behorende bij het bestemmingsplan ‘IJsbaanterrein Zuid’ van de gemeente Nederlek.

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

Artikel 4 Verkeer

Artikel 5 Water

Artikel 6 Wonen

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Artikel 8 Algemene bouwregels

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Artikel 12 Algemene procedureregels

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 13 Overgangsrecht

Artikel 14 Slotregels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1      plan

het bestemmingsplan ‘IJsbaanterrein Zuid’ van de gemeente Nederlek;

1.2      bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0643.BP1411PW001-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3      functieaanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4      aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten zoals opgenomen in de Staat van aan huis gebonden beroepen (Bijlage 1 van de regels) en door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de feitelijke hoofdbewoner van de woning;

1.5      achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

1.6      afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of (aangebouwd) bijgebouw waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde huishouding is gehuisvest;

1.7      bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8      bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9      bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoenarbeiders;

1.10    bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11    bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12    bevoegdheden

a.    afwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit plan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening;

b.    bevoegdheid tot stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het plan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d, van de Wet ruimtelijke ordening;

c.    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek;

d.    uitwerkingsplicht: de verplichting volgens dit plan voor burgemeester en wethouders om het plan onder de daarvoor aangegeven voorwaarden uit te werken, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder b, van de Wet ruimtelijke ordening;

e.    wijzigingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het wijzigen van het plan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening; 

1.13    bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14    bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15    bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.16    bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17    bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.18    consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en anders daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.19    dakkapel

een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak;

1.20    detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;

1.21    erotisch getint bedrijf

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen: een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.22    gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23    geluidsgevoelig object

woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.24    hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.25    horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van  logies;

1.26    maaiveld

de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw, bouwwerk en/of bouwlocatie omgeeft;

1.27    ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.28    overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.29    peil

voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. Voor dijkwoningen geldt de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van de hoofdtoegang;

1.30    prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen prostitutiebedrijf en raamprostitutie;

1.31    voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair;

1.32    wonen

het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter, zoals mantelzorg;

1.33    woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van één huishouden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1      de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.2      de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3      de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4      de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5      de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6      afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7      ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

 

Artikel 3

Groen

3.1         Bestemmingsomschrijving

3.1.1     Bestemming

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    groenvoorzieningen;

b.    bermen en beplanting;

c.    voet- en fietspaden;

d.    voorzieningen van algemeen nut;

e.    kunstwerken;

f.     (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

3.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

a.    gebouwen;

b.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2         Bouwregels

3.2.1     Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

b.    de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;

c.    de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m˛.

 

3.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;

b.    overkappingen zijn niet toegestaan;

c.    de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

3.3         Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.    opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.    het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4

Verkeer

4.1         Bestemmingsomschrijving

4.1.1     Bestemming

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

b.    voet- en rijwielpaden;

c.    parkeervoorzieningen;

d.    groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

e.    straatmeubilair;

f.     voorzieningen van algemeen nut;

g.    kunstwerken;

h.    (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

i.      oeververbindingen (bruggen).

 

4.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

a.    gebouwen;

b.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2         Bouwregels

4.2.1     Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

b.    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;

c.    de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m˛.

 

4.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 8 meter;

b.    overkappingen zijn niet toegestaan;

c.    de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.

4.3         Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.    het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.    het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Artikel 5

Water

5.1         Bestemmingsomschrijving

5.1.1     Bestemming

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

b.    de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;

c.    het behoud en herstel van natuurwaarden;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘groen’: tevens voor groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

e.    infiltratievoorzieningen;

f.     kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals bruggen en duikers.

 

5.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

a.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2         Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

b.    de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.

5.3         Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.    het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.    het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Artikel 6

Wonen

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1     Bestemming

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    het wonen;

b.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen;

c.    het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen;

d.    een bed & breakfast, ondergeschikt aan het wonen.

 

6.1.2     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

a.    hoofdgebouwen;

b.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

c.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2         Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels:

a.    het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    aan- en uitbouwen mogen in het bouwvlak worden geplaatst en dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal woonheden’: zijn maximaal 10 grondgebonden woningen toegestaan;

d.    de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de op de verbeelding aangegeven maat;

e.    ondergeschikte aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

1.    de breedte van een aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen aan de zijkant van een hoofdgebouw ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt waarbij geldt:

 

 Breedte aanbouw, uitbouw of vrijstaand

 (bij)gebouw:

 Minimale afstand achter (verlengde van)  

 voorgevel:

 kleiner of gelijk aan 2,50 meter 

 groter dan 2,50 meter 

 1 meter 

 2meter 

 

 

 

 

 

 

 

2.    de diepte van aan- en uitbouwen achter het hoofdgebouw ten hoogste 4 meter bedraagt;

3.    in afwijking van het hiervoor bepaalde bij vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen waarvan het achtererf ten minste 10 m diep is, de diepte van aan- en uitbouwen achter het hoofdgebouw ten hoogste de helft van de diepte van het hoofdgebouw bedraagt;

4.    de gezamenlijke diepte van een aan- of uitbouw aan de zijkant en aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste de diepte van het hoofdgebouw bedraagt;

f.     de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum zoals opgenomen in de volgende tabel:

 

 Grootte van het perceel:

 Maximale toegestane oppervlakte van   

 aanbouw, uitbouw of bijgebouw:

  0 m˛ en ≤ 400 m˛

  400 m˛ en ≤ 600 m˛

  600 m˛ en groter 

 60 m˛

 80 m˛

 120 m˛

 

 

 

 

 

 

 

g.    de goot- en bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

 

 Bouwwerk:

 Goothoogte:

 Bouwhoogte:

  aan- en uitbouw

  bijgebouw

  erfafscheiding voor (verlengde van) voorgevel

  erfafscheiding elders

  bouwwerken geen gebouwen zijnde

 4 meter

 3 meter

 –

 –

 –

 4 meter

 5 meter

 1 meter

 2 meter

 3 meter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

h.     de parkeernorm bedraagt minimaal 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein.

 6.3        Specifieke gebruiksregels

6.3.1     Aan huis gebonden beroep

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep, zoals bedoeld in onderdeel 6.1 onder c, toegestaan mits  deze uitoefening uitsluitend betreft de activiteiten als gegeven in Bijlage 1 van deze regels en mits verder aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.    de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.    het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;

c.    het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.    geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

e.    het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;

f.     er geen vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer en er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.

 

6.3.2     Bed & breakfast

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van bed & breakfast, zoals bedoeld in onderdeel 6.1 onder d, toegestaan mits voor dit gebruik maar één kamer van de woning en maximaal twee bedden per kamer worden beschikbaar gesteld en mits verder wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.    de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.    het gebruik leidt niet tot belemmeringen voor de omliggende functies;

c.    het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.    de uitoefening van bed & breakfast gebeurt uitsluitend door de bewoner(s) van de woning waarin die voorziening is ondergebracht;

e.    de bed & breakfast beschikt over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen (douche/bad, wc en keuken/keukenblok).

 

 

6.3.3     Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.    het bewonen van vrijstaande bijgebouwen;

b.    permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;

c.    consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;

d.    kamerbewoning;

e.    erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

f.     detailhandel, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte functieaanduiding;

g.    horeca, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte functieaanduiding;

h.    opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

i.      het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. 

6.4         Afwijken van de gebruiksregels

6.4.1     Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3.4 om het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) toe te staan, met dien verstande dat:

a.    een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

b.    op het perceel al een woning aanwezig is;

c.    per woning kan worden afgeweken ten behoeve van inwoning voor mantelzorg;

d.    inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is. Hiervoor is tevens een indicatie van de arts noodzakelijk;

e.    maximaal 75 m˛ van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

 

 Artikel 7

Anti-dubbeltelregel

7.1         Anti-dubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Artikel 8

Algemene bouwregels

8.1         Algemene bepaling voor ondergronds bouwen

8.1.1     Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

8.1.2     Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

a.    de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter onder peil;

b.    ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van rioolwaterbuffers en grafkelders die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;

c.    zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtneming van het gestelde onder b. en c.;

d.    in aanvulling op het bepaalde onder a. en b. wordt maximaal 1 niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:

1.    het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelgrens;

2.    het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als bedoeld in 6.2 in acht wordt genomen;

3.    het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;

e.    bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande bebouwing bevinden.

 

8.1.3     Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,60 meter onder peil en onder de voorwaarde dat:

a.    de waterhuishouding niet wordt verstoord;

b.    de waterwinningen en de grondwaterbescherming niet wordt verstoord;

c.    geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

8.2         Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

8.3         Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

8.3.1     Maximale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

8.3.2     Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

8.3.3     Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in onderdelen 8.3.1 en 8.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Artikel 9

Algemene aanduidingsregels

9.1         Gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie’

9.1.1     Omschrijving van de gebiedsaanduiding

De gronden met de gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie’ zijn gronden voor de bescherming van geluidgevoelige objecten tegen hoge geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai.

 

9.1.2     Bouwregels

Op de gronden bedoeld in 9.1.1 mogen geen geluidgevoelige objecten worden gebouwd.

 

9.1.3     Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 9.1.2 voor het toestaan van nieuwe geluidgevoelige objecten, met dien verstande dat:

a.    middels onderzoek is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan geluidbelasting op de gevel;

b.    de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurs-grenswaarde;

c.    door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is verleend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10

Algemene afwijkingsregels

10.1      Afwijken van de regels voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan voor:

a.    het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;

b.    het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn, welke om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals: duikers en keermuren met een bouwhoogte van maximaal 6 meter;

c.    geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van de bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen bedragen;

d.    afwijkingen van het plan teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of de situering blijkt, dat aanpassing van het plan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het plan niet wordt aangetast;

e.    overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen;

f.     het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.

10.2      Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Bij omgevingsvergunning mag van de regels van het plan worden afgeweken in de gevallen als genoemd in onderdeel 30.1 mits hiermee geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit plan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Artikel 11

Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a.    overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

b.    het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Artikel 12

Algemene procedureregels

12.1      Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die gebaseerd is op dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

12.2      Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

12.3      Uitwerkingsplicht

Bij het voldoen aan de uitwerkingsplicht, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

12.4      Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden naar analogie de wettelijke regels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast, behoudens dat:

a.    een ieder een zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren kan brengen, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht;

b.    de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen, als bedoeld in Afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht, zes weken bedraagt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13

Overgangsrecht

13.1      Overgangsrecht bouwwerken

13.1.1   Geoorloofd afwijkend bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

13.1.2   Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan

Onderdeel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

13.2      Afwijken van het overgangsrecht bouwen

13.2.1   Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van inhoud bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onderdeel 13.1.1 met maximaal 10 %.

13.3      Overgangsrecht gebruik

13.3.1   Geoorloofd afwijkend gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

13.3.2   Verbod

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld onder 13.3.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

 

13.3.3   Onderbreking van afwijkend gebruik

Indien het gebruik, bedoeld onder 13.3.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

13.3.4   Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan

Onderdeel 13.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 14

Slotregels

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘IJsbaanterrein Zuid’.