Artikel 17

 

Wonen-1 (W-1)

 

 

 

 

 

lid 17.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

 

 

De voor “Wonen-1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         eengezinswoningen;

b.         werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat werkruimtes alleen in het hoofd-gebouw en aanbouwen zijn toegestaan, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en dat de vloer-oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden beroep maximaal 30% van de woning bedraagt tot een maximum van 40 ;

c.         aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

d.         garageboxen;

e.         water.

 

 

 

Ten dienste van de bestemming zijn tuinen, erven en andere bouwwerken toegestaan.

 

 

 

 

 

lid 17.2

 

Bouwregels

 

 

 

 

 

bouwvlak                                 1.

 

De eengezinswoningen mogen uitsluitend binnen de aan-gegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

 

 

 

 

goot- en bouwhoogte              2.

 

De woningen en delen van de woningen mogen geen grotere goot- en bouwhoogte hebben dan aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan tenzij op de verbeelding een maat is aangegeven.

 

 

 

 

 

                                      3.

 

Indien een woning meerdere goot- en bouwhoogten heeft, mogen bestaande lage bouwdelen, in afwijking van het bepaalde in lid 17.2, onder 2, worden verhoogd tot de goot- en/of bouwhoogte van het hoogste bouwdeel, mits het te verhogen bouwdeel niet grenst aan de openbare weg, de woning geen monument is en het architectonisch beeld van de woning niet wordt verstoord.

 

 

 

 

 

uitbreiding binnen het bouw-  4. vlak 

 

Indien het bouwvlak nog niet volledig is bebouwd mag uit-breiding van de woning binnen het bouwvlak plaatsvinden mits:

a.         achter de woning een erf met een diepte van tenminste 6,00 meter aanwezig blijft;

b.         de goot- en/of bouwhoogte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan de goot- en/of bouwhoogte van de bebouwing waar tegenaan gebouwd wordt;

c.         de bijgebouwen of zwembaden door het uitbreiden van de woning niet in strijd komen met het bestemmingsplan, dan wel de bestaande afwijking niet wordt vergroot.

 

 

 

 

 

nieuwbouwmogelijkheid        5.

 

 

Op het bouwperceel met de aanduiding “specifieke bouw-aanduiding-nieuwbouw” mag binnen de aangegeven begrenzing één woning worden gebouwd, tenzij op de verbeelding een ander aantal woningen is aangegeven.

 

 

 

 

 

 

 

De oppervlakte, goot- en bouwhoogte van een nieuwbouw-woning mag niet meer bedragen dan de maatvoering die op de verbeelding is aangegeven.

 

 

 

 

 

 

 

De afstand tot de zijdelingse terreinscheiding bedraagt ten-minste 6,00 meter

 

 

 

 

 

 

 

Met inachtneming van de ligging buiten beschermd gezicht geldt aanvullend voor de nieuwbouwmogelijkheden op de kavels Lentevreugd dat per woning één vrijstaand bijgebouw mag worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 20 m2. Een aangebouwd bijgebouw met deze maximale opper-vlakte is toegestaan mits de frontbreedte van de woning inclusief bijgebouw niet meer bedraagt dan 20,00 meter.

Voor deze bijgebouwen gelden goot- en bouwhoogten van maximaal 2,75 meter en 5,00 meter.

 

 

 

 

 

aan- en uitbouwen                  6. buiten het bouwvlak

 

Aan de achtergevel zijn aan- en uitbouwen buiten het bouw-vlak toegestaan mits:

 

 

 

a.         de achtergevelbouwgrens met niet meer dan 3,00 meter wordt overschreden en de aan- of uitbouw c.q. het aangebouwd bijgebouw niet hoger is dan de eerste bouwlaag;

b.         na uitbreiding van de woning een tuindiepte van ten minste 10,00 meter resteert;

c.         de uitbreiding is niet breder dan de oorspronkelijke achtergevel;

d.         de afstand ten opzichte van de achtergevel van een aanpandige woning op het naastgelegen perceel mag niet meer bedragen dan 3,00 meter indien de aanbouw op of op minder dan 2,00 meter afstand van de erf-scheiding wordt gerealiseerd;

e.         de afstand van de uitbreiding ten opzichte van de gevel waar deze tegenaan wordt geplaatst niet meer dan 3,00 meter bedraagt;

f.           door aan- en uitbouwen aan de woning de vrijstaande bijgebouwen of zwembaden niet in strijd komen met het bestemmingsplan;

g.         als gevolg van aan- en uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen geen sprake is van het vergroten van de strijdigheid, in die gevallen waarbij in de bestaande situatie al sprake is van een strijdigheid;

h.         het kappen van monumentale beplanting ten behoeve van de realisering van het bijgebouw geen vereiste kan en mag zijn.

 

 

 

 

 

                                      7.

 

De ingevolge lid 17.2, onder 6 toegestane oppervlakte aan aan- en uitbouwen mag aan een zijgevelbouwgrens worden gerealiseerd, mits:

a.         de afstand van de uitbreiding tot de voorgevel minimaal 5,00 meter bedraagt;

b.         de afstand tot de zijdelingse terreinscheiding minimaal 5,00 meter bedraagt;

c.         de afstand van de uitbreiding ten opzichte van de gevel waar deze tegenaan wordt geplaatst niet meer dan 3,00 meter bedraagt;

d.         de uitbreidingsmogelijkheid aan de achtergevel even-redig verminderd wordt.

e.         door aan- en uitbouwen aan die andere gevel dan de achtergevel van de woning de vrijstaande bijgebouwen of zwembaden niet in strijd komen met het bestemmings-plan.

 

 

 

 

 

aangebouwde bijgebouwen    8.

 

Aangebouwde bijgebouwen buiten het bouwvlak zijn toe-gestaan, mits deze voldoen aan het gestelde in de leden 17.2 onder 6 en 7.

 

 

 

 

 

vrijstaande bijgebouwen         9.

 

Bij een woning zijn maximaal twee vrijstaande bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

 

 

 

a.         de bijgebouwen op de erfscheiding of tenminste 1,00 meter van de erfscheiding moeten worden gebouwd;

b.         de bijgebouwen op een afstand van tenminste 3,00 meter van de bestemming water moeten worden ge-bouwd;

c.         de bijgebouwen moeten worden gebouwd achter de lijn die 2,00 meter achter de achtergevel en evenwijdig aan de achtergevelbouwgrens ligt;

d.         de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak per woning maximaal 40 mag bedragen, met dien verstande dat het erf, het deel van het erf met de bestemming tuin niet meegerekend, voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;

e.         indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 bedraagt, het gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak per woning maximaal 50 bedraagt;

f.           de goot- en bouwhoogte van een bijgebouw maximaal 2,75 meter respectievelijk 5,00 meter mogen bedragen;

g.         voor zover op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de maatvoering van bijgebouwen afweek van het in dit artikel bepaalde, de bestaande maatvoering als maximum geldt;

h.         kelders onder bijgebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat koekoeken en/of een inritconstructie die toegang biedt tot een kelder onder het bijgebouw niet zijn toegestaan;

i.            ten behoeve van de realisering van het bijgebouw geen monumentale beplanting, waarvoor geen kapvergun-ning zal worden verleend, behoeft te worden gekapt.

 

 

 

 

 

                                    10.

 

Indien de situering van vrijstaande bijgebouwen door de ligging van het hoofdgebouw feitelijk niet kan voldoen aan de afstandsmaat van 2,00 meter achter de achtergevel, als bedoeld in lid 17.2 onder 9, dan mag een bijgebouw naast de woning worden gerealiseerd mits:

 

 

 

a.      het bijgebouw tenminste 5,00 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;

b.      de afstand tussen het bijgebouw en de woning tenminste 2,00 meter bedraagt;

c.      de situering van het bijgebouw geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden op het bouwperceel en de directe omgeving;

d.      de situering van het bijgebouw geen afbreuk doet aan natuur- en landschapswaarden op het perceel.

 

 

 

 

 

garages                                 11.

 

Op de percelen met de aanduiding “garage” (ga) is een complex van garageboxen toegestaan waarbij de bestaande oppervlakte van de gezamenlijke garageboxen tevens de maximaal toegestane oppervlakte is en de bouwhoogte maxi-maal 3,00 meter mag bedragen.

 

 

 

 

 

andere bouwwerken           12.

 

De hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen.

 

 

 

 

 

                                    13.

 

Erfscheidingen, exclusief pilasters, dienen vanaf de grond een open constructie te hebben, met dien verstande dat tenminste 75% van de verticale projectie van de erfscheiding open moet zijn.

 

 

 

 

 

                                    14.

 

Voor zover van andere bouwwerken redelijkerwijs een opper-vlakte kan worden gemeten, bijv. overkappingen, mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedragen dan 12,5 m2.

 

 

 

 

 

                                    15.

 

Indien sprake is van een vrijstaande overkapping, die dus constructief geen deel uitmaakt van een woning, dient deze overkapping op tenminste 2,00 meter uit de woning te worden gebouwd.

 

 

 

 

 

                                    16.

 

Andere bouwwerken waarvan redelijkerwijs een oppervlakte kan worden gemeten dienen tenminste 3,00 meter achter de voorgevel van de woning gebouwd.

 

 

 

 

 

zwembaden                           17.

 

Onoverdekte zwembaden en de daarbij behorende andere bouwwerken zijn alleen toegestaan als de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 1000 bedraagt, mits:

 

 

 

a.         per woning niet meer dan één zwembad wordt aan-gelegd;

b.         de oppervlakte van het zwembad maximaal 65 bedraagt;

c.         de bouwhoogte van het zwembad maximaal 0,50 meter bedraagt;

d.         het zwembad is gesitueerd op een afstand van ten minste 2,00 meter achter de achtergevel van de woning of een in het verlengde daarvan te trekken lijn;

e.         de afstand van het zwembad tot een erfscheiding ten minste 5,00 meter bedraagt;

f.           door de aanleg van een zwembad geen aantasting plaatsvindt van natuur- en landschapswaarden, dit ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders.

 

 

 

 

 

steigers                                18.

 

Steigers zijn toegestaan waar het erf, niet zijnde het deel van het erf met de bestemming tuin, grenst aan het water, mits:

a.         de lengte ervan niet meer bedraagt dan 50% van de perceelsbreedte met een maximum van 10,00 meter;

b.         de oppervlakte van een steiger niet meer bedraagt dan 30 ;

c.         een steiger niet meer dan 1/6 van de breedte van het water over het water uitsteekt, met een maximum van 3,00 meter;

d.         de hoogte van een steiger mag maximaal 0,00 meter boven het NAP bedragen (waterpeil ligt circa 0,60 meter onder NAP);

e.         voldaan is aan de op dat moment geldende Keur en Beleidregels van het Hoogheemraadschap van Rijnland en voor de steiger een vergunning bij Rijnland is ge-vraagd.

 

 

 

 

 

beschoeiingen                       19.

 

De hoogte van oeverbeschoeiingen mag maximaal 0,00 meter boven NAP bedragen (waterpeil ligt circa 0,60 meter onder NAP).

 

 

 

 

 

prov. milieuverordening        20.

 

Indien binnen de bestemming Wonen-1 tevens sprake is van een “Milieuzone-Grondwaterbeschermingsgebied” of “Milieuzone-waterwingebied” zijn ingrepen in de bodem dieper dan 2,50 meter alleen toegestaan als deze zich ver-dragen met het gestelde in de provinciale milieuverordening

 

 

 

 

 

lid 17.3

 

Nadere eisen

 

 

 

 

 

1.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken in relatie tot:

 

 

 

a.         de instandhouding van c.q. het tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.         de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in artikel 22;

c.         de natuur- en landschapswaarden die in het geding zijn, zoals bedoeld in artikel 23, waarbij gedacht moet worden aan eisen gericht op behoud van bestaande acciden-tatie, waterstructuren, bos- en beplantingsstructuren in samenhang met de landschappelijke hoofdstructuur;

d.         de verkeersveiligheid: als gevolg van bebouwings-mogelijkheden mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan;

e.         De gebruiksmogelijkheden op naastgelegen bestem-mingen, met dien verstande dat andere bestemmingen niet in hun gebruik mogen worden beperkt.

 

 

 

 

 

2.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de volgende nadere eisen te verbinden aan de nieuwbouwmogelijkheid nabij Laan van Koot 20:

a.         er vindt een herinrichting plaats van de weides langs de Wittenburgerweg ten behoeve van natuurontwikkeling, al dan niet met agrarisch medegebruik in de vorm van een beperkte begrazing met vee;

b.         een verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied wordt bereikt door een versterking van de bos-rand rond de bestaande woonbebouwing langs de Laan van Koot tot en met Laan van Koot 18a (tot aan de boerderij);

c.         bij de herinrichting van het (kadastrale) bouwperceel waarop de vm. boerderij is gelegen, wordt uitgegaan van behoud en versterking van de cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke kwaliteiten, waarbij met name de instandhouding van de open structuur en inrichting van het erf centraal staat;

d.         voor het bouwperceel wordt een door burgemeester en wethouders goed te keuren inrichtings- en beheersplan opgesteld waarin is aangegeven hoe de landschap-pelijke en cultuurhistorische kwaliteiten en de natuur-waarden van het gebied worden versterkt en hoe de nieuwe woning landschappelijk is ingepast ten opzichte van de vm. boerderij.

 

 

 

 

 

lid 17.4

 

Ontheffing van de bouwregels

 

 

 

 

 

1.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2 onder 2 voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte tot maximaal 5,00 meter en 10,00 meter, mits:

 

 

 

a.      de verhoging geen afbreuk doet aan het samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

b.      de verhoging geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van het pand, het bouwperceel en de directe omgeving;

c.      het architectonisch beeld van de woning niet wordt ver-stoord.

 

 

 

 

2.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te ver-lenen van het bepaalde in lid 17.2 onder 1 voor het verschuiven van het bouwvlak met maximaal 5,00 meter, mits:

 

 

 

a.      de afstand tot de zijdelingse terreinscheiding niet wordt verkleind;

b.      de afstand tot de zijdelingse terreinscheiding niet minder bedraagt dan 10,00 meter (geldt voor de percelen waarbij de afstand tot de zijdelingse terreinscheiding in de bestaande situatie meer bedraagt dan 10,00 meter);

c.      de afstand tot de achtererfscheiding tenminste 10,00 meter bedraagt;

d.      de verschuiving geen afbreuk doet aan het, in stedenbouw-kundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

e.      de verschuiving geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden op het bouwperceel en de directe omgeving;

f.        de verschuiving geen afbreuk doet aan natuur- en landschapswaarden op het betreffende perceel.

 

 

 

lid 17.5

 

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

1.

 

Een bijgebouw bij een woning dient slechts voor bergings- en/of stallingsdoeleinden en mag niet worden gebruikt:

a.         als woning of gastenverblijf;

b.         ten behoeve van een aan huis gebonden beroep;

c.         als stalgebouw.

 

 

 

2.

 

Reeds bestaand strijdig gebruik van bijgebouwen geeft geen recht op extra oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van bergings- en/of stallingsdoeleinden.