Artikel 19          Wonen - 4

 

19.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        wonen in de vorm van gestapelde woningen;

b.        mantelzorg;

c.        de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;

d.        dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;

 

met daarbij behorende:

e.        tuinen en erven;

f.         parkeervoorzieningen.

 

19.2       Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

 

a.        regels ten aanzien van hoofdgebouwen:

1.     de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

2.     het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

3.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;

4.     de dakhelling mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, tenzij op de verbeelding geen dakhelling is aangeduid.

 

b.        regels ten aanzien van bijgebouwen:

1.     bijgebouwen zijn uitsluitend toegelaten ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’;

2.     de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen.

 

c.        regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

1.     de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;

2.     de hoogte van palen en masten mag maximaal 7,0 meter bedragen;

3.     de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.

 

19.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.        een evenwichtig ruimtelijk beeld;

c.        de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

 


 

19.4       Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 19.1 onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:

a.        afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;

b.        niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.