GEMEENTE VLAARDINGEN |
|
REGELS |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
BEHEERSVERORDENING
BEHEERSVERORENING VERGULDE HAND WEST, 1E HERZIENING
|
|
|
|
|
|
NOVEMBER 2019
1.1 plan
Beheersverordening ‘’Vergulde Hand West, 1e Herziening’’ met identificatienummer NL.IMRO.0622.0296bvVehw2013H1-0030 van de gemeente Vlaardingen.
1.2 beheersverordening
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.4 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.5 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.6 voldoende parkeergelegenheid
Parkeergelegenheid
voor auto’s en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan
voldoet aan de beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn
vastgesteld door het bevoegd gezag.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De in deze herziening opgenomen regels met betrekking tot parkeren, laden, lossen en stallen, alsmede de in de bijlage 2 opgenomen beleidsregel Parkeernormen 2019 worden toegevoegd aan de regels opgenomen in de beheersverordening Vergulde Hand West vastgesteld 18 september 2014.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
4.1 Bouwen en gebruik
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of het gebruik van gronden of bouwwerken wordt slechts verleend indien bij de aanvraag is aangetoond dat voorzien is in voldoende parkeergelegenheid, daar onder begrepen parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden, overeenkomstig de geldende beleidsregel Parkeernormen 2019 of de rechtsopvolger daarvan.
4.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden genoemd in de geldende beleidsregel Parkeren 2019, of de rechtsopvolger daarvan, voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeersituatie in de openbare ruimte en de woon- en leefsituatie.
4.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid, daar onder begrepen parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden, indien dit noodzakelijk is voor het in stand houden dan wel tot stand brengen van een verkeersveilige situatie of van een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
4.3 Voorwaardelijk gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken is slechts toegestaan indien voorzien is in voldoende parkeergelegenheid, daar onder begrepen parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden, overeenkomstig de geldende beleidsregel Parkeernormen 2019 of de rechtsopvolger daarvan.
4.5 Beleidsregel
Burgemeester en wethouders passen deze parkeerregel toe met inachtneming van de beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende verordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van die verordenning.
5.2 Overgangsrecht gebruik
1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
2 Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
3 Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
4 Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het beheersverordening ‘Vergulde Hand West, 1e herziening’
(niet van toepassing)
(afzonderlijk bijgevoegd)