Regels

 


 

Inhoudsopgave

 

1.         Inleidende regels  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  6

2.         Bestemmingsregels  7

Artikel 3               Agrarisch met waarden  7

Artikel 4               Wonen  10

Artikel 5               Waarde - Archeologie  12

3.         Algemene regels  15

Artikel 6               Anti-dubbeltelbepaling  15

Artikel 7               Algemene gebruiksregels  16

Artikel 8               Algemene afwijkingsregels  17

Artikel 9               Algemene wijzigingsregels  19

Artikel 10             Overige regels  20

4.         Overgangs- en slotregels  21

Artikel 11             Overgangsrecht 21

Artikel 12             Slotregel 22

 

 

 

 


1.   Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1          plan:

het bestemmingsplan Dorpeldijk 1, Harmelen met identificatienummer NL.IMRO.0632.bpDorpeldijk1-bVA1 van de gemeente Woerden;

1.2          bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3          aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4          aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5          agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderij, vissen, wormen, paarden en pony's, nader te onderscheiden in:

a.   akker- en tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, fruitteelt en kwekerijen;
b.   fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
c.   grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee, met uitzondering van paarden en pony's, (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen;
d.   kwekerij: het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden in de open grond, niet zijnde een tuincentrum;

1.6          ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7          archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijd;

1.8          bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9          'bed and breakfast'-appartement:

een deel van bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben en niet langer dan 4 weken per jaar aaneengesloten verblijft; onder recreatief nachtverblijf in 'bed and breakfast'-appartementen is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.10        bedrijfsmatige exploitatie:

het beheren en/of exploiteren van alle recreatieverblijven binnen één bouwvlak of bestemmingsvlak, waarbij voor recreatief nachtverblijf geldt dat daar wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.11        bestaande bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting, bouwhoogte, inhoud, situatie, plaats, oppervlakte, aantal:

de bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting, bouwhoogte, inhoud, situatie, plaats en oppervlakte en het aantal, zoals die of dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat of waarvoor op dat tijdstip een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;

1.12        bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13        bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14        bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15        bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen woning. Een bijgebouw mag via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de woning. Er is geen zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer of badkamer);

1.16        boogkas:

een in hoofdzaak uit plastic of andere transparante materialen bestaand bouwwerk of voorziening, ten behoeve van het kweken en telen van gewassen;

1.17        bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18        bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19        bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20        bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21        bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22        bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23        detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen horeca en geen internetverkoop begrepen;

1.24        eigendomsgrens:

is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar, maar dit is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak ligt;

1.25        gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26        grondgebonden agrarisch bedrijf:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van paardenhouderijen;

1.27        hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28        horeca:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van drank- en etenswaren, die ter plaatse genuttigd worden;

1.29        intensieve veehouderij:

de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren, met uitzondering van paarden en pony's, in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

1.30        internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (evt. per post) bij de klant worden thuisbezorgd;

1.31        kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.32        kelder:

ondergronds gebouw of bouwwerk tot een maximale diepte van 3 meter;

1.33        ondergeschikte nevenactiviteit:

ondergeschikt bestanddeel, minder dan 50% van de totale activiteiten van een bedrijf in omvang, arbeid en inkomen;

1.34        onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.35        overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36        overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een kap met maximaal één wand;

1.37        paardenhouderij:

het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden/pony's met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à 3 jaar en/of het stallen van pensionpaarden/pony's, het trainen en africhten van paarden/pony's en/of het handelen in paarden/pony's;

1.38        peil:

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;

1.39        permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.40        recreatief nachtverblijf:

kortdurend verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.41        seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar;

1.42        voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.43        voorkeurswaarde Wet geluidhinder:

de voorkeurswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming;

1.44        'vrij' beroep:

beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;

1.45        zelfstandige wooneenheid/woonruimte:

een woonruimte met een eigen toegang die door een persoon, gezin of andere groep van personen kan worden bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, als douche, toilet etc., buiten die woonruimte.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1          de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2          de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3          de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4          de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5          de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6          de oppervlakte van een overig bouwwerk:

de horizontale projectie van alle delen van het bouwwerk binnen de omtreklijn.

 

 

 

2.        Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1          Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   agrarische bedrijvigheid in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
b.   instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschapswaarden, welke hier de openheid van het landschap en het karakteristiek verkavelingspatroon betreffen;
c.   gebruik als ondergeschikte nevenactiviteit van de agrarische bedrijfsvoering, voor de navolgende activiteiten:
1.   paardenhouderij;
2.   natuur- en landschapsbeheer;
3.   erftoegangswegen;
4.   extensieve openluchtrecreatie, voor zover de sub b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast, en
5.   watergangen.

 

3.2          Bouwregels

3.2.1.     Toegelaten bebouwing

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen:

a.   geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
b.   uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die passend en doelmatig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde:
1.   bouwwerken voor mestopslag en andere silo's;
2.   overkappingen;
3.   boogkassen;
4.   bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, en
5.   windmolens.

 

3.2.2.     Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1, sub b geldt dat:

a.   de maximale bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
b.   het bepaalde in artikel 10 (Afstanden tot wegen).

 

3.3          Specifieke gebruiksregels

Per bouwperceel mag in afwijking van het bepaald in lid 3.1 en lid 3.2.1 één paardenbak worden gerealiseerd met dien verstande dat:

a.   de maximale oppervlakte per paardenbak 800 m² bedraagt;
b.   de paardenbak direct aansluitend aan het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" en zo mogelijk achter de achtergevellijn van de woning wordt gerealiseerd;
c.   de afstand van de paardenbak tot de woning van derden minimaal 15 meter bedraagt;
d.   er mogen geen lichtmasten worden opgericht;
e.   indien de paardenbak tussen de woning en De Bijleveld wordt gerealiseerd, wordt aan de zijde van De Bijleveld voorzien in afschermende zone met streekeigen beplanting.

 

3.4          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1.     Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 3.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.   bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters, met uitzondering van laagstamfruitbomen, streekeigen landschapselementen en afschermende streekeigen beplanting rondom buitenopslag;
b.   omzetten van grasland voor de teelt van ruwvoedergewassen voor meer dan 30% per agrarisch bedrijf, met uitzondering van herinzaai van gras.
c.   watergangen langs wegen te dempen, met uitzondering van de aanleg van een dam met duiker voor de noodzakelijke ontsluiting van een perceel en mits de waterhuishouding hierdoor niet belemmerd wordt, vanwege het behoud van het zicht op de karakteristieke verkavelingstructuur.

 

3.4.2.     Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 3.4.1, vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.   werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.   werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of mag worden begonnen op grond van een omgevingsvergunning, of is begonnen, indien daarvoor geen omgevingsvergunning was vereist;
c.   werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen, met uitzondering van demping van watergangen langs wegen.

 

3.4.3.     Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld lid 3.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

a.   niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
b.   de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

3.4.4.     In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 3.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.

 

 

 

Artikel 4 Wonen

4.1          Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wonen;
b.   bij wonen behorende voorzieningen, waaronder begrepen tuinen, erven, parkeervoorzieningen en watergangen.

 

4.2          Bouwregels

4.2.1.     Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.   per bestemmingsvlak ten hoogste één woning en de daarbij behorende erfbebouwing waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen;
b.   bij een en ander behorende andere bouwwerken.

 

4.2.2.     Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

a.   de noordelijke woning en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd nadat alle voormalige bedrijfsbebouwing (kassen) is gesloopt;
b.   de zuidelijke woning en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluiten worden gebouwen nadat de bestaande woning met bedrijfsgebouwen (schuren) is gesloopt, met dien verstande dat door middel van een inrichtingsplan moet worden aangetoond dat de woning en de bijbehorende bijgebouwen past in de omgeving;
c.   de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m³)' is aangegeven;
d.   de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4 meter;
e.   de dakhelling van een woning en van de bijgebouwen bij de woning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
f.    de nokrichting van bijgebouwen dient gelijk te zijn aan de nokrichting van de woning;
g.   de gezamenlijke oppervlakte van bij een woning behorende erfbebouwing mag niet meer dan 50 m² bedragen;
h.   de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 6 meter;
i.    de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en van overige andere bouwwerken bouwwerken niet meer dan 12 meter;
j.    de afstand van gebouwen tot de naburige perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen.
k.   voor het bouwen van kelders geldt dat kelders:
1.   mogen gebouwd worden tot een maximale diepte van 3 meter binnen het bestemmingsvlak;
2.   niet mee tellen bij de oppervlakte of volume van gebouwen;
3.   in principe alleen onder gebouwen, uitgezonderd kassen, zijn toegestaan;
4.   rechtstreeks bereikbaar moeten zijn vanuit de woning of een bijgebouw;
5.   bij woningen en bijgebouwen in afwijking van het bepaalde onder 3, maximaal 100 m² buiten de projectie daarvan mogen liggen, mits 10% van de oppervlakte buiten de projectie in oppervlakte waterberging wordt gecompenseerd.

 

4.3          Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor een groter bouwvolume dan is bepaald in lid 4.2.2, sub a of voor een grotere oppervlakte dan is bepaald in lid 4.2.2, sub g, op voorwaarde dat:

a.   elders in het buitengebied van de gemeente Woerden per m³ extra inhoud respectievelijk per m² extra oppervlak, 2 m² voormalige legale niet-cultuurhistorische agrarische opstallen dan wel 10 m² kassen wordt gesloopt;
b.   de te slopen (voormalige) bedrijfsgebouwen na sloop niet herbouwd kunnen worden of doordat ze al onder het overgangsrecht vallen.

 

4.4          Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een 'vrij' beroep of voor beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan, mits:

a.   de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het 'vrij' beroep en/of van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt;
b.   het in geval van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan 'vrij' beroep, de volgende beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft :
1.   dierenartspraktijk;
2.   'bed and breakfast'-appartementen buiten de woning, mits het gaat om bedrijfsmatige exploitatie, aangesloten wordt bij een recreatie-organisatie, een nachtregister wordt bijgehouden en naburige agrarische bedrijven daardoor niet extra belemmerd worden;
3.   educatie en voorlichting;
4.   medisch verwante dienstverlening;
5.   commerciële dienstverlening;
6.   ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, conform de positieve lijst;
7.   overige ambachtelijke bedrijven, conform de positieve lijst;
8.   kinderopvang;
9.   kantoor;
c.   het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel in zelfgemaakte, bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten en internetwinkels;
d.   op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buiten-opslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
e.   de hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur en parkeren op eigen terrein geschiedt.

 

 

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1          Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

5.2          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.2.1.     Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 5.2.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

a.   het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden dieper dan 0,3 meter onder het peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, kabels , leidingen en riolering;
b.   het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 meter onder peil;
c.   het ophogen en egaliseren van gronden;
d.   het verlagen van het waterpeil;
e.   het slopen van bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde, dieper dan 0,3 meter onder het peil;
f.    het verwijderen van funderingen dieper dan 0,3 meter;
g.   het aanbrengen en verwijderen van diepwortelende beplanting.

 

5.2.2.     Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 5.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

a.   in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.   in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 5.2.4;
c.   in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
d.   waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of mag worden begonnen op grond van een omgevingsvergunning, of is begonnen, indien daarvoor geen omgevingsvergunning was vereist;
e.   waarmee is of mag worden begonnen vóór de inwerkingtreding van het plan.

 

5.2.3.     Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.2.1:

a.   zijn slechts toelaatbaar, indien vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
1.   de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
2.   er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
3.   de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
b.   kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2.   de verplichting tot het doen van opgravingen; of
3.   de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

5.2.4.     Eisen bij omgevingsvergunning

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning, op en in gronden als bedoeld in lid 5.1, voor een bouwwerk met een oppervlakte van 100 m² of meer waarbij de bodemverstoring dieper reiken dan 0,3 meter:

a.   dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
b.   kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2.   de verplichting tot het doen van opgravingen; of
3.   de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

5.2.5.     Afwijking ondergrens oppervlakte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 en lid 5.2.4, voor zover betreft de als ondergrens aangegeven oppervlakte van 100 m², tot een oppervlakte van 2.500 m² tenzij:

a.   het plangebied (gedeeltelijk) deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument
b.   het plangebied zich bevindt binnen 250 meter van de grens van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument
c.   er concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het plangebied zelf of binnen een straal van 100 meter van de grens van het plangebied op de beleidskaart;
d.   het plangebied zich bevindt in een zone van 100 meter aan weerszijden van de verwachte loop van de limesweg (zie beleidskaart)
e.   het plangebied zich (gedeeltelijk) bevindt in een historisch boerderijlint (zie beleidskaart)
f.    het plan en de bodemingrepen een lineair element betreft, zoals bij voorbeeld sleuven voor riolering of kabels & leidingen en te graven sloten/waterwegen. (Lijnvormige bodemingrepen hebben vaak een beperkte oppervlak maar doorsnijden wel een groot gebied en geven daardoor een uitgelezen mogelijkheid om doorsneden door het landschap te onderzoeken,
waarbij vooraf advies wordt ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

 

5.3          Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de bestemming "Waarde - Archeologie", de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

3.   Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1          Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval ook:

a.   het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
b.   het gebruik van onbebouwde gronden:
1.   als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; als stand- of ligplaats van onderkomens;
2.   als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
3.   voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
4.   voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.

 

 

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1          Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van deze regels:

a.   ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, en voor de waterhuishouding, zoals sluizen, duikers of gemalen waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen, waarbij de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 meter mag bedragen en de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
b.   indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 meter bedragen;
c.   voor afwijkingen van bepalingen ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, en mits aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor het toegestane gebruik;
d.   voor afwijkingen van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen niet meer dan 2 meter bedragen ten opzichte van hetgeen is aangegeven, of wanneer door verandering van de eigendomssituatie aangetoond wordt dat een grotere afwijking noodzakelijk is tot een maximum van 10 meter;
e.   ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 meter, indien aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor de telecommunicatie, er minimaal 2 gebruikers zijn, de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt geschaad en er geen naburige antennemast mede gebruikt kan worden;
f.    voor afwijkingen van bepalingen ten aanzien van de afstand tot de naburige eigendomgrens, indien aangetoond wordt dat het naburige perceel geen onevenredige (schaduw)hinder ondervindt van een bouwplan;
g.   voor afwijking van bepalingen ten aanzien van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder met betrekking tot het verhogen van de geluidsbelasting tot de toegestane hogere grenswaarde bij woningen, mits een hogere grenswaarde procedure gevolgd wordt en de wegbeheerder daarmee instemt.

 

8.2          Afwijking tijdelijke extra zelfstandige woonruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het toegestaan aantal woningen of wooneenheden binnen een aanduiding, voor het bouwen van binnen eenzelfde aanduiding ten hoogste één zelfstandige woonruimte, in of aan een woning of in de bestaande erfbebouwing tot maximaal 50 m² oppervlakte en op niet meer dan 20 meter afstand van de woning, indien daarvoor dringende sociaaleconomische redenen, waaronder begrepen aantoonbare behoefte aan mantelzorg door middel van bijvoorbeeld PGB-indicatie, doktersverklaring e.d., bestaan en vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a.   de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning en de bedoelde woonruimte mag niet meer dan 600 m³ bedragen of niet meer dan 50 m² oppervlakte van de bestaande erfbebouwing bedragen;
b.   de goothoogte en hoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning of van de bestaande erfbebouwing;
c.   op geen van de gevels van de bedoelde woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
d.   de verbouwing dient op een zodanige wijze te geschieden, dat de extra zelfstandige woonruimte in of aan de betreffende woning of in de erfbebouwing, bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting, ongedaan moet worden gemaakt.

 

8.3          Kamperen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in de artikelen artikel 3 (Agrarisch met waarden) en artikel 4 (Wonen), ten behoeve van het:

a.   binnen bestemmingsvlak of direct aansluitend buiten het betreffende vlak tot een afstand van 50 meter daarvan, gebruiken van gronden als standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, tot deze kampeermiddelen worden per geval maximaal 3 trekkershutten gerekend met elk een oppervlakte van maximaal 25 m² een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
b.   uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het onder a bedoelde bestemmingsvlak bouwen van de noodzakelijke sanitaire ruimte voor een kleinschalige camping, mits:
1.   daardoor de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig worden aangetast;
2.   de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
3.   wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van streekeigen opgaande beplanting;
4.   door middel van een nachtregister wordt aangetoond dat er alleen sprake is van kortdurend recreatief nachtverblijf (niet langer dan 4 weken per jaar aaneengesloten verblijf) en
5.   buiten de onder a toegestane periode deze kampeermiddelen (tenten, caravans) niet aanwezig zijn, dan wel niet gebruikt worden voor recreatief nachtverblijf (trekkershutten).

 

 

 

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1          Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmings- en aanduidingsgrenzen zodanig te wijzigen dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmingsvlakken en aanduidingen met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot indien en voor zover dringende redenen, die na het ter inzage leggen van het plan te hunner kennis zijn gekomen, hiertoe aanleiding geven en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt.

 

 

 

Artikel 10         Overige regels

10.1        Afstand tot wegen

10.1.1.   Afstand tot wegen

Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen, op en in gronden die grenzen aan Appellaan, binnen een afstand van 5 meter, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend bouwwerken tot een hoogte van 1 meter worden gebouwd op een minimale afstand van 1,5 meter van de rand van de rijbaan.

 

10.1.2.   Afwijking afstand tot wegen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.1.1, ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg, tot een minimale afstand van 0,5 meter tot de rand van de wegverharding.

 

 

 

4.   Overgangs- en slotregels

Artikel 11         Overgangsrecht

11.1        Overgangsrecht bouwwerken

a.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.   Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c.   Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2        Overgangsrecht gebruik

a.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.   Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.   Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 12         Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dorpeldijk 1, Harmelen.