Regels, behorende bij het

bestemmingsplan "Voorweg Oostvoorne" van de gemeente

Westvoorne

 

 

 

 

 

 

Opdrachtgever:

Gemeente Westvoorne

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.

 

 

Barendrecht, 31 mei 2011

 

 


Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1                                  Inleidende regels

                               Artikel 1              Begrippen

                               Artikel 2              Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2                                  Bestemmingsregels

                               Artikel 3              Groen

                               Artikel 4              Kantoor

                               Artikel 5              Maatschappelijk

                               Artikel 6              Tuin

                               Artikel 7              Verkeer

                               Artikel 8              Water

                               Artikel 9              Wonen

                               Artikel 10            Waarde - Archeologie

 

Hoofdstuk 3                                  Algemene regels

                               Artikel 11            Antidubbeltelregel

                               Artikel 12            Algemene bouwregels

                               Artikel 13            Algemene gebruiksregels

                               Artikel 14            Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

                               Artikel 15            Algemene afwijkingsregels

                               Artikel 16            Algemene wijzigingsregels

                               Artikel 17            Overige regels

 

Hoofdstuk 4                                  Overgangs- en slotregels

                               Artikel 18            Overgangsrecht 

                               Artikel 19            Slotregel 
Hoofdstuk 1                    Inleidende regels

 

Artikel 1                         Begrippen

 

1.1.    plan

Het bestemmingsplan Voorweg Oostvoorne van de gemeente Westvoorne.

 

1.2.    bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0614.1210bpVoorweg-0100.gml met de bijbehorende regels.

 

1.3.    aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4.    aanduidingsgrens

          De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5.        aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.6.    achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

 

1.7.    archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

1.8.    archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

1.9.   bebouwing 

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

                                                

1.10.  bedrijf

Een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

 

1.11.  bedrijfs- of dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

1.12.  beroepsmatige activiteiten in een woning

Het in een woning door een bewoner, al dan niet in samenwerking met anderen, op beroepsmatige wijze verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

 

1.13.  bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en    oppervlaktematen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

1.14. bestaande aantal woningen

Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;.

 

1.15.  bestaande bouwwerken

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of nog kunnen komen en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

1.16.  bestemmingsgrens

          De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.17.  bestemmingsvlak

          Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.18.  bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd vrijstaand, afzonderlijk van de hoofdbouwmassa in ruimtelijk en functioneel opzicht te onderscheiden gebouw, ten dienste van de functie van de hoofdbouwmassa.

 


1.19.  bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

1.20. bouwgrens

          De grens van een bouwvlak.

 

1.21. bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.22. bouwperceelgrens

          Een grens van een bouwperceel.

 

1.23.  bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

  

1.24.  bouwvlakgrens

          Een grens van een bouwvlak.

 

1.25.  bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.26.  bungalow

Een vrijstaande eengezinswoning waarvan de buitenmuren niet hoger zijn dan één verdieping boven het maaiveld.

 

1.27.  dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

 

1.28.  dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in én of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

 

1.29.  dakopbouw bij platte afdekking

Een constructie ter vergroting van een gebouw met een platte afdekking die zich boven het boeibord van het platte dak bevindt.

 

1.30.  erfbebouwing

Aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

 

1.31.  gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.32. hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.33.  kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het in een woning door een bewoner, al dan niet in samenwerking met anderen, op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals een kapsalon, een nagelstudio of een hoefsmid, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de aard en omvang van de activiteiten zodanig zijn dat deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

 

1.34. nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.35. overkapping 

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

1.36. paardenbak

Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

 

1.37.  patiowoning

Een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

 

 1.38.  peil

a. In het geval van gebouwen:

1. indien de afstand van een gebouw tot de kant van de openbare weg meer dan 5 m bedraagt: de afgewerkte begane grondvloer met een maximum van 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein;

2.  indien de afstand van een gebouw tot de kant van de openbare weg ten hoogste 5 m bedraagt: de afgewerkte begane grondvloer met een maximum van 30 cm boven de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg, ter plaatse van het bouwwerk.

b.  In het geval van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

1. indien de afstand van het bouwwerk tot de kant van de openbare weg meer dan 5 m bedraagt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein;

2. indien de afstand van het bouwwerk tot de kant van de openbare weg ten hoogste 5 m bedraagt: de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg, ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

1.39.  platte afdekking 

Een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

 

1.40.  seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

a.     een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;

b.     een seksbioscoop of sekstheater;

c.     een seksautomatenhal;

d.     een seksclub of parenclub;

e.     al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.

 

1.41. straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

a.     verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;   

b.     telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;

c.    kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;

d.     afvalinzamelsystemen.

 

 1.42.  voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.43.  voorgevelrooilijn

De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

 

1.44.  woning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

1.45. zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.


Artikel 2                         Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.    afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2.    bouwhoogte van een antenne-installatie

a.   ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

b.   ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

 

2.3.    bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4.    breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.5.    goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6.    inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7.    oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


Hoofdstuk 2                    BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3                         Groen

                                      3.1.    Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a.              groenvoorzieningen;

b.              water;

c.              speelvoorzieningen;

d.              parkeervoorzieningen;

e.              voet- en fietspaden;

f.                straatmeubilair;

g.              nutsvoorzieningen.

         

3.2     Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.       de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 25 m2;

c.       de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.


Artikel 4                         Kantoor

 

4.1.    Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       een kantoor;

b.       woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

c.       bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, straatmeubilair parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

 

4.2.    Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

4.2.1  Gebouwen

a.       gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b.       de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

c.       de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

d.       er mag ten hoogste het aangeduide maximale aantal woningen worden gebouwd.

 

4.2.Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.       overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b.       de afstand van overkappingen tot de perceelsgrens bedraagt tenminste 3 m;

c.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.


Artikel 5                         Maatschappelijk

 

5.1.    Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

b.       ten hoogste 1 brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘brandweerkazerne’;

c.       bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, straatmeubilair parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

 

5.2.    Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

5.2.1. Gebouwen

a.       gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b.       de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

c.       de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

d.       de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak (m2)’ aangegeven oppervlakte van het bouwvlak. Indien geen oppervlakte is aangegeven, geldt dat het hele bouwvlak bebouwd mag worden;

e.       de afstand van gebouwen tot de perceelgrens bedraagt ten minste 3 m.

 

5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.       overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b.       de afstand van overkappingen tot de perceelsgrens bedraagt tenminste 3m;

c.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

5.2.3. Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.


Artikel 6                         Tuin

 

6.1.    Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a.       tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

b.       water;

c.       parkeervoorzieningen.

 

 

6.2.    Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

b.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.


Artikel 7                         Verkeer

 

7.1     Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;

b.       verblijfsgebied, met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;

c.     bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, straatmeubilair en water;

d.       voet- en fietspaden.

 

 

7.2.    Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.       de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 25 ;

c.      de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m


Artikel 8                         Water

 

8.1.    Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met bijbehorende oevers ten behoeve van de waterhuishouding.

 

8.2.    Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.


Artikel 9                         Wonen

 

9.1     Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       het wonen daaronder begrepen beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfs­matige activiteiten;

b.       bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven,  nutsvoorzieningen, par­keervoorzieningen, tuinen en water.

 

9.2     Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

9.2.1. Algemeen

a.       de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in de gevellijn gebouwd, indien deze wordt aangeduid. Wanneer geen gevellijn wordt aangeduid wordt de voorgevel van hoofdgebouwen over een lengte van ten minste 40% van de voorgevel in of op een afstand van ten hoogste 5 m van de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens gebouwd;

b.       het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden vergroot;

c.       in afwijking van het onder b gestelde, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum­aantal woningen' het aantal woningen ten hoogste het met de aanduiding aangegeven aantal woningen bedragen;

d.       hoofdgebouwen worden als volgt gebouwd:

1.  ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaand;

2.  ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneen;

3.  ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwd;

e.       de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

f.        de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

g.       de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen en dakopbouwen, met dien verstande dat:

1. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdge­bouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;

2.  de breedte van dakkapellen aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelijk mag zijn aan de breedte van het dakvlak;

3.  de breedte van dakopbouwen gelijk mag zijn aan de breedte van het dakvlak;

h.       erfbebouwing wordt ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd;

i.        de goothoogte van erfbebouwing, geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

j.        de bouwhoogte van erfbebouwing, geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;

k.       de bouwhoogte van overkappingen en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;

l.        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

 

 


9.2.2. Vrijstaande woningen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' gelden daarnaast de volgende regels:

a.       het gezamenlijk oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 150 ; deze oppervlakte mag worden vergroot tot ten hoogste 400 , met dien verstande dat het totale grondoppervlak van gebouwen en overkap­pingen niet meer bedraagt dan 35% van het totale oppervlak van de bij de woning be­horende gronden met de bestemming 'Wonen';

b.       de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte van 4 m mag worden overschreden door een dak met een platte afdekking, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedraagt;

c.       de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;

d.       in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 onder j bedraagt de bouwhoogte van erfbebouwing ten hoogste 6 m, indien de afstand tot de zij- en achterperceelsgrens ten minste 3 m bedraagt.

 

9.2.3. Aaneengebouwde woningen

Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' gelden daarnaast de volgende regels:

a.       de diepte van hoofdgebouwen exclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 10 m;

b.       het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf, met dien verstande dat het oppervlak ten hoogste 100 bedraagt;

 

9.2.4. Patiowoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' gelden daarnaast de volgende regels:

a.       de diepte van hoofdgebouwen exclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 19 m;

 

9.2.5. Twee-aaneengebouwde woningen

Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' gelden daarnaast de volgende regels:

a.       de diepte van woningen exclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 12 m;

b.       het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf, met dien verstande dat het oppervlak ten hoogste 100 bedraagt;

 

9.2.6. Bungalows

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bungalow' gelden daarnaast de volgende regels:

a.       de diepte van woningen exclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 17 m;

b.       het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf, met dien verstande dat het oppervlak ten hoogste 100 bedraagt;

 

9.3.    Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

a.       zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;

b.       beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat:

1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

2. het oppervlak in gebruik voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of bedrijfsmatige activiteiten van hoofdgebouwen en bijgebouwen, ten hoogste 50 bedraagt;

3. ten behoeve van de activiteiten wordt voorzien in aanvullende parkeergelegenheid;

4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;

5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd aan de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit gerelateerde en daaraan ondergeschikte detailhandel.

c.       paardenbakken zijn niet toegestaan. 


Dubbelbestemmingen

Artikel 10                       Waarde - Archeologie

 

10.1   Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

10.2   Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m;

b.       ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

c.       het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.  ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) beneden maaiveld worden verricht;

2.  ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,8 m beneden het maaiveld.

 


10.3      Omgevingsvergunning aanleg werken

10.3.1   Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.         het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

b.         het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

c.         het graven en/of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;

d.         het verlagen of verhogen van het waterpeil;

e.         het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

10.3.2   Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 én niet beneden maaiveld reiken;

b.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 én niet dieper reiken dan 0,8 m beneden maaiveld;

c.         noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 10.2 in acht is genomen;

d.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

e.         ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

f.          normaal beheer en onderhoud betreffen;

g.         worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten.

 

10.3.3   Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

a.         de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b.         de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem,het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

10.4   Waarde - Archeologie

Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Het bevoegd gezag kan een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

a.       uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.       het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.


Hoofdstuk 3                     Algemene regels

 

Artikel 11                       Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 12                       Algemene bouwregels

 

12.1.  Bestaande maten

a.       Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 

1.  bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

2.  bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b.       Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. 

c.       Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

12.2.  Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

a.       tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;

b.       tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;

c.       andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

 

12.3.  Overstekken en luifels

Indien een gebouw voorzien is van een overkapping, wordt het oppervlak onder deze overkapping mede als oppervlakte van het gebouw berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 1.00 m.

 


12.4.  Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen toelaatbaar zijn, met dien verstande dat:

a.       de inhoud van ondergrondse gebouwen wordt meegerekend bij de inhoud van bovengrondse gebouwen;

b.       het bebouwingsoppervlak van ondergrondse gebouwen uitsluitend wordt meegerekend bij het bebouwingsoppervlak van bovengrondse gebouwen, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw gelegen zijn. 


Artikel 13                       Algemene gebruiksregels

 

13.1   Bijzonder gebruiksverbod

a.       Het is in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:

1.  het storten c.q. lozen en/of het opslaan van bagger, grondspecie, puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, containers, oude en nieuwe bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen hiervan, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;

3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

4. paardenbakken;

5. het opslaan van mest;

b.       onverminderd het bepaalde in sub a is het in ieder geval verboden bouwwerken te gebruiken voor seksinrichting en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan in gevolge de bestemmingsbepalingen.

c.       het is toegestaan om woningen ten behoeve van bed & breakfast te gebruiken indien daarvoor maximaal 1 kamer binnen de woning wordt aangewend.

  

13.2   Uitzonderingen bijzonder gebruiksverbod

a.       Het in lid 13.1 sub a bepaalde is niet van toepassing op:

1.  het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;

2.  opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;

3.  het plaatsen van onderkomens overeenkomstig het bepaalde in de gebruiksbepalingen binnen de bestemmingsbepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels;

4.  het opslaan of storten van afvalstoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;

5. het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast indien daarvoor maximaal 1 kamer binnen de woning wordt aangewend;

6.  de stalling van één toercaravan op de bij een woning behorende grond gelegen naast of achter de woning; 


Artikel 14                       Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.       bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;

b.       brandweeringang;

c.       bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d.       de ruimte tussen bouwwerken;

e.       parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

 

Artikel 15                        Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 afgeweken kan worden, omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van de regels voor:

a.       afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;

b.       overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 16                        Algemene wijzigingsregels

16.1. Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 


Artikel 17                       Overige regels

 

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.


Hoofdstuk 4                     Overgangs- en slotregels

 

Artikel 18                       Overgangsrecht

18.1   Overgangsrecht bouwwerken

a.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.  na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

b.       Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

c.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

18.2   Overgangsrecht gebruik

a.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.       Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 


Artikel 19                       Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam ‘Regels van het bestemmingsplan Voorweg Oostvoorne’.