Artikel 11

 

Wonen – 1 (W-1) 

 

 

 

11.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Wonen – 1 (W-1)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      Wonen, eengezinswoning;

b.      Werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep;

c.      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

d.      Overige bouwwerken;

e.      Toegangspaden en –wegen;

f.       Tuinen;

g.      Parkeergelegenheid;

h.      Water;

i.        Bed and Breakfast ondergeschikt aan de woonfunctie conform de voorwaarden die zjin vastgelegd in het hiervoor op 27 juni 2011 vastgestelde gemeentelijke beleid.

 

 

 

 

 

 

 

11.2.

 

Bouwregels

 

 

 

Gebouwen

 

1

De woningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gebouwd.

 

 

 

 

2

De woningen en delen van de woningen mogen geen grotere goot- en bouwhoogte hebben dan aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

 

 

 

 

 

3

Uitbreiding van de woning mag binnen het bouwvlak plaatsvinden als het bouwvlak nog niet volledig is bebouwd, mits:

a.      de goot- en/of bouwhoogte van de uitbreiding maximaal de goot- respectievelijk bouwhoogte bedraagt van de bebouwing waar tegenaan gebouwd wordt;

b.      ingeval de bebouwing waar tegenaan gebouwd wordt meerdere goot- en/of bouwhoogten heeft, de goot- respectievelijk bouwhoogte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan de laagste goot- respectievelijk bouwhoogte;

c.      de bijgebouwen door het uitbreiden van de woning niet in strijd komen met het bestemmingsplan, dan wel de bestaande afwijking niet wordt vergroot.

 

 

 

 

 

4

Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd op het bijbehorende erf mits:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.    de uitbreiding aan de achtergevel maximaal 3,00 meter bedraagt;

b.    het verschil tussen de achtergevel van de uitbreiding en de achtergevel van een aangrenzende woning maximaal 3,00 meter bedraagt indien de aanbouw op of op minder dan 2,00 meter afstand van de erfscheiding wordt gerealiseerd;

c.    de aan- of uitbouw c.q. het aangebouwd bijgebouw geen hogere bouwhoogte heeft dan de eerste bouwlaag van de woning;

d.    de aangebouwde bijgebouwen maximaal 2/5 deel van de achtergevel beslaan en de achtergevelbouwgrens met maximaal 3,00 meter wordt overschreden;

e.    na uitbreiding van de woning een tuindiepte van ten minste 10,00 meter resteert;

f.     de uitbreiding niet breder is dan de oorspronkelijke achtergevel;

g.    de plaats van bijgebouwen niet in strijd komt met het bestemmingsplan;

h.    een bestaande strijdigheid met deze regels, indien daar sprake van zou zijn, niet wordt vergroot;

i.      Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

 

 

8

Bij iedere woning zijn maximaal twee bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

 

 

 

a.    Bijgebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;

b.    De bijgebouwen op de erfscheiding of tenminste 1,00 meter van de erfscheiding dienen te worden gebouwd;

c.    de vrijstaande bijgebouwen moeten worden gebouwd op een afstand van tenminste 2,00 meter van de woning;

d.    de vrijstaande bijgebouwen moeten worden gebouwd op een afstand van tenminste 5,00 meter van de bestemming “Water”;

e.    indien vrijstaande bijgebouwen zijn gesitueerd achter het verlengde van de achtergevel en naast het verlengde van de zijgevel, danwel de achter- en/of zijgevelbouwgrens, de afstand tot de woning tenminste 1,00 meter moet bedragen;

f.     In geval van op hoeken van wegen gelegen hoekwoningen, de bijgebouwen de lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het eerstvolgende hoofdgebouw niet mogen overschrijden;

g.    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak per woning maximaal 30,00 mag bedragen, met dien verstande dat het erf, het deel van het erf met de bestemming tuin niet meegerekend, voor maximaal 30% mag worden bebouwd;

h.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 2,75 meter respectievelijk 4,50 meter mogen bedragen;

i.      voor zover op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan de maatvoering van bijgebouwen afweek van het in dit artikel bepaalde, geldt de bestaande maatvoering als maximum;

j.     dakkapellen op bijgebouwen niet zijn toegestaan;

k.    kelders onder bijgebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat koekoeken en/of een inritconstructie die toegang biedt tot een kelder onder het bijgebouw niet zijn toegestaan.

l.      Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

                                      9

 

Daar waar op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding nieuwbouw (sba-ni) is opgenomen gelden de volgende regels:

  1. Gedeeltelijke uitbreiding van de woning is uitsluitend toegestaan nadat op de kadastrale percelen B918, B919, B920 en B921 alle verharding en bouwwerken en paddock zijn verwijderd en alle bebouwing is gesloopt met uitzondering van het gebouw met de dubbelbestemming “WR-C” ;
  2. Bebouwing direct grenzend aan de bebouwing met de dubbelbestemming “WR-C” mag worden gehandhaafd indien uit bouwhistorisch onderzoek blijkt dat hier sprake is van cultuurhistorische en/of bouwhistorische waarden.
  3. De gedeeltelijke uitbreiding van de woning moet binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak worden gebouwd en heeft een maximale inhoud van 810 , een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 9 meter, alsook een kap van minimaal 40 en maximaal 60 graden;
  4. Dakkapellen, buitenwerks gemeten mogen niet hoger zijn dan 1.50 m;
  5. Voor aan- uit- en bijgebouwen en overige bouwwerken gelden de regels zoals opgenomen in artikel 11;
  6. Voor het houden van paarden zijn de criteria voor hobbymatig houden van paarden in bijgebouwen van toepassing die onderdeel uitmaken van deze regels;
  7. Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.
  8. De nieuw te realiseren bebouwing dient zich in hoofdvorm en verschijningsvorm duidelijk te onderscheiden van de bestaande historische bebouwing.

 

 

 

                                     10

 

 

 

Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken geldt dat:

a.    de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van erfafscheidingen, indien grenzend aan de openbare weg, niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;

c.    overige bouwwerken waarvan redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten, moeten worden gebouwd op tenminste 3,00 meter van de achtergevel of een in het verlengde daarvan te trekken lijn en op een afstand van tenminste 5,00 meter van de bestemming water, hebben geen grotere bouwhoogte dan 2,5 m, en de oppervlakte buiten het bouwvlak mag maximaal 6 m2 zijn;

d.    Tennisbanen niet zijn toegestaan;

e.     Onoverdekte zwembaden en de daarbij behorende andere bouwwerken zijn alleen toegestaan als de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 1000 bedraagt, mits:

-per woning niet meer dan één zwembad wordt aan-gelegd;

-de oppervlakte van het zwembad maximaal 65 bedraagt;

-de bouwhoogte van het zwembad maximaal 0,50 meter bedraagt;

-het zwembad is gesitueerd op een afstand van ten minste 2,00 meter achter de achtergevel van de woning of een in het verlengde daarvan te trekken lijn;

-de afstand van het zwembad tot een erfscheiding ten minste 5,00 meter bedraagt;

-door de aanleg van een zwembad geen aantasting plaatsvindt van natuur- en landschapswaarden, dit ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders.

f.     Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

 

 

                                11.4

 

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

11.4.1.

 

Werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep zijn alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a.    de werkruimtes zijn zowel in de woningen als in aanbouwen toegestaan;

b.    de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;

c.    de vloeroppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden beroep mag maximaal 30% van de woning bedragen tot een maximum van 40,00 ;

d.    er slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking van mag uitgaan;

 

 

 

11.4.2.

 

Een bijgebouw bij een woning dient slechts voor bergings- en/of stallingsdoeleinden en mag niet worden gebruikt:

a.      als woning of gastenverblijf;

b.      ten behoeve van een aan huis gebonden beroep;

c.      als stalgebouw tenzij voldaan wordt aan de Criteria voor het hobbymatig houden van paarden in bijgebouwen zoals opgenomen als bijlage bij deze regels.

 

 

 

11.4.3.

 

Onder het stallen van auto’s wordt mede verstaan het stallen van boten en/of caravans in niet bedrijfsmatige omvang

 

 

 

11.4.4.

 

 

 

11.4.5.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.4.6.

 

 

 

11.4.7

 

 

 

 

 

Reeds bestaand strijdig gebruik van bijgebouwen geeft geen recht op extra oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van bergings- en/of stallingsdoeleinden.

 

Het gebruik van een deel van de woning als bed en breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. Een bed & breakfast is alleen in de woning toegestaan;
  2. Er word voldaan aan de voorwaarden die zjin vastgelegd in het hiervoor op 27 juni 2011 vastgestelde gemeentelijke beleid.
  3. Het brutovloeroppervlakte van de bed & breakfast mag maximaal 30% van de oppervlakte van de woning bedragen tot een maximum van 70 m2.

 

 

Het is niet toegestaan in één woning zowel het gebruik als bedoeld in lid 11.4.1 als een gebruik als bedoeld in lid 11.4.5. te realiseren.

 

Het gebruik van de, op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan aanwezige, paardenbak behorende bij Maaldrift 3 mag voortgezet worden. Indien de paardenbak minimaal een jaar niet in gebruik is geweest, mag de paardenpak niet meer als zodanig gebruikt worden. Daarnaast mag het gebruik niet worden uitgebreid.