Artikel 3 Bedrijf
- Nutsbedrijf
Artikel 4 Cultuur
en Ontspanning
Artikel
9 Maatschappelijk - Zorginstelling
Artikel 16 Wonen
– Uit te werken - 1
Artikel 19 Leiding
(dubbelbestemming)
Artikel 20 Waarde
- Archeologie (dubbelbestemming)
Artikel 21 Waterstaat
- Waterkering (dubbelbestemming)
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23
Algemene gebruiksregels
Artikel 24 Algemene
ontheffingsregels
Artikel 25 Algemene
wijzigingsregels
Artikel 26
Algemene procedureregels
plan:
het bestemmingsplan
‘Landgoederenzone’ van de gemeente Rijswijk, omvattende een toelichting, regels
en verbeelding in twee bladen, genummerd TEK03-RIJ00005-01A.
bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende
regels.
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van
deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
archeologische verwachtingswaarden:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, alsmede als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
archeologisch waardevol gebied:
gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, alsmede als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
bebouwing:
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
bedrijfsmatige activiteiten in of bij een
woning:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten –geen detailhandelsbedrijf zijnde- en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
beroepsmatige activiteiten in of bij een
woning:
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
bestaande situatie:
a ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op
het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden
gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en
opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft
verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bevoegd cultuurhistoricus:
een door opleiding
en/of ervaring deskundige op het terrein van cultuurhistorie die voldoet aan
door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
bevoegd landschapsarchitect:
een door opleiding
en/of ervaring deskundige op het terrein van landschapsarchitectuur die voldoet
aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw, dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt.
bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een
bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een al dan niet overdekt bouwwerk met niet
meer dan twee wanden.
buitenplaats:
bebouwing omvattende meerdere woonlagen en
bestaande uit meerdere wooneenheden, geschikt en bestemd voor de huisvesting
van meer dan één huishouden.
cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
dagrecreatie:
recreatieve
activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot
een uur na zonsondergang.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn
constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet
op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
horecabedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het tegen vergoeding verstrekken van nachtverblijf, het exploiteren van zaalaccommodatie, het verstrekken van drank en het voor direct consumptie bereiden en verstrekken van spijzen; in dit plan worden de volgende horecabedrijven onderscheiden:
1 horecabedrijven categorie 1 ‘lichte horeca’:
a aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals:
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur;
b overige lichte horeca zoals:
- bistro;
- restaurant met uitzondering van bezorg- en/of afhaalservice;
- hotel, pension, logeerhuis;
c bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking zoals:
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- restaurants, met uitzondering van bezorg- en/of afhaalservice;
2 horecabedrijven categorie 2 ‘middelzware horeca’: bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur;
3 horecabedrijven categorie 3 ‘zware horeca’: bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en/of die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum.
huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding
voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de
samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
kamerverhuurbedrijf:
een samenstel van verblijfsruimten,
uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de
rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet
in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met
gehele of gedeeltelijke verzorging;
een en ander kan onder meer blijken uit het
feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke
kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke
voorzieningen.
Onder de definitie van kamerverhuurbedrijf
valt niet:
de verhuur van één of twee kamers door de
bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier
personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan
30% van totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40
m2; door het gemeentebestuur wordt degene aangewezen die in het kader van deze
regels als bewoner wordt aangemerkt.
landgoed:
een perceel met een oppervlakte van
ten minste vijf hectare, omvattende bos, natuur-, en/of landbouwgronden, samen
vormende een economische eenheid, voorzien van een bouwvlak waarop een woning
tot maximaal 1.000 m3 is toegestaan.
maatschappelijke
doeleinden:
overheids-, onderwijs-, levensbeschouwelijke,
recreatieve en hiermee gelijk te stellen maatschappelijke voorzieningen,
alsmede nutsvoorzieningen, onder de definitie van maatschappelijke doeleinden
valt niet: zorg.
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
monumenten:
een overblijfsel van kunst, cultuur, architectuur of nijverheid dat van algemeen belang wordt geacht om de historische, volkskundige, artistieke, wetenschappelijke, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde.
natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en eventuele aanbouwen als zodanig mag worden gebruikt.
perceelsgrens:
de grens van
een (bouw)perceel.
productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop
van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt
en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt
is aan de productiefunctie.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
recreatief medegebruik:
een recreatief
gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen
dit recreatieve gebruik is toegestaan.
recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties, geen horeca zijnde.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de
voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse
perceelsgrenzen.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
zorgwoningen:
bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke en algemene voorzieningen in hoofdzaak ten behoeve van de permanente zorg van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen in het kader van de permanente gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een (bouw)perceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het (bouw)perceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren.
bruto vloeroppervlakte:
tussen de binnenwerkse gevelvlakken, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de beroepsmatige activiteiten worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten daaronder begrepen.
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de horizontale snijlijn van gevel- en dakvlak.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor het openbaar nut zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’: uitsluitend een gemaal;
alsmede voor:
c terreinen;
d ontsluitingswegen en verhardingen;
e groenvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan 2 m.
c Maximaal één signalerings- of telecommunicatiemast met een bouwhoogte van niet meer dan 40 m per bestemmingsvlak.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sauna’s;
b wellnesscentra;
c musea;
d bowlingbanen;
e kinderboerderijen;
alsmede voor:
f horeca, in de categorie 1a, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1a’;
g horeca in de categorie 1a en 1b, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 1b’;
h de aan sub a tot en met e ondergeschikte horeca;
i naar de aard met a t/m e gelijk te stellen voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt
j ontsluitingswegen en verhardingen;
k groenvoorzieningen;
l parkeerterreinen;
m speelvoorzieningen en kunstobjecten;
n verkeersvoorzieningen;
o water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
b Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
4.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande
dat de bouwhoogte vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
Met betrekking tot het gebruik van
gronden en bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1a’ respectievelijk ‘horeca tot en met horecacategorie 1b’ mag maximaal 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw gebruikt worden ten behoeve van horeca.
De voor ‘Groen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b behoud en herstel alsmede bevordering van de aanwezige natuurwaarden;
c behoud en herstel alsmede bevordering van de cultuurhistorische groenstructuren van de historische landgoederen;
alsmede voor:
d ter plaatse van de aanduiding ‘brug’: in ieder geval een brug;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - duiker’: in ieder geval een duiker;
f ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluitingsweg’ een ontsluitingsweg;
g bermen en beplantingen;
h voorzieningen voor langzaam verkeer;
i een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
j monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
k terrassen, serres en/of wintertuinen ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen, voor zover aanwezig ten tijde van de tervisielegging;
met hieraan ondergeschikt:
l ontsluitingswegen en verhardingen;
m bruggen;
n nutsvoorzieningen;
o kunstobjecten;
p speelvoorzieningen;
q water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden.
b Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van monumenten mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
b De bouwhoogte van hekwerken mag niet meer bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de
volgende bepaling:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ is een ontsluitingsweg toegestaan, met
een breedte van niet meer dan 6 m.
5.5.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
het aanleggen,
dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
b
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en cultuurhistorische elementen
en ander opgaand houtgewas;
c
het aanleggen of aanplanten van bos-, natuurelementen, ander opgaand
houtgewas en cultuurhistorische elementen;
d
het verwijderen
van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand
en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
e
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
f
het verzetten
van grond van meer dan 100 m3
of op een diepte van meer dan 0.30 m
onder maaiveld een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader
van de Ontgrondingenwet.
5.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 5.5.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de aanwezige cultuurhistorische waarden en natuurwaarden, waarbij door de bevoegde
cultuurhistoricus en landschapsarchitect een schriftelijk advies dient te zijn
verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten of het bouwen van terrassen, serres en/of wintertuinen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van aangrenzende horecagelegenheden, onder de volgende voorwaarden:
a De oppervlakte van de terrassen mag niet meer bedragen dan 100 m².
b De oppervlakte van de serres/wintertuinen mag niet meer bedragen dan 50 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m.
De voor ‘Groen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c voorzieningen voor langzaam verkeer;
d een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
e terrassen, serres en/of wintertuinen ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen, voor zover aanwezig ten tijde van de tervisielegging;
met hieraan ondergeschikt:
f ontsluitingswegen en verhardingen;
g bruggen;
h nutsvoorzieningen;
i kunstobjecten;
j speelvoorzieningen;
k water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van monumenten mag niet meer bedragen dan 13 m.
b De bouwhoogte van hekwerken mag niet meer bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten of het bouwen van terrassen, serres en/of wintertuinen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van aangrenzende horecagelegenheden, onder de volgende voorwaarden:
a De oppervlakte van de terrassen mag niet meer bedragen dan 100 m².
b De oppervlakte van de serres/wintertuinen mag niet meer bedragen dan 50 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m.
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a horecabedrijven in categorieën 1a en 1b en 1c;
b terrassen ten behoeve van horecabedrijven;
c ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;
d ter plaatse van de aanduiding ‘congrescentrum’: een congrescentrum;
e tuinen, erven en verhardingen;
f parkeervoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
7.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
b Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
c Per bouwperceel is er slechts één bedrijfswoning toegestaan.
d De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de
voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a maatschappelijke voorzieningen;
b scouting, school- en kindertuinen;
alsmede voor:
c ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’: behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
d ter plaatse van de aanduiding ‘dierenasiel’: een dierenasiel;
e ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;
f ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk -kinderdagverblijf’: een kinderdagverblijf;
g ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - gezondheidscentrum’: een gezondheidscentrum;
h ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - oefenterrein brandweer’: een oefenterreinvoor de brandweer;
i ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk -bunker met museale functie’: een bunker met museale functie;
j ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – wonen’ wonen gerelateerd aan een religieuze instelling voor zover aanwezig ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
k ondergeschikte horeca;
met daaraan ondergeschikt:
l tuinen, erven en verhardingen;
m parkeervoorzieningen;
n groenvoorzieningen;
o water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
d Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk- bunker met museale functie’ is een ondergrondse bunker toegestaan.
8.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
b Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
8.3
Specifieke
gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de
volgende bepaling:
a Binnen deze
bestemming zijn zorgwoningen niet toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – wonen’ te verwijderen van de verbeelding.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Zorginstelling’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een zorginstelling met de daarbij behorende voorzieningen;
b zorgwonen;
c de aan sub a en b ondergeschikte functies zoals detailhandel, horeca;
d uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf’: een kinderdagverblijf;
e uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - gezondheidscentrum’: een gezondheidscentrum;
met daaraan ondergeschikt:
f tuinen, erven en verhardingen;
g parkeervoorzieningen;
h groenvoorzieningen;
i water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de
voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a Volkstuinen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’;
b tuinen, erven en verhardingen;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
b Dienstwoningen zijn niet toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
d
In afwijking van het bepaalde onder sub a tot en met
sub c mogen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ bergingen worden gebouwd,
onder de volgende voorwaarden:
1
Niet meer dan
5% van het bestemmingsvlak mag bebouwd worden.
2
De oppervlakte
van iedere berging per perceel mag niet meer bedragen dan 5 m².
3
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan 2 m.
4
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan 3 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de
voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sportvoorzieningen;
b de aan de sub a ondergeschikte voorzieningen zoals horeca;
alsmede voor:
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - bso’: een buitenschoolse opvang;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - kinderdagverblijf’: een kinderdagverblijf;
e ter plaatse van de aanduiding ‘sporthal’: een sporthal;
met daaraan ondergeschikt:
f ondergeschikte horeca;
g tuinen, erven en verhardingen;
h parkeervoorzieningen;
i groenvoorzieningen;
j water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
k (ondergrondse) waterberging.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
b Dienstwoning zijn niet toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande
dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan
1 m.
c
De bouwhoogte
van baanafscheidingen/ballenvangers mag niet meer bedragen dan 12 m.
d
De bouwhoogte
van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 21 m.
e De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten of het bouwen van terrassen, serres en/of wintertuinen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van aangrenzende horecagelegenheden, onder de volgende voorwaarden:
a De oppervlakte van de terrassen mag niet meer bedragen dan 100 m².
b De oppervlakte van de serres/wintertuinen mag niet meer bedragen dan 50 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m.
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf waaronder bruggen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘railverkeer’: railverkeer;
c ter plaatse van de aanduiding ‘brug’: een brug;
d parkeervoorzieningen;
e speelvoorzieningen;
f groenvoorzieningen;’
g nutsvoorzieningen;
h water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers.
12.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
b De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.
c De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 m.
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en natuurwaarden;
b water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
c ter plaatse van de aanduiding ‘brug’; in ieder geval een brug;
d ter plaatse van de aanduiding ‘zwembad’ tevens een zwembad;
met daaraan ondergeschikt:
e groenvoorzieningen;
f (vis)steigers, vlonders en meerpalen;
g voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
13.2.2 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een brug, mag niet meer bedragen dan 6 m.
13.3 Specifieke
gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de
volgende bepaling:
a Zwemmen is niet toegestaan met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zwembad’.
13.4.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
Het aanleggen,
dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren.
13.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 13.4.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 13.4.1 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en natuurwaarden waarbij de
door de bevoegde cultuurhistoricus en landschapsarchitect een schriftelijk
advies dient te zijn verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten of het bouwen van terrassen, serres en/of wintertuinen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van aangrenzende horecagelegenheden, onder de volgende voorwaarden:
a De oppervlakte van de terrassen mag niet meer bedragen dan 100 m².
b De oppervlakte van de serres/wintertuinen mag niet meer bedragen dan 50 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m.
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en ontwikkeling van de boezemwatergangen;
b behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en natuurwaarden;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
d ter plaatse van de aanduiding ‘brug’: in ieder geval een brug;
met daaraan ondergeschikt:
e groenvoorzieningen;
f (vis)steigers, vlonders en meerpalen;
g voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en voorziening
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een brug, mag niet meer bedragen dan 6 m.
14.3.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
Het aanleggen,
dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren.
b
De aanleg van
drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds
bestaande drainage.
c
Het verlagen
van de waterstand anders dan door middel van het graven
14.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 14.3.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 14.3.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en de afvoer van het
boezemwater, mits het Hoogheemraadschap van Delftland is gehoord en waarbij
door de bevoegde cultuurhistoricus en landschapsarchitect een schriftelijk
advies dient te zijn verleend.
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b beroepsmatige activiteiten;
met daaraan ondergeschikt:
c parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden;
d tuinen, erven en verhardingen;
e groenvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden
met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
1
De overschrijding mag
niet meer bedragen dan 1,5 m.
2 De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
3 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.
4 De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
b Er mag niet meer dan één woning per bouwvlak worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
c De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
d De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 200 m² met een maximale hoogte van 5 m indien het de monumentale status van de andere gebouwen versterkt en vergroot. Voorwaarde is dat er een positief advies van de Monumentencommissie aanwezig dient te zijn.
c De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat minimaal 50% onbebouwd en onoverdekt moet blijven.
d De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend achter de voorgevellijn mogen worden gebouwd en dat minimaal 50% onbebouwd en onoverdekt moet blijven.
Met betrekking tot overkappingen gelden de volgende
bepalingen:
1 De bebouwde oppervlakte aan overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m².
2 De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.
b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
15.3 Ontheffing van de
bouwregels
a Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.2 voor het uitbreiden van woningen, tot een maximale inhoudsmaat van 650 m3, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen doch exclusief ondergrondse bebouwing, onder de volgende voorwaarden:
1 Hoofdgebouwen dienen geheel binnen het bouwvlak te worden gebouwd, doch een uitbreiding in de vorm van een aan- of uitbouw daarvan mag plaatsvinden binnen het bouwperceel.
2 Het bepaalde in artikel 15.2.1 lid a onder 1 en 4 en lid b blijft van toepassing.
3 De goot- en bouwhoogte zoals bepaald in artikel 15.2.1 onder d en e mag worden verruimd tot tien procent.
4 Het bepaalde in artikel 15.2.2 blijft van toepassing doch de inhoudsmaat maakt deel uit van het bepaalde in artikel 15.3 onder a aanhef.
b Indien sprake is van een monument kan uitbreiding alleen plaatsvinden op basis van een verleende monumentenvergunning.
15.4 Specifieke
gebruiksregels
15.4.1 Beroepsmatige
activiteiten
Beroepsmatige activiteiten zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a De woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte van de beroepsmatige activiteit niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 40 m².
b Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving.
c Er treedt in de omgeving geen toename van de verkeersbelasting op.
d Er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
e De beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is.
f Er vinden geen detailhandelsactiviteiten plaats, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten.
15.5 Ontheffing
van de gebruiksregels
a Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.1 en 15.3 voor het gebruik van woningen voor bedrijfsmatige activiteiten, onder de volgende voorwaarden:
1 De woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte van de beroepsmatige activiteit niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 40 m².
2 Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving.
3 Er treedt in de omgeving geen toename van de verkeersbelasting op.
4 De bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is.
5 Er vinden geen detailhandelsactiviteiten plaats, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten.
6 Er mogen geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden.
b Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.1 voor het gebruik van woningen ten behoeve van bed and breakfast onder de volgende voorwaarden:
1 De woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.
2 Er treedt in de omgeving geen toename van de verkeersbelasting op.
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Uit te werken - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen en verblijfsgebieden;
met daaraan ondergeschikt:
b (half) verdiepte parkeervoorzieningen;
c wegen, paden en parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester
en wethouders werken de in 16.1 omschreven bestemming krachtens artikel 3.6 van
de Wet ruimtelijke ordening uit met inachtneming van de volgende regels:
a Bij de inrichting van het gebied moet aangesloten
worden op de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de
aangrenzende gronden.
b Alvorens
de gronden binnen deze bestemming worden uitgewerkt dient een beeldkwaliteitplan
te zijn vastgesteld door de gemeenteraad.
16.3.1 Algemeen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%.
b Het aantal hoofdgebouwen, voor zover hoger dan 1,5 m, mag niet meer bedragen dan 2.
c De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 18 m.
d De geveloriëntatie van bouwblokken dient alzijdig te zijn.
e De bouwhoogte van de (half)verdiepte parkeergarage mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
f De ontsluiting dient plaats te vinden vanaf de Güntersteinweg.
g Het maximum aantal woningen bedraagt 50.
h Er mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
16.3.2 Voorlopig bouwverbod
Zolang
en voor zover de in 16.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen
bouwwerken slechts worden gebouwd mits het bouwplan in overeenstemming is met
het ontwerp van het uitwerkingsplan.
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding
(dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
a het behoud en de bescherming van de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de aangeduide:
1 ondergrondse gasleiding;
2 ondergrondse rioolpersleiding;
3 ondergrondse waterleiding;
4 ondergrondse hoogspanningsleiding;
b groenvoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:
a bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse transportleidingen.
19.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de betreffende leiding dienen te zijn gewaarborgd.
b Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m.
c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de betreffende leidingen zijn gewaarborgd, mits de betreffende leidingbeheerder is gehoord.
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde -
Archeologie (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van
de archeologische waarden van de gronden.
20.2 Bouwregels
a
Voor het
bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning een rapport te
overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
b
Indien uit het
in lid 20.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van
de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
c
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a
indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
20.3 Aanlegvergunning
20.3.1 Aanlegvergunning
Het is binnen deze bestemming verboden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren
of te laten uitvoeren:
a
het uitvoeren
van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld, zoals afgraven,
diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van
bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van
oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b
het graven,
dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen,
sloten en greppels;
c
het aanleggen
van leidingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld;
d
het ophogen
van gronden hoger dan 0,50 m boven het maaiveld.
21.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan
wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.3.3 Toelaatbaarheid
a
De in lid 20.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische
waarden van de gronden.
b
Alvorens over
de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin
de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Indien uit het
rapport blikt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen
van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en
wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de
vergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen woorden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
d
Burgmeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a,
indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie
afdoende is vastgesteld.
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de waterkering.
21.2 Bouwregels
Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 21.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a De belangen van de waterkering dienen dit toe te laten.
b Alvorens ontheffing te verlenen, dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
21.4.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
Het aanleggen,
dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren.
b
De aanleg van
drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds
bestaande drainage.
c
Het verlagen
van de waterstand anders dan door middel van het graven
21.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 21.4.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 21.4.1 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de afvoer van het boezemwater, mits het Hoogheemraadschap van
Delfland is gehoord.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
23.1 Strijdig
gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte te weten mantelzorg;
c het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen machines of onderdelen hiervan;
d het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
e kleinschalig kamperen.
23.2 Ontheffing gebruiksverbod
a Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 23.1 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is van uit een oogpunt van mantelzorg;
- het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in een of in meer aaneengebouwde bijgebouwen;
- de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:
a de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
b het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen op de kaart in het horizontale vlak, indien bij de definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
c het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, hoogte, de totale oppervlakte van de bouwvlakken, onderlinge afstanden), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten;
d de bouw van antennemasten voor signalerings- en communicatiedoeleinden, waarbij de hoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid is gericht op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit van het plangebied;
e de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een artistiek kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen een zone van 50 m vanuit de rand van de Prinses Beatrixlaan te wijzigen ten behoeve van een gewijzigde ligging van de Prinses Beatrixlaan, onder de volgende voorwaarden:
1 De wijziging is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de gewenste verkeersstructuur in de gemeente zoals moet blijken uit een definitief besluit over het tracé Prinses Beatrixlaan.
2 Milieuaspecten zoals geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid zijn onderzocht en daarbij is aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen als bedoeld in de Wet geluidhinder, Wet luchtkwaliteit en het BEVI/circulaire normering vervoer gevaarlijke stoffen.
3 Uit onderzoek moet blijken dat op de aspecten archeologie, flora en fauna, waterhuishouding, financiële uitvoerbaarheid en bodemkwaliteit de realisatie van de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.
4 De rijbanen van het nieuwe tracé mogen maximaal 25 m in het horizontale vlak in westelijke richting en 7 m in het verticale vlak (ondergronds of bovengronds) wijzigen ten opzichte van de huidige ligging van de weg.
b Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ te wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van het dierenasiel en groen, onder de volgende voorwaarden:
1 Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
2 De archeologische waarden en bestaande watergangen dienen te zijn gewaarborgd.
3 De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
4 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
5 De oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
6 Het dierenasiel dient qua hinder voor de omliggende bebouwing inpasbaar te zijn in de omgeving.
7 De gronden met de bestemming ‘Maatschappelijk’ met de aanduiding ‘dierenasiel’ worden bestemd tot ‘Groen’.
8 Toepassing van deze bepaling zal worden gegeven indien opheffing van het dierenasiel en bijbehorende gebouwen is verzekerd.
c Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden van het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ te wijzigen ten behoeve van de verbreding en/of verlegging van de bestaande watergangen alsmede ten behoeve van het ondergronds bouwen ten behoeve van de aanleg van voorzieningen ten behoeve van de waterberging, mits geen aantasting van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en/of natuurwaarden plaatsvindt.
d Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 3’ te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Groen’.
f Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 4’ te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Maatschappelijk’.
g Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 5’ te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Groen’ alsmede ten behoeve van de bestemming ‘Recreatie’ met de aanduiding ‘volkstuinen’.
i Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bouwvlakken te wijzigen in het kader van ingekomen bouwaanvragen, mits:
1 de oppervlakte van een bouwvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;
2 geen aantasting van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden plaatsvindt;
3 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van aangrenzende percelen.
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan en van een ontheffing door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
27.1 Overgangsrecht
bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2 na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders
kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal
10%.
c Het bepaalde onder a is niet
van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
27.2 Overgangsrecht
gebruik
a Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in
het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet
van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Regels
van het bestemmingsplan Landgoederenzone’.
Rosmalen, december 2009 Vastgesteld: 15 december 2009
Croonen Adviseurs b.v.