In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het bestemmingsplan Dorpeldijk 1, Harmelen met
identificatienummer NL.IMRO.0632.bpDorpeldijk1-bVA1 van de gemeente Woerden;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de
bijbehorende regels;
1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
1.5
agrarische bedrijvigheid:
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het
bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het
houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderij, vissen, wormen,
paarden en pony's, nader te onderscheiden in:
a. akker- en
tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw,
fruitteelt en kwekerijen;
b. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
c. grondgebonden
veehouderij: het houden van melk- en ander vee, met uitzondering van paarden en
pony's, (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van
ruwvoedergewassen;
d. kwekerij:
het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen
of tuinbouwzaden in de open grond, niet zijnde een tuincentrum;
1.6
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7
archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband
met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van
menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijd;
1.8
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde;
1.9
'bed and breakfast'-appartement:
een deel van bebouwing, bedoeld voor recreatief
nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die
zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben en niet langer dan 4 weken
per jaar aaneengesloten verblijft; onder recreatief nachtverblijf in 'bed and
breakfast'-appartementen is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning
door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.10
bedrijfsmatige exploitatie:
het beheren en/of exploiteren van alle
recreatieverblijven binnen één bouwvlak of bestemmingsvlak, waarbij voor
recreatief nachtverblijf geldt dat daar wisselende recreatieve
(nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden;
1.11
bestaande bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting, bouwhoogte,
inhoud, situatie, plaats, oppervlakte, aantal:
de bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting,
bouwhoogte, inhoud, situatie, plaats en oppervlakte en het aantal, zoals die of
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat of
waarvoor op dat tijdstip een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
1.12
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
1.14
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een
dak;
1.15
bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een
vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie of afmetingen
ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen woning. Een bijgebouw mag
via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de woning. Er is geen
zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand
bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer of badkamer);
1.16
boogkas:
een in hoofdzaak uit plastic of andere transparante
materialen bestaand bouwwerk of voorziening, ten behoeve van het kweken en
telen van gewassen;
1.17
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.23
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik,
verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen
horeca en geen internetverkoop begrepen;
1.24
eigendomsgrens:
is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar,
maar dit is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of
bestemmingsvlak ligt;
1.25
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of
fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van
de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel,
met uitzondering van paardenhouderijen;
1.27
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige
bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel
aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.28
horeca:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van drank- en
etenswaren, die ter plaatse genuttigd worden;
1.29
intensieve veehouderij:
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren,
met uitzondering van paarden en pony's, in gebouwen (nagenoeg) zonder
weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als
productiemiddel;
1.30
internetverkoop:
verkoop van artikelen via internet, waarbij op het
perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij
de artikelen (evt. per post) bij de klant worden thuisbezorgd;
1.31
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan
dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte
daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning
vereist is; een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten
dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf in de periode van 15 maart tot en met 31
oktober;
1.32
kelder:
ondergronds gebouw of bouwwerk tot een maximale
diepte van 3 meter;
1.33
ondergeschikte nevenactiviteit:
ondergeschikt bestanddeel, minder dan 50% van de
totale activiteiten van een bedrijf in omvang, arbeid en inkomen;
1.34
onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn
bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die
niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.35
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen
pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.36
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit
een kap met maximaal één wand;
1.37
paardenhouderij:
het fokken van veulens en de opfok van jonge
paarden/pony's met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à
3 jaar en/of het stallen van pensionpaarden/pony's, het trainen en africhten
van paarden/pony's en/of het handelen in paarden/pony's;
1.38
peil:
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk
aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in
geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;
1.39
permanente bewoning:
bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere
groep van personen, die één huishouden vormen, van een ruimte als
hoofdwoonverblijf, waarbij niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders
daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.40
recreatief nachtverblijf:
kortdurend verblijf door een persoon, gezin of
andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders
hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen
permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.41
seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor
publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee
vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde
inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf,
al of niet in combinatie met elkaar;
1.42
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of,
indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de
gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.43
voorkeurswaarde Wet geluidhinder:
de voorkeurswaarde is de geluidsbelasting die
altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming;
1.44
'vrij' beroep:
beroep of beroepsmatige dienstverlening op
administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;
1.45
zelfstandige wooneenheid/woonruimte:
een woonruimte met een eigen toegang die door een
persoon, gezin of andere groep van personen kan worden bewoond zonder
afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, als douche, toilet etc.,
buiten die woonruimte.
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot,
c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6
de oppervlakte van een overig bouwwerk:
de horizontale projectie van alle delen van het
bouwwerk binnen de omtreklijn.
Artikel 3
Agrarisch met waarden
De voor "Agrarisch met waarden"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische
bedrijvigheid in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
c. gebruik
als ondergeschikte nevenactiviteit van de agrarische bedrijfsvoering, voor de
navolgende activiteiten:
1. paardenhouderij;
3. erftoegangswegen;
4. extensieve
openluchtrecreatie, voor zover de sub b bedoelde waarden niet onevenredig
worden aangetast, en
5. watergangen.
3.2
Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen:
a. geen
gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
1. bouwwerken
voor mestopslag en andere silo's;
2. overkappingen;
3. boogkassen;
4. bouwwerken
ten behoeve van de waterhuishouding, en
5. windmolens.
3.2.2. Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1, sub b geldt dat:
a. de
maximale bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
b. het
bepaalde in artikel 10 (Afstanden tot wegen).
3.3
Specifieke gebruiksregels
Per bouwperceel mag in afwijking van het bepaald
in lid 3.1 en lid 3.2.1 één paardenbak worden gerealiseerd met dien verstande
dat:
a. de
maximale oppervlakte per paardenbak 800 m² bedraagt;
b. de
paardenbak direct aansluitend aan het bestemmingsvlak met de bestemming
"Wonen" en zo mogelijk achter de achtergevellijn van de woning wordt
gerealiseerd;
c. de afstand
van de paardenbak tot de woning van derden minimaal 15 meter bedraagt;
d. er mogen geen
lichtmasten worden opgericht;
e. indien de
paardenbak tussen de woning en De Bijleveld wordt gerealiseerd, wordt aan de
zijde van De Bijleveld voorzien in afschermende zone met streekeigen beplanting.
3.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in lid 3.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. bebossen
of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en
telen van bomen, struiken en heesters, met uitzondering van laagstamfruitbomen,
streekeigen landschapselementen en afschermende streekeigen beplanting rondom
buitenopslag;
b. omzetten
van grasland voor de teelt van ruwvoedergewassen voor meer dan 30% per agrarisch
bedrijf, met uitzondering van herinzaai van gras.
c. watergangen
langs wegen te dempen, met uitzondering van de aanleg van een dam met duiker
voor de noodzakelijke ontsluiting van een perceel en mits de waterhuishouding
hierdoor niet belemmerd wordt, vanwege het behoud van het zicht op de
karakteristieke verkavelingstructuur.
Het in lid 3.4.1, vervatte verbod geldt niet voor
het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
a. werken en
werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b. werken en
werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of
mag worden begonnen op grond van een omgevingsvergunning, of is begonnen,
indien daarvoor geen omgevingsvergunning was vereist;
c. werken en
werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen,
met uitzondering van demping van watergangen langs wegen.
3.4.3. Toelaatbaarheid
werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld lid 3.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel
door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer
waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan
beoogt te beschermen:
a. niet
onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
b. de
mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
3.4.4. In
te winnen adviezen
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als
bedoeld in lid 3.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door
hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
Artikel 4
Wonen
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. wonen;
b. bij wonen
behorende voorzieningen, waaronder begrepen tuinen, erven, parkeervoorzieningen
en watergangen.
4.2
Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. per
bestemmingsvlak ten hoogste één woning en de daarbij behorende erfbebouwing
waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen;
b. bij een en
ander behorende andere bouwwerken.
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:
a. de
noordelijke woning en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluitend worden
gebouwd nadat alle voormalige bedrijfsbebouwing (kassen) is gesloopt;
b. de
zuidelijke woning en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluiten worden
gebouwen nadat de bestaande woning met bedrijfsgebouwen (schuren) is gesloopt,
met dien verstande dat door middel van een inrichtingsplan moet worden aangetoond
dat de woning en de bijbehorende bijgebouwen past in de omgeving;
c. de inhoud
van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
'maximum volume (m³)' is aangegeven;
d. de
goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4 meter;
e. de
dakhelling van een woning en van de bijgebouwen bij de woning mag niet minder
dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
f. de
nokrichting van bijgebouwen dient gelijk te zijn aan de nokrichting van de woning;
h. de
goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk
6 meter;
i. de
bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen
en van overige andere bouwwerken bouwwerken niet meer dan 12 meter;
j. de
afstand van gebouwen tot de naburige perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen.
k. voor het
bouwen van kelders geldt dat kelders:
1. mogen
gebouwd worden tot een maximale diepte van 3 meter binnen het bestemmingsvlak;
2. niet mee tellen
bij de oppervlakte of volume van gebouwen;
4. rechtstreeks
bereikbaar moeten zijn vanuit de woning of een bijgebouw;
5. bij
woningen en bijgebouwen in afwijking van het bepaalde onder 3, maximaal 100 m² buiten de projectie daarvan mogen liggen, mits 10% van de oppervlakte buiten de
projectie in oppervlakte waterberging wordt gecompenseerd.
4.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een
omgevingsvergunning te verlenen voor een groter bouwvolume dan is bepaald in
lid 4.2.2, sub a of voor een grotere oppervlakte dan is bepaald in lid 4.2.2, sub g, op voorwaarde dat:
a. elders in het
buitengebied van de gemeente Woerden per m³ extra inhoud respectievelijk per m²
extra oppervlak, 2 m² voormalige legale niet-cultuurhistorische agrarische opstallen
dan wel 10 m² kassen wordt gesloopt;
b. de te
slopen (voormalige) bedrijfsgebouwen na sloop niet herbouwd kunnen worden of
doordat ze al onder het overgangsrecht vallen.
4.4
Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van een woning en bijbehorende
bijgebouwen voor de uitoefening van een 'vrij' beroep of voor beroeps- en
bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan, mits:
a. de
gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het 'vrij' beroep
en/of van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt
dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de
daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt;
b. het in
geval van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan 'vrij' beroep, de volgende
beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft :
1. dierenartspraktijk;
2. 'bed and
breakfast'-appartementen buiten de woning, mits het gaat om bedrijfsmatige
exploitatie, aangesloten wordt bij een recreatie-organisatie, een nachtregister
wordt bijgehouden en naburige agrarische bedrijven daardoor niet extra belemmerd
worden;
3. educatie
en voorlichting;
4. medisch
verwante dienstverlening;
5. commerciële
dienstverlening;
6. ambachtelijke
landbouwproductverwerkende bedrijven, conform de positieve lijst;
7. overige
ambachtelijke bedrijven, conform de positieve lijst;
8. kinderopvang;
9. kantoor;
c. het geen
horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel in zelfgemaakte,
bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten en internetwinkels;
d. op de bij
de betreffende woning behorende gronden geen buiten-opslag van goederen ten
behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
e. de
hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur en parkeren op eigen terrein
geschiedt.
Artikel 5 Waarde
- Archeologie
De voor "Waarde - Archeologie"
aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
In het belang van de archeologische monumentenzorg
en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische
waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 5.2.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit
te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:
a. het
uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen
van gronden dieper dan 0,3 meter onder het peil, waaronder begrepen het
aanleggen van drainage, kabels , leidingen en riolering;
b. het graven
of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 meter
onder peil;
c. het
ophogen en egaliseren van gronden;
d. het
verlagen van het waterpeil;
e. het slopen
van bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde, dieper dan 0,3 meter onder
het peil;
f. het
verwijderen van funderingen dieper dan 0,3 meter;
g. het
aanbrengen en verwijderen van diepwortelende beplanting.
Het in sublid 5.2.1 gestelde verbod geldt niet
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
a. in het
kader van het normale beheer en onderhoud;
b. in het
kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 5.2.4;
c. in het
kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
d. waarmee op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of mag worden begonnen op
grond van een omgevingsvergunning, of is begonnen, indien daarvoor geen
omgevingsvergunning was vereist;
e. waarmee is
of mag worden begonnen vóór de inwerkingtreding van het plan.
5.2.3. Toelaatbaarheid
werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
als bedoeld in lid 5.2.1:
a. zijn
slechts toelaatbaar, indien vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een
rapport is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van het terrein
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
1. de
archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
2. er geen
archeologische waarden aanwezig zijn;
3. de
archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
b. kunnen in
het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende
verplichtingen worden verbonden:
1. de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in
de bodem kunnen worden behouden;
2. de
verplichting tot het doen van opgravingen; of
3. de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet
aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
In geval van een aanvraag van een
omgevingsvergunning, op en in gronden als bedoeld in lid 5.1, voor een bouwwerk met een oppervlakte van 100 m² of meer waarbij de bodemverstoring dieper reiken
dan 0,3 meter:
a. dient in
het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de
omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische
waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
b. kunnen in
het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende
verplichtingen worden verbonden:
1. de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in
de bodem kunnen worden behouden;
2. de
verplichting tot het doen van opgravingen; of
3. de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet
aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.5. Afwijking
ondergrens oppervlakte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een
omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 en lid 5.2.4, voor zover betreft de als ondergrens aangegeven oppervlakte van
100 m², tot een oppervlakte van 2.500 m² tenzij:
a. het
plangebied (gedeeltelijk) deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein
of archeologisch Rijksmonument
b. het
plangebied zich bevindt binnen 250 meter van de grens van een archeologisch
waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument
c. er
concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op
basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het plangebied zelf of binnen een
straal van 100 meter van de grens van het plangebied op de beleidskaart;
d. het
plangebied zich bevindt in een zone van 100 meter aan weerszijden van de verwachte
loop van de limesweg (zie beleidskaart)
e. het
plangebied zich (gedeeltelijk) bevindt in een historisch boerderijlint (zie
beleidskaart)
f. het
plan en de bodemingrepen een lineair element betreft, zoals bij voorbeeld sleuven
voor riolering of kabels & leidingen en te graven sloten/waterwegen.
(Lijnvormige bodemingrepen hebben vaak een beperkte oppervlak maar doorsnijden
wel een groot gebied en geven daardoor een uitgelezen mogelijkheid om
doorsneden door het landschap te onderzoeken,
waarbij vooraf advies wordt
ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het
gebied van de archeologische monumentenzorg.
5.3
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
betreffende de bestemming "Waarde - Archeologie", de regels van het
plan te wijzigen zodanig dat de bestemming naar ligging wordt verschoven of
naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan
wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van
archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen,
daartoe aanleiding geeft.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1
Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven
bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van
gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval ook:
a. het
gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
b. het
gebruik van onbebouwde gronden:
1. als stand-
of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen
voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij
dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de
gronden; als stand- of ligplaats van onderkomens;
2. als
opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of
niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband
houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
3. voor het
beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen
en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
4. voor
militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.
8.1
Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een
omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van deze regels:
a. ten
behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar
nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes,
uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, en voor de waterhuishouding,
zoals sluizen, duikers of gemalen waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m²
mag bedragen, waarbij de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 meter
mag bedragen en de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
b. indien en
voorzover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en
waterlopen, en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk
zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke
toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is
aangegeven niet meer dan 5 meter bedragen;
c. voor
afwijkingen van bepalingen ten aanzien van maten en percentages, mits die
afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten
en percentages, en mits aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor het toegestane
gebruik;
d. voor
afwijkingen van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen
niet meer dan 2 meter bedragen ten opzichte van hetgeen is aangegeven, of
wanneer door verandering van de eigendomssituatie aangetoond wordt dat een grotere
afwijking noodzakelijk is tot een maximum van 10 meter;
e. ten
behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 meter, indien
aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor de telecommunicatie, er minimaal
2 gebruikers zijn, de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt
geschaad en er geen naburige antennemast mede gebruikt kan worden;
f. voor
afwijkingen van bepalingen ten aanzien van de afstand tot de naburige eigendomgrens,
indien aangetoond wordt dat het naburige perceel geen onevenredige (schaduw)hinder
ondervindt van een bouwplan;
g. voor
afwijking van bepalingen ten aanzien van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet
geluidhinder met betrekking tot het verhogen van de geluidsbelasting tot de
toegestane hogere grenswaarde bij woningen, mits een hogere grenswaarde
procedure gevolgd wordt en de wegbeheerder daarmee instemt.
8.2
Afwijking tijdelijke extra zelfstandige woonruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een
omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het toegestaan aantal woningen
of wooneenheden binnen een aanduiding, voor het bouwen van binnen eenzelfde
aanduiding ten hoogste één zelfstandige woonruimte, in of aan een woning of in
de bestaande erfbebouwing tot maximaal 50 m² oppervlakte en op niet meer dan 20
meter afstand van de woning, indien daarvoor dringende sociaaleconomische
redenen, waaronder begrepen aantoonbare behoefte aan mantelzorg door middel van
bijvoorbeeld PGB-indicatie, doktersverklaring e.d., bestaan en vooraf vaststaat
dat het tijdelijke huisvesting betreft. Voor het bouwen gelden de volgende
bepalingen:
a. de
gezamenlijke inhoud van de betreffende woning en de bedoelde woonruimte mag
niet meer dan 600 m³ bedragen of niet meer dan 50 m² oppervlakte van de bestaande
erfbebouwing bedragen;
b. de
goothoogte en hoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan
die van de betreffende woning of van de bestaande erfbebouwing;
c. op geen
van de gevels van de bedoelde woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting
vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet
geluidhinder overschrijden;
d. de
verbouwing dient op een zodanige wijze te geschieden, dat de extra zelfstandige
woonruimte in of aan de betreffende woning of in de erfbebouwing, bij
beëindiging van de tijdelijke huisvesting, ongedaan moet worden gemaakt.
8.3
Kamperen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een
omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in de artikelen artikel 3 (Agrarisch met waarden) en artikel 4 (Wonen), ten behoeve van het:
a. binnen
bestemmingsvlak of direct aansluitend buiten het betreffende vlak tot een afstand
van 50 meter daarvan, gebruiken van gronden als standplaats voor ten hoogste 25
kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, tot deze
kampeermiddelen worden per geval maximaal 3 trekkershutten gerekend met elk een
oppervlakte van maximaal 25 m² een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte
van maximaal 5 meter;
b. uitsluitend
in bestaande bebouwing binnen het onder a bedoelde bestemmingsvlak bouwen van
de noodzakelijke sanitaire ruimte voor een kleinschalige camping, mits:
1. daardoor
de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig worden
aangetast;
2. de
omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering belemmerd
worden;
3. wordt
voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of
niet met behulp van streekeigen opgaande beplanting;
4. door
middel van een nachtregister wordt aangetoond dat er alleen sprake is van
kortdurend recreatief nachtverblijf (niet langer dan 4 weken per jaar
aaneengesloten verblijf) en
5. buiten de
onder a toegestane periode deze kampeermiddelen (tenten, caravans) niet
aanwezig zijn, dan wel niet gebruikt worden voor recreatief nachtverblijf
(trekkershutten).
9.1
Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmings-
en aanduidingsgrenzen zodanig te wijzigen dat de geldende oppervlakte van de
bij wijziging betrokken bestemmingsvlakken en aanduidingen met niet meer dan
10% wordt verkleind of vergroot indien en voor zover dringende redenen, die na
het ter inzage leggen van het plan te hunner kennis zijn gekomen, hiertoe
aanleiding geven en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling
van het in het plan begrepen gebied niet schaadt.
10.1
Afstand tot wegen
Onverminderd het overigens in deze regels met
betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen, op en in gronden die grenzen
aan Appellaan, binnen een afstand van 5 meter, loodrecht gemeten uit de as van
de weg, uitsluitend bouwwerken tot een hoogte van 1 meter worden gebouwd op een
minimale afstand van 1,5 meter van de rand van de rijbaan.
10.1.2. Afwijking
afstand tot wegen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies
te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de
aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning
te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.1.1, ten behoeve van het
bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg, tot een minimale afstand
van 0,5 meter tot de rand van de wegverharding.
11.1
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning
voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot;
1. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het
bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10%.
c. Het eerste
lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
11.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste
lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het
gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste
lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van
dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het
bestemmingsplan Dorpeldijk 1, Harmelen.