Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
20.1 Overschrijding van bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
20.2 Wijzigen van Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
20.3 Aanpassen van bepalingen die verwijzen naar wettelijke regelingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen regels, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, te wijzigen indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
20.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiing 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming Wonen -1 en/of Tuin en/of Groen en/of Verkeer - Verblijfsgebied en/of Bedrijf - Nutsvoorziening.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone wijzigingsgebied 1’ te wijzigen in de bestemming Gemengd, waarbij deze gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en/of cultuur en ontspanning (met uitzondering van horeca en seksinrichtingen) en/of dienstverlening en/of kantoren in de vorm van kleinschalige zelfstandige kantoren tot maximaal 1.000 m2 b.v.o. per vestiging en/of maatschappelijk en/of sport, al dan niet in combinatie met detailhandel, horeca en kantoren (alledrie als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel) en verder voor daarbij horende bergingen, tuinen, erven, terreinen, pleinen, ontsluitingen, wegen, paden, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken en water.