn: denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de
afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het
bouwperceel met een maximum van
12. afgewerkt bouwterrein: de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringt;
13. Awb: de Algemene wet
bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
14. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde,;
15. bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of
een daarbij behorende aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig
verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid. Dit
bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid is, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning,
gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk;
16. beroepsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van)
een woning en/of een daarbij behorend(e) aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor een
beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch
of hiermee gelijk te stellen gebied;
17. bestaand: aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
18. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
19. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
20. bijgebouw: een aan het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand
gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, functie,
constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
21. bouwen: het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
22. bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
23. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
24. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
25. bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel;
26. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
27. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal
die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
28. café: een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken
voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken
van kleine etenswaren;
29. cafetaria/snackbar/afhaalservice: een horecabedrijf dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine
etenswaren, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken;
30. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen
die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
31. dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij de
baliefunctie een essentieel onderdeel vormt;
32. discotheek/bar/dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken
van drank voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend
mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dans een wezenlijk onderdeel
vormen;
33. drie-aaneen: blok van drie aaneengebouwde hoofdgebouwen;
34. erf: al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct
is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten
dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;
35. feestzaal:
een ruimte gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en
ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of
het exploiteren van zaalaccommodaties;
36. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
37. gemeentelijke kwaliteitscoördinator: een door burgemeester en
wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw
dan wel architectuur;
38. gevellijn: zie voorgevellijn;
39. groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan
wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een
andere bedrijfsactiviteit;
40. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie
of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan
te merken;
41. horecabedrijf:
een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en
al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of
etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van
zaalaccommodaties;
42. logies met ontbijt: het verhuren van één of meerdere kamers in een woning
en/of aangebouwd bijgebouw en het aanbieden van een ontbijt, waarbij de
woonfunctie in overwegende mate in stand blijft;
43. lunchroom: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken
van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet alcoholische
dranken;
44. maatvoeringsvlak: een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde
maatvoering geldt;
45. maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte
detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen;
46. nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
47. patiowoning: hoofdgebouw waarbij de binnenplaats (patio) aan minimaal 3
zijden is omsloten door wanden;
48. pension: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies
voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden
en/of dranken aan logerende gasten;
49. peil:
50. restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken
van etenswaren voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het
verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
51. samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:
52. twee-aaneen: blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
53. voorerf: gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn;
54. voorgevel: de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;
55. voorgevellijn: denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak
langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
56. vrijstaand: een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander
gebouw;
57. weg: weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet
1994, zoals die luidde ten tijde inwerkingtreding van dit plan;
58. woning: een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;
59. Wro: de Wet
ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van
dit plan;
60. zijerf: gedeelte van het
erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de
voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;
61. zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel
is;
62. zijgevellijn:
(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de
voorste en achterste bouwperceelsgrens.
Bij
het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.
afstanden van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens
worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.
de afstand van een
gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen
punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;
3.
de bouwhoogte van een
bouwwerk: vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
4.
de breedte en diepte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het
hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende
gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen
van de kleinste en de grootste maat;
5.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak;
6.
de goothoogte van een
bouwwerk: vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
7.
de inhoud van een
bouwwerk: tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
8.
de oppervlakte van een
bouwwerk: tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
9.
het bebouwde oppervlak: van een bouwperceel, of een ander
terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen
gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
10. het bewoonbaar vloeroppervlak: binnen de afgewerkte omtrekwanden
(in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte
inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en
kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en
verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor “Gemengd-
a.
maatschappelijke
voorzieningen;
b.
ondergeschikte
detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de
maatschappelijke voorzieningen
c.
wonen,
zowel in combinatie met het bepaalde onder a t/m b dan wel zelfstandig;
d.
verhardingen,
parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste
van de bestemming.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming
a.
hoofdgebouwen;
b.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen;
c.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende regels:
a.
hoofdgebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
de
breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal
c.
de
goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
d.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 6o.
3.2.2 Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen
Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen
en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen
het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
de
bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een
maximum van
c.
in
afwijking van het bepaalde onder sub a mag voor achtererven groter dan
d.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal
maximaal
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd, met dien verstande dat:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 3.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede binnen
3.3 Ontheffing van de
bouwregels
3.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
3.2.1, sub c mits deze maat met maximaal
b.
lid
3.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
3.3.2 De in lid 3.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden
3.3.3
Bij
het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1 is het bepaalde in artikel
14 van toepassing.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming
De voor “Gemengd-
a.
maatschappelijke
voorzieningen;
b.
wonen,
zowel in combinatie met het bepaalde onder a dan wel zelfstandig;
c.
verhardingen,
groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming
a.
hoofdgebouwen;
b.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen;
c.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende regels:
a.
hoofdgebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
de
breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal
c.
de
goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
d.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30o.
4.2.2 Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen
Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen
en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen
het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
de
bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een maximum
van
c.
in
afwijking van het bepaalde onder sub a mag voor achtererven groter dan
d.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal
maximaal
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd, met dien verstande dat:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 4.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede binnen
4.3 Ontheffing van de
bouwregels
4.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
4.2.1, sub c mits deze maat met maximaal
b.
lid
4.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
4.3.2 De in lid 4.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden
4.3.3
Bij
het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1 is het bepaalde in artikel
14 van toepassing.
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
plantsoen,
bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, parkeervoorzieningen,
speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut en andere tot de bestemming
behorende groen- en recreatieve voorzieningen.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming
a.
de
oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal
b.
de
bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
c.
de
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met
inachtneming
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
antennes:
-
speeltoestellen:
-
openbare
nutsvoorzieningen:
-
lichtmasten
en overige masten:
-
ballenvangers:
-
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
5.3 Ontheffing van de
bouwregels
5.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
5.2.2, sub a tot een hoogte van maximaal
5.3.2 De in lid 5.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden
5.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.3.1 is het
bepaalde in artikel 14 van toepassing.
6.1 Bestemmingsplanomschrijving
6.1.1 Bestemming
De voor “Maatschappelijk”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening;
b.
ondergeschikte
detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de
maatschappelijke voorzieningen;
c.
ter
plaatse van de aanduiding “feestzaal”: een feestzaal met activiteiten voor
zover deze voorkomen in categorie 2a van de bij deze
regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
d.
ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”: tevens een
speelvoorziening;
e.
verhardingen,
parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste
6.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
gebouwen
worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn,
daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven.
c.
de
goot- en bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven
maat;
d.
de
afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
antennes:
-
speeltoestellen:
-
openbare
nutsvoorzieningen:
-
lichtmasten
en overige masten:
-
ballenvangers:
-
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
6.3 Ontheffing van de
bouwregels
6.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
6.2.1, sub c mits deze maat met maximaal
b.
lid
6.2.1, sub d voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;
c.
lid
6.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
6.3.2 De in lid 6.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden
6.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1, sub b
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke
kwaliteitscoördinator.
6.3.4 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 is het
bepaalde in artikel 14 van toepassing.
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming
De voor “Verkeer”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
straten,
voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen,
straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen,
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten
behoeve van het openbare nut.
7.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming
a.
de
oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal
b.
de
bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
c.
de
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met
inachtneming
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
antennes:
-
speeltoestellen:
-
openbare
nutsvoorzieningen:
-
lichtmasten
en overige masten:
-
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
7.3 Ontheffingen van de
bouwregels
7.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid 7.2.1, sub b, mits deze maat met maximaal
b. lid 7.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
7.3.2 De in lid 7.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden
7.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1 is het
bepaalde in artikel 14 van toepassing.
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming
De voor “Wonen”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de
huisvesting van personen;
b.
tuinen,
erven, paden, verhardingen,groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste
8.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming
a.
hoofdgebouwen;
b.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen;
c.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende regels:
a.
de
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak
worden opgericht;
b.
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “aaneengebouwd”:
mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen worden gebouwd;
c.
ter
plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding –drie-aaneen” mogen uitsluitend drie aaneengebouwde
hoofdgebouwen worden gebouwd;
d.
ter
plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding –patio”
mogen uitsluitend patio hoofdgebouwen worden gebouwd;
e.
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “twee-aaneen”: mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde
hoofdgebouwen worden gebouwd;
f.
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding
“vrijstaand”: mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
g.
hoofdgebouwen
worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn,
daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een
bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de
zijgevel hierin te worden gebouwd;
h.
in
afwijking van het bepaalde onder artikel 8.2.1, sub g, worden, ter plaatse van
de “specifieke bouwaanduiding-patio”, de
hoofdgebouwen met hun voorgevel en hun achtergevel in de op de kaart aangegeven
gevellijn gebouwd, daar
waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;
i.
de
breedte van een bouwperceel zal minimaal bedragen ter plaatse van de gronden
met de (specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd”
“drie-aaneen”
“patio”
“twee aaneen”
“vrijstaand”
j.
de
breedte van een hoofdgebouw – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd
in lid 8.1.2 sub b niet meegerekend – zal minimaal bedragen binnen de
bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd”
“drie-aaneen”
“patio”
“twee aaneen”
“vrijstaand”
k.
de
afstand tussen de hoofdgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal
minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd” niet
van toepassing;
“drie-aaneen” niet van
toepassing;
“patio” niet
van toepassing;
“twee aaneen”
“vrijstaand”
l.
de
goot- en bouwhoogte
m.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
n.
de
achtergevel mag, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-patio”, de achtergevelrooilijn niet
overschrijden;
o.
het
aantal parkeerplaatsen bedraagt 2 parkeerplaatsen per hoofdgebouw ter plaatse
van de gronden met de aanduiding “twee aaneen”, “aaneengebouwd”, “specifieke bouwaanduiding-drie-aaneen” en “specifieke bouwaanduiding-patio”.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen
worden gebouwd met inachtneming
a.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen
het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
de
bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een
maximum van
c.
in
afwijking van het bepaalde in lid 8.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan
d.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag
maximaal
e.
de
afstand tussen aan- en uitbouwen en bijgebouwen en de
zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken de
(specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd” niet
van toepassing;
“drie-aaneen” niet van
toepassing;
“patio” niet
van toepassing;
“twee aaneen”
“vrijstaand”
f.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen minimaal
g.
in
afwijking van het bepaalde in lid 8.2.2, lid e mogen vrijstaande bijgebouwen op
de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd mits de vrijstaande bijgebouwen
minimaal
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd met inachtneming
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het onder lid 8.2.3, sub a bepaalde bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede binnen
8.3 Ontheffing van de
bouwregels
8.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
8.2.1, sub g voor het oprichten van een deel
b.
lid
8.2.1, sub k voor een kortere afstand tot minimaal
c.
lid
8.2.1, sub l mits deze maat met maximaal
d.
lid
8.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
8.3.2 De in lid 8.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden
8.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.3.1, sub a
en b, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een
gemeentelijke kwaliteitscoördinator.
8.3.4 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.3.1 is het
bepaalde in artikel 14 van toepassing.
8.4 Specifieke
gebruiksregel
8.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
a.
het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de huisvesting van
personen;
b.
het
gebruik van de gronden voor winturbines.
8.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
8.5.1 Ontheffing m.b.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.1.1:
a.
voor
de uitoefening van detailhandel in, beroepsmatig en/of bedrijfsmatig gebruik
van een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen, met dien verstande
dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren
en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of
buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1.
de
woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2.
het
gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het
woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat
van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal
3.
geen
ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig
is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik
de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
4.
het
gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning
is;
5.
er
geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een
nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot
een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
8.5.2 Ontheffing m.b.t. logies met ontbijt
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.1.1 voor het gebruik van een
woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen voor een logies met ontbijt,
met inachtneming van de volgende regels:
a.
het
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en
mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1.
de
woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2.
het
gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het
woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat
van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal
3.
geen
ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig
is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het
gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal
aantasten;
4.
het
gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning
is;
5.
er
geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een
nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot
een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
8.5.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.5.1 en lid
8.5.2 is het bepaalde in artikel 14 van toepassing.
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
10.1 Plaatsbepaling en
vormgeving bouwwerken
10.1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de
regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere
eisen te stellen ten aanzien van:
a.
de
plaatsing van hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen
en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van
elkaar;
b.
de
dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
c.
de
plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2 De in lid 10.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden
gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of
afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de
bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in
verband met calamiteiten.
10.2 Bestaande afstanden en
andere maten
10.2.1 Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan
meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2
is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk
minimaal toelaatbaar worden aangenomen.
10.2.2 In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van
bestaande bouwwerken op de dag van de inwerkingtreding van dit plan meer of
minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is
voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal
respectievelijk minimaal worden aangehouden.
11.1 Verboden gebruik
11.1.1 Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
a.
Het
gebruiken of te doen of laten gebruiken van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en
gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond
gegeven bestemming.
11.2 Ontheffing
11.2.1 Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde
in lid 11.1.1:
a.
indien
strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest
doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
11.2.2 Bij het verlenen van
ontheffing als bedoeld in lid 11.2.1, sub a is het bepaalde in artikel 14 van
toepassing.
12.1 Ontheffingsbevoegdheid
12.1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen
a.
het
bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van
maximaal
b.
het
overschrijden
-
erkers,
balkons en bordessen tot maximaal
-
ingangspartijen
tot maximaal
c.
geringe
afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter
verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met
de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen
d.
het
oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van
12.1.2 Ontheffing wordt uitsluitend verleend indien:
a.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
b.
de
gebruiksmogelijkheden
c.
dit niet leidt tot wijziging
12.1.3 Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in
lid 12.1.2 is artikel 14 van toepassing.
13.1 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de regels te wijzigen voor:
a.
het
bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen
ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal
b.
het
overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte
van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
-
erkers,
balkons en bordessen tot maximaal
-
ingangspartijen
tot maximaal
c.
geringe
afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter
verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met
de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de
bestemmingsgrens met maximaal
Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van
grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.
14.1 Procedure
wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een
wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt
van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
14.2 Procedure
ontheffingsbevoegdheid
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende
procedureregels in acht te worden genomen:
a.
het
verzoek tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende 1 week ter
inzage;
b.
het
college maakt deze terinzagelegging tevoren in één of
meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen
die in de gemeente worden verspreid bekend;
c.
de
bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van
zienswijzen;
d.
gedurende
de in lid 14.2, sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college
schriftelijk zienswijzen naar voren brengen tegen het voornemen om medewerking
te verlenen.
15.1 Overgangsrecht
bouwwerken:
a.
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens
een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard
en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b.
na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester
en wethouders kunnen éénmalig ontheffing verlenen van
lid 15.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld
in het lid 15.1, sub a met maximaal 10%;
c.
Lid
15.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik:
a.
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet;
b.
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2,
sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind;
c.
Indien
het gebruik, bedoeld in lid 15.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d.
Lid
15.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds
in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat plan.
15.3 Ontheffing
Indien toepassing van het overeenkomstig lid
Artikel 16
Deze
regels worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan “Kern Ovezande, 2e
herziening