Bestemmingsplan Muziekbuurt
Planregels
Gemeente Rijswijk
Onherroepelijk 10 september 2010
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
Artikel 17 Waarde - Archeologie
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene bouwregels
Artikel 20 Algemene gebruiksregel
Artikel 21 Algemene ontheffingsregels
Artikel 22 Algemene wijzigingsregels
Artikel 23 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels terug naar inhoudsopgave Artikel 1 Begrippen terug naar inhoudsopgave 1.1 plan: Het bestemmingsplan Muziekbuurt van de gemeente Rijswijk.
1.2 bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0603.bpmuziekbuurt-OH01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanbouw: Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding: Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens: De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis gebonden beroep: Een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.7 archeologische waarde: De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.8 achtererf: Gedeelte van het erf dat aan de achterkant van het gebouw is gelegen.
1.9 achterpad: Een ontsluitingsmogelijkheid ten behoeve van een achtererf.
1.10 bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage: Een percentage dat aangeeft welk deel van het bestemmings- of aanduidingsvlak maximaal mag worden bebouwd. 1.12 bedrijfsactiviteiten: Bedrijfsmatige activiteiten gericht op de productie, distributie, verwerking en opslag van goederen.
1.13 begane grond: De vloer van een op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, gesitueerde bouwlaag van een gebouw.
1.14 berging: Een bijgebouw bestemd voor de stalling van bromfietsen, motorfietsen, fietsen, afvalcontainers voor huishoudelijk vuil en overige huishoudelijke zaken.
1.15 bestaand gebruik: Gebruik op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan.
1.16 bestaande bebouwing: Bebouwing die bestond of in uitvoering was op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan dan wel gebouwd is of kan worden krachtens een verleende of nog te verlenen bouwvergunning.
1.17 bestemmingsgrens: Een grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak: Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw: Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens: De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag of laag: Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.23 bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelsgrens: De grens van een bouwperceel. 1.25 bouwvlak: Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 dak: Iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.28 detailhandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening: Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.30 erf: De oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw.
1.31 erker: Een hoek- of rondvorming uitgebouwd deel van een hoofdgebouw; bouwkundig bestaande uit een ‘lichte’ constructie met een overwegen transparante uitstraling.
1.32 garage: Gebouwde parkeervoorziening voor gebruik als stalling voor motorvoertuigen en ondergeschikt medegebruik als huishoudelijke opslagruimte.
1.33 gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 hoofdgebouw: Een gebouw dat, gelet op de bestemming en architectonische vormgeving als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.35 horecabedrijf: Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, uitgezonderd seksinrichtingen en prostitutie.
1.36 horecacategorie: Een horecacategorie als bedoeld in bijlage 1 van deze planregels.
1.37 kantoor: Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.38 kap: Een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.39 kunstobject: Een voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.40 maatschappelijke voorzieningen: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport-, en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.41 onderbouw: Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het aansluitend afgewerkte maaiveld is gelegen.
1.42 onderkomens: Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voer- en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto’s, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.
1.43 overkapping: Elk overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.44 peil: a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil; c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 perceelsgrens: De grens van een bouwperceel.
1.46 praktijkruimte: Een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen.
1.47 prostitutie: Het zich in bedrijfsmatige zin beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.48 recreatieve voorzieningen: Kleinschalige voorzieningen voor het verenigingsleven op cultureel gebied, zoals een creativiteitscentrum, dansstudio of hobbylokaal.
1.49 seksinrichting: De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.50 stacaravan: Een caravan die als een gebouw is aan te merken.
1.51 straatmeubilair Bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts-)voorzieningen, zoals: 1 verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken; 2 telefooncellen, abri’s, kunstobjecten, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; 3 kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen, ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; 4 afvalinzamelsystemen.
1.52 tuin: Gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen.
1.53 uitbouw: Een uitbreiding van een bestaande ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw, die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.54 voorerf: Gedeelte van het erf dat is gelegen tussen de openbare weg en de lijn die 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel gelegen is.
1.55 voorgevel: De naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;
1.56 woning: Een (zelfstandig gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.57 zijerf: Gedeelte van een aan de zijkant op het openbaar gebied georiënteerd erf dat is gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de lijn die op 1 meter afstand van de zijdelingse perceelsgrens gelegen is.
1.58 zolder: Een ruimte onder het dak van een gebouw die niet geschikt is voor verblijf, maar wel voor opslag.
1.59 zorgwoning: Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, waar diverse vormen van zorgverlening geboden worden.
Artikel 2 Wijze van meten terug naar inhoudsopgave 2.1 afstand: de afstand van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een perceel- of bestemmingsgrens wordt gemeten tussen die grens en enig punt van dat bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 bebouwde oppervlakte: de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein is de som van de oppervlakte van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een binnen het bouwperceel aanwezig bouwvlak of ander terrein.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 lengte, breedte of diepte: de lengte, breedte of diepte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 verkoopvloeroppervlakte: de verkoopvloeroppervlakte wordt gemeten binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopactiviteiten.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels terug naar inhoudsopgave Artikel 3 Bedrijf terug naar inhoudsopgave 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a een brandstofverkooppunt inclusief de verkoop van LPG met een doorzet van LPG tot 1.000 m³ per jaar; b bijbehorende, ondergeschikte, detailhandel en dienstverlening, tot een gezamenlijke oppervlakte van 40 m² v.v.o.
met daaraan ondergeschikt: c water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende: e terreinen; f gebouwen; g bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen en overkappingen zijn toegestaan binnen het bouwvlak; b gebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 70 m²; c overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 150 m²; d de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 6 m bedragen; e de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; 2 4 m voor reclame- en informatiezuilen; 3 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b de verkeersveiligheid; c de sociale veiligheid; d de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de zinsnede ‘inclusief een doorzet van LPG tot 1.000 m3 per jaar’ in de bestemmingsomschrijving te laten vervallen.
Artikel 4 Gemengd - 1 terug naar inhoudsopgave 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: uitsluitend op de begane grond: a detailhandel; b dienstverlenende bedrijven; c horecabedrijven, behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van horeca-activiteiten (bijlage 1); d entrees, bergingen e.d. van woningen;
uitsluitend op de verdiepingen: e woningen;
zowel op de begane grond als op de verdiepingen: f maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een buurtcentrum;
met ondergeschikt aan de functies als genoemd onder a t/m f: g parkeervoorzieningen; h water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met bij de functies als genoemd onder a t/m h behorende: i erven, tuinen en terreinen; j gebouwen; k bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak; b ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; c ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid; d de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; 2 4 m voor reclame- en informatiezuilen; 3 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Horecabedrijven Ten aanzien van de in lid 4.1 sub c bedoelde horecabedrijven gelden de volgende regels: a het aantal horecabedrijven mag niet meer bedragen dan 3; b de oppervlakte per horecabedrijf mag niet meer bedragen dan 450 m².
4.4.2 Beroep- en bedrijf aan huis Het is verboden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen te gebruiken als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen of voor bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; c de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; d ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4.4.3 Terrassen en uitstallingen Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden geldt dat terrassen en uitstallingen niet zijn toegestaan.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Beroep en bedrijf aan huis Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.2 en toestaan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; c het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; d voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid; e de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; f geen detailhandel mag plaats vinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten. 4.5.2 Terrassen en uitstallingen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.3 en toestaan dat terrassen en uitstallingen worden gevestigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Gemengd - 2 terug naar inhoudsopgave 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a maatschappelijke voorzieningen; b entrees, bergingen e.d. van woningen; c maximaal 12 (zorg-)woningen;
met ondergeschikt aan de functies als genoemd onder a t/m c: d water en waterhuishoudkundige voorzieningen; e parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
met bij de functies als genoemd onder a t/m c: f wegen, perceelsontsluitingen en kiss- en ridezone; g erven, tuinen en terreinen; h gebouwen; i bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak; b de gronden binnen het bouwvlak mogen voor maximaal 45% worden gebouwd; c de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m; d de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; 2 4 m voor reclame- en informatiezuilen; 3 3 m voor speelvoorzieningen; 4 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 5.4 Specifieke gebruiksregels Het is verboden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen te gebruiken als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen of voor bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; c de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; d ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.4 en toestaan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; c het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; d voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid; e de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; f geen detailhandel mag plaats vinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten.
Artikel 6 Groen terug naar inhoudsopgave 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a groenvoorzieningen; b bermen en beplanting; c oevers en tijdelijke waterberging; d een sportveld, ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’;
met daaraan ondergeschikt: e speelvoorzieningen; f paden en bruggen voor langzaam verkeer; g water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h vlonders en steigers; i geluidwerende voorzieningen;
met de daarbijbehorende: j bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden geldt de volgende regel: a de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; 2 6 m voor geluidwerende voorzieningen; 3 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; 4 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
6.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1 en 6.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en overkappingen met dien verstande dat: a gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 m² per object; b de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen maximaal 3 m mag bedragen.
Artikel 7 Maatschappelijk terug naar inhoudsopgave 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a maatschappelijke voorzieningen; b speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt; c water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
met de daarbijbehorende: e terreinen; f gebouwen; g bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen en overkappingen zijn toegestaan binnen het bouwvlak; b ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan is aangeduid; c ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan is aangeduid; d de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; 2 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; 3 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
7.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 8 Verkeer - 1 terug naar inhoudsopgave 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a stroomwegen in de vorm van autosnelwegen; b bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur; c bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt: d parkeervoorzieningen; e geluidwerende voorzieningen; f paden; g water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende: h gebouwen; i bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 m² per object; b de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen; c de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag maximaal 18 m bedragen.
8.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 9 Verkeer - 2 terug naar inhoudsopgave 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a gebiedsontsluitingswegen inclusief busbanen; b bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur; c bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt: d ambulante detailhandel; e speelvoorzieningen; f parkeervoorzieningen; g paden; h water en waterhuishoudkundige voorzieningen; i geluidwerende voorzieningen;
met de daarbijbehorende: j gebouwen; k bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 10 m² per object, met dien verstande dat de oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van ambulante detailhandel maximaal 25 m² per vestiging mag bedragen; b de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; 2 6 m voor geluidwerende voorzieningen; 3 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; 4 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
9.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels Ten aanzien van de in lid 9.1 sub d genoemde ambulante detailhandel geldt dat het aantal vestigingen binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 2.
Artikel 10 Verkeer - 3 terug naar inhoudsopgave 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a erftoegangswegen en verblijfsgebieden; b busbanen; c bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur; d bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt: e ambulante detailhandel; f speelvoorzieningen; g parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds; h paden; i water en waterhuishoudkundige voorzieningen; j geluidwerende voorzieningen;
met de daarbijbehorende: k gebouwen; l bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 10 m² per object, met dien verstande dat de oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van ambulante detailhandel maximaal 25 m² per vestiging mag bedragen; b de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; 2 6 m voor geluidwerende voorzieningen; 3 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; 4 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
10.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels Ten aanzien van de in lid 10.1 sub e genoemde ambulante detailhandel geldt dat het aantal vestigingen binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 2.
10.5 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - ontheffingsgebied’ terrassen en uitstallingen worden gevestigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer terug naar inhoudsopgave 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a spoorwegen; b bermen en beplanting; c bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
met daaraan ondergeschikt: d paden; e water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f geluidwerende voorzieningen;
met de daarbijbehorende: g gebouwen; h bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels: a gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 m² per object; b de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag maximaal 15 m bedragen.
11.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 12 Water terug naar inhoudsopgave 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a water en waterhuishoudkundige voorzieningen; b oevers;
met daaraan ondergeschikt; c bruggen voor langzaam verkeer; d vlonders en steigers;
met de daarbijbehorende: e bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden geldt de volgende regel: a bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 3 m.
12.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 13 Wonen - 1 terug naar inhoudsopgave 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het wonen in de vorm van aaneengebouwde woningen;
met daaraan ondergeschikt: b water en waterhuishoudkundige voorzieningen; c parkeervoorzieningen;
en verder: d ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ tevens voor garages; e ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ tevens voor dienstverlening; f ter plaatste van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ tevens voor nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende: g tuinen en erven; h gebouwen; i bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
ten aanzien van hoofdgebouwen: a als hoofdgebouw mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd; b het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal; c hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; d ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; e ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
ten aanzien van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen: f aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen (met uitzondering van garages) en overkappingen zijn niet toegestaan op het voorerf en het zijerf; g de totale oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen mag per bouwperceel (met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘garage’) niet meer bedragen dan 12 m²; h de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en overkappingen mag per bouwperceel (met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘garage’) niet meer bedragen dan 15 m²; i ongeacht het bepaalde onder f en g mag de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen (exclusief gebouwen met de aanduiding ‘garage’) per bouwperceel niet meer bedragen dan 30% van het erf van dat bouwperceel; j in aanvulling op het bepaalde onder f, g en i mogen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ uitsluitend garages worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²; k de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen (met uitzondering van garages) en overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m; l in aanvulling op het bepaalde onder j geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
ten aanzien van bouwwerken voor nutsvoorzieningen m ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ zijn gebouwde nutsvoorzieningen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
ten aanzien van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde n de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan: 1 1 m op gronden, gelegen tussen 1 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) en de openbare weg aan de voorzijde; 2 2 m op de overige delen van het erf; o de bouwhoogte van kunstobjecten, licht-, zend- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 7 m; p de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
13.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.2 sub f en toestaan dat aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen op het voor- en zijerf worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5 Specifieke gebruiksregels Het is verboden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen te gebruiken als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen of voor bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; c de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; d ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
13.6 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.5 en toestaan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; c het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; d voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid; e de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; f geen detailhandel mag plaats vinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten.
13.7 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied’ bevoegd de ligging van de aanduiding ‘dienstverlening’ te wijzigen, de ligging van het bouwvlak te wijzigen en de waarde van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ te wijzigen tot maximaal 7, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Wonen - 2 terug naar inhoudsopgave 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het wonen in de vorm van gestapelde woningen;
met daaraan ondergeschikt: b water en waterhuishoudkundige voorzieningen; c parkeervoorzieningen;
en verder: d ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ tevens voor garages; e ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ tevens voor dienstverlening; f ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’ tevens voor zorgwoningen en aanverwante maatschappelijke voorzieningen; g ter plaatste van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ tevens voor nutsvoorzieningen; h ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ tevens voor kantoren;
met de daarbij behorende: i (gezamenlijke en particuliere) tuinen en erven; j gebouwen; k bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
ten aanzien van hoofdgebouwen: a als hoofdgebouw mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd; b het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal; c hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; d ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ dienen de eerste twee bouwlagen vrij te blijven van hoofdbebouwing; e ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; f ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
ten aanzien van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen: g aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen (met uitzondering van garages) en overkappingen zijn niet toegestaan; h ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ mogen uitsluitend garages worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²; i ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ mag de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met uitzondering van de garages met de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’, waar de goot- en bouwhoogte van de garages niet meer mag bedragen dan is aangeduid; j ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ is een bijgebouw in de vorm van een overkapping toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
ten aanzien van bouwwerken voor nutsvoorzieningen k ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ zijn gebouwde nutsvoorzieningen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
ten aanzien van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde l de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan: 1 1 m op gronden gelegen tussen 1 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) en de openbare weg aan de voorzijde; 2 2 m op de overige delen van het erf; m de bouwhoogte van kunstobjecten, licht-, zend- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 7 m; n de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
14.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.4 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 sub g en toestaan dat aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
ten aanzien van aan- en uitbouwen en overkappingen a de (gezamenlijke) oppervlakte (met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ en de aanduiding ‘bijgebouwen’) mag niet meer bedragen dan 30 m²; b de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
ten aanzien van vrijstaande bijgebouwen c de (gezamenlijke) oppervlakte (met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ en de aanduiding ‘bijgebouwen’) mag niet meer bedragen dan 50 m²; d de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m.
14.5 Specifieke gebruiksregels Het is verboden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen te gebruiken als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen of voor bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; c de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; d ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
14.6 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.5 en toestaan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; c het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; d voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid; e de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; f geen detailhandel mag plaats vinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten.
Artikel 15 Wonen - 3 terug naar inhoudsopgave 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wonen in de vorm van aaneengebouwde en gestapelde woningen; b langzaam-verkeersverbindingen en verblijfsgebieden;
met daaraan ondergeschikt: c water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
met de daarbij behorende: e (gezamenlijke en particuliere) tuinen en erven; f gebouwen; g bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
ten aanzien van hoofdgebouwen: a ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen als hoofdgebouw uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11,5 m; b ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen als hoofdgebouw uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 16,5 m; c hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; d ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mogen niet meer woningen worden gebouwd dan is aangeduid;
ten aanzien van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen: e aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan op het voorerf; f de totale oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 12 m²; g de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 15 m²; h ongeacht het bepaalde onder f en g mag de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel niet meer bedragen dan 30% van het erf van dat bouwperceel; i de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
ten aanzien van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde j de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan: 1 1 m op gronden gelegen tussen 1 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) en de openbare weg aan de voorzijde; 2 2 m op de overige delen van het erf; k de bouwhoogte van kunstobjecten, licht-, zend- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 7 m; l de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
15.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a een samenhangend bebouwingsbeeld; b een goede woonsituatie; c de verkeersveiligheid; d de sociale veiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Woningbouwcategorieën Ten aanzien van de in lid 15.1 sub a genoemde woningen geldt dat minimaal 30% van het aantal woningen in de sociale sector (huur of koop) dient te worden gerealiseerd.
15.4.2 Beroep- en bedrijf aan huis Het is verboden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen te gebruiken als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen of voor bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; c de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; d ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. 15.5 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 15.4.2 en toestaan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat: a de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; c het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²; d voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid; e de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn; f geen detailhandel mag plaats vinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten.
Artikel 16 Leiding - Water terug naar inhoudsopgave 16.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse transportwaterleiding.
16.2 Bouwregels Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 16.1 vermelde leiding worden gebouwd.
16.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2 voor bebouwing ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren en beheren van de leiding.
16.4 Aanlegvergunning a Het is verboden op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: 1 het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, zoals bijvoorbeeld rietbeplanting; 2 het wijzigingen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; 3 het verrichten van grondroerende activiteiten (zoals het aanbrengen van rioleringen kabels en drainage) anders dan normaal spitwerk; 4 het indrijven van voorwerpen in de bodem; 5 het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; b Het in lid 16.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: 1 het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; 2 reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. c De in lid 16.4 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren en beheren van de leiding.
Artikel 17 Waarde - Archeologie terug naar inhoudsopgave 17.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
17.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 17.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een reguliere bouwvergunning voor een of meerdere bouwwerken, die grondbewerkingen van meer dan 0,60 meter onder maaiveld tot gevolg hebben, een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
17.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen; c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoen aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.4 Aanlegvergunning a Het is verboden op of in de in lid 17.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: 1 het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,60 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen; 2 het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; 3 het aanleggen van leidingen dieper dan 0,60 m onder het maaiveld; 4 het ophogen van gronden hoger dan 0,50 m boven het maaiveld. b Het in lid 17.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1 het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; 2 reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. c De in lid 17.4 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien uit een door de aanvrager van de aanlegvergunning te overleggen rapport of andere beschikbare informatiebron de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien: a uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
HOOFDSTUK 3 Algemene Regels terug naar inhoudsopgave Artikel 18 Anti-dubbeltelregel terug naar inhoudsopgave Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene bouwregels terug naar inhoudsopgave 19.1 Veiligheidszone LPG-vulpunt a Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ zijn behoudens de bestaande objecten geen nieuwe kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten toegestaan als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); b Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sub a tot een afstand van 45 meter van het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir, indien het groepsrisico en een eventuele overschrijding van de richtwaarde op afdoende wijze is verantwoord.
19.2 Nutsvoorzieningen a Binnen het plangebied zijn nutsvoorzieningen toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 15 m² en tot een bouwhoogte van maximaal 3 m. b Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. c Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a voor een nutsvoorziening tot een oppervlakte van maximaal 25 m² en tot een bouwhoogte van maximaal 4 m, waarbij in elk geval de aspecten als genoemd in sub b, onder 1 t/m 5 overwogen dienen te worden.
19.3 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 2 meter wordt overschreden.
19.4 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de parkeergelegenheid.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels terug naar inhoudsopgave Als een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval beschouwd: a het gebruik van gronden als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning; c het gebruik van bouwwerken voor seksinrichtingen.
Artikel 21 Algemene ontheffingsregels terug naar inhoudsopgave Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van dit plan voor: a het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%; b het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%.
Artikel 22 Algemene wijzigingsregels terug naar inhoudsopgave 22.1 Flexibiliteit Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van dit plan te wijzigen door de onderlinge begrenzing tussen bestemmingen aan te passen voor geringe afwijkingen van een weg, groenstrook of terrein, indien bij de definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, met dien verstande dat de aanpassing van de bestemmingsgrens niet meer mag bedragen dan 10 m.
22.2 Veiligheidszone - lpg
22.2.1 vervallen aanduiding Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ te laten vervallen, indien door beëindiging van de LPG-verkoop of verplaatsing van het LPG-vulpunt en/of de LPG-tank de gronden niet langer behoren tot het invloedsgebied van het groepsrisico.
22.2.2 toevoegen aanduiding Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ’veiligheidszone - lpg’ op te nemen, indien door verplaatsing van het LPG-vulpunt en/of de LPG-tank de gronden gaan behoren tot het invloedsgebied van het groepsrisico.
Artikel 23 Algemene procedureregels terug naar inhoudsopgave Bij het verlenen van een ontheffing of het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels wordt de volgende procedure gevolgd: a het voornemen tot verlenen van ontheffing met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; b burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meer dagbladen of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; c de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de in sub a genoemde termijn schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken; d indien zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt het besluit om ontheffing te verlenen met redenen omkleed en aan betrokkenen schriftelijk medegedeeld.
Artikel 24 Overige regels terug naar inhoudsopgave 24.1 Prioriteitenstelling De regels van de bestemming ‘Leiding - Water’ en de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ gelden primair ten opzichte van de overige aan de gronden toegekende bestemmingen, met dien verstande dat de regels van de bestemming ‘Leiding - Water’ primair gelden ten opzichte van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’.
24.2 Verwijzing naar andere regelgeving Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels terug naar inhoudsopgave Artikel 25 Overgangsrecht terug naar inhoudsopgave 25.1 Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 25.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10 %. c Lid 25.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in het lid 25.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Lid 25.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel terug naar inhoudsopgave Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Muziekbuurt’
|