Bestemmingsplan ‘Oud-Cromstrijensedijk WZ 41c Klaaswaal’
Regels
Planstatus: vastgesteld 20 december 2016
Artikel 6 Waarde – Archeologische verwachting middelhoog
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Oud-Cromstrijensedijk 41c Klaaswaal' met identificatienummer NL.IMRO.0611. BPKLWOCDIJKWZ41c-VA01 van de gemeente Cromstrijen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3,3aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit
bestemmingsplan de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouw
een aan een
hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van
het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend
beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.bedrijfsmatige activiteiten in of bij een
woning
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bed & breakfast
het bieden van
recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met
ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een)
hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijbehorend
bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een
dak.
1.12 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
1.13 bouwlaag
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.14 bouwgrens
de op de verbeelding
blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig
aangegeven lijn, welke
bij het bouwen naar de wegzijde (voorgevelbouwgrens) of
naar de andere zijde
van het bouwvlak (achtergevelbouwgrens) of zijdelings niet
mogen worden
overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze
regels zijn of kunnen
worden toegestaan;
1.15 bouwhoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegestaan;
1.17 bouwperceelsgrens
de grens van een
bouwperceel;
1.18 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tenzij in de regels anders is bepaald.;
1.19 bouwwerk
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct,
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
1.20 bijgebouw
een vrijstaand gebouw
dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en
leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik,
verbruikof aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel,
tuincentrum en supermarkt;
1.22 dienstverlening
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau,
uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks
met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;
1.23 erf
al dan niet bebouwd
perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een
bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het
belangrijkste gebouw
valt aan te merken;
1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in
een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor
zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de
woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke
uitstraling die daarbij past.
1.27 peil
a. voor gebouwen die
onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
b. in andere gevallen
en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld, of als er sprake is van een bestaand gebouw,
de hoogte ter plaatse van de hoofdtoegang.
1.28 prostitutie
het zich beschikbaar
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
1.29 seksinrichting
een voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden
verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een
seksautomatenhal, een seksbioscoop/theater, sekswinkel of een parenclub, al dan
niet in combinatie met elkaar;
1.30 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet
openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
a. verkeersgeleiders, verkeersborden,
lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
b. telefooncellen, abri's, kunstwerken,
speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
c. kleinschalige
bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten
hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen
ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
d. afvalinzamelsystemen.
1.31 voorgevel
de gevel van het
hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.32 woning
een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
Bij de toepassing van
de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen
getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag
worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1 Gebouwen
3.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer -
Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag
worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen daaronder begrepen
aan-huis-verbonden beroep;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen,
zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van wonen - pad’ een wandelpad.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag
worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1 Hoofdgebouwen
5.2.2 Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen
5.2.3 Bouwwerken
geen gebouwen zijnde
5.2.4
Voorwaardelijke verplichtingen
5.3 Specifieke
gebruiksregel
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik,
strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
5.3.2
Aan-huis-verbonden beroep
Het gebruik van de
woning voor aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, onder de voorwaarde dat:
5.4 Afwijken van de
bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a.
ten minste
20 m uit de rand van een weg;
b.
ten minste
1,5 m uit de rand van een sloot;
c.
ten minste
25 m tot de woningen van derden;
5.5 Afwijken van de
gebruiksregels
5.5.1 Kleinschalig
bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het
toestaan van kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat:
5.5.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het
toestaan van mantelzorg in bestaande aan- / uitbouwen of bijgebouwen bij een
woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande
bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de volgende
voorwaarden:
5.5.3 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten
behoeve van bed & breakfast in bestaande
bebouwing, onder de voorwaarde dat:
Artikel 6 Waarde –
Archeologische verwachting middelhoog
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologische verwachting middelhoog’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van
de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Rapport archeologisch deskundige
In het belang van
de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning
voor het bouwen uiterlijk ten tijde van het indienen van de aanvraag
omgevingsvergunning een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een
archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd
gezag in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend
betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van
bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van
damwanden) die groter zijn dan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd
zijn in 6.3.1.
6.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan
omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag
kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning
voor het bouwen de volgende regels verbinden:
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een
archeologisch deskundige.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod
In het belang van
de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de hierna onder 6.3.2
genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te
doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2,5 m beneden maaiveld.
6.3.2
Het
vergunningsvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
a.
grondbewerkingen
(van welke aard dan ook);
b.
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of
bomen;
c.
het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het
wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
afgraven;
e.
het
ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende
constructies e.d.;
f.
het
aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
6.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden
Het
vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende
gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
6.3.4 Vergunning
Een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werkzaamheden wordt verleend
nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd van een
archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan
vergunning
Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende
regels worden verbonden:
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen
worden behouden;
b.
de
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door
een archeologisch deskundige.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet
zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen,
aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
8.2 Voldoende
parkeergelegenheid
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan
- tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - bij
een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
De omgevingsvergunning
voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid onderdeel a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in
afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing
op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing
op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan “Oud-Cromstrijensedijk WZ 41c
Klaaswaal”.