Artikel 20 Wonen
- 3
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Artikel 18
Artikel 19
Artikel 20
20.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen in de vorm van gestapelde woningen;
b.
mantelzorg;
c.
de uitoefening van een aan huis gebonden beroep
of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende
tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van
milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten
behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt
dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
d.
bedrijfsmatige activiteiten die een
milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als
bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, uitsluitend op de
begane grond en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’;
e.
detailhandel, uitsluitend op de begane grond en
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
f.
dienstverlening, uitsluitend op de begane grond en
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening;
g.
horeca 1, uitsluitend op de begane grond en
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
h.
een café en/of horeca 1, uitsluitend op de
begane grond en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
horeca - 1’;
i.
kantoren, uitsluitend op de begane grond en
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’
j.
maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op
de begane grond en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;
met daarbij behorende:
k.
tuinen en erven;
l.
parkeervoorzieningen;
m. garageboxen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’.
20.2
Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag
uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met
inachtneming van de volgende regels:
a.
regels ten aanzien van hoofdgebouwen en
garageboxen:
1. de
hoofdgebouwen en garageboxen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. het
bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
3. de
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
b.
regels ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en
overkappingen:
1. aanbouwen,
bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van minimaal 1,0 meter
achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden
gebouwd;
2. in afwijking van het bepaalde
onder b, sub 2 mogen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ aan- en
bijgebouwen worden gebouwd;
3. de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 75 m²
bedragen, mits niet meer dan 40% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw
wordt bebouwd;
4. de horizontale diepte van
aanbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3,0 meter
bedragen;
5. de bouwhoogte van aanbouwen en
aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van
het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
6. de
bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3,0
meter bedragen.
c.
regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde:
1. de
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij
deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de
hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
2. de
hoogte van palen en masten mag maximaal 7,0 meter bedragen;
3. de
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter
bedragen.
20.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te
stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en
overkappingen, ter waarborging van:
a.
de verkeersveiligheid;
b.
een evenwichtig ruimtelijk beeld;
c.
de bezonning, privacy en/of
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
20.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken:
a.
van het bepaalde in lid 20.1, onder c
en d voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in
achtneming van de volgende regels:
1. afgeweken
kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet
genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten
(bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en
(milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als
genoemd in categorie 1 of 2;
2. niet
wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige
inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe
veiligheid inrichtingen.
b.
van het
bepaalde in lid 20.1, onder g en h voor
andere horeca-activiteiten dan bedoeld in deze leden, mits de betreffende
horeca-activiteit, naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving,
gelijk kan worden gesteld met de in lid 20.1 onder g en h genoemde
horeca-activiteiten.