Bestemmingsplan
Benno Premselastraat
Inhoudsopgave
Planregels
Hoofdstuk
1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
Artikel 2
Wijze van meten
Hoofdstuk
2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf - 2
Artikel 4
Bedrijf - 3
Artikel 5
Groen
Artikel 6
Verkeer - Erf
Artikel 7
Water
Artikel 8
Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk
3 Algemene regels
Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Artikel 10
Algemene bouwregels
Artikel 11
Algemene aanduidingsregels
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13
Overgangsrecht
Artikel 14
Slotregel
Bijlagen
bij de regels
Bijlage 1
Lijst van bedrijfsactiviteiten
Planregels
Hoofdstuk
1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan
Benno Premselastraat met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2157BPremselastr-va
van de gemeente Rotterdam.
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald
vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch
deskundige:
het Bureau Oudheidkundig
Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.
1.6
bebouwing:
één
of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7
bebouwingspercentage:
een percentage dat
aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag
worden ingenomen.
1.8
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
1.9
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald
vlak met eenzelfde bestemming.
1.10
bouwaanduidingen:
alle aanduidingen
met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
1.11
bouwen:
het plaatsen, het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
1.12
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk
grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.13
bouwperceelgrens:
de grens van een
bouwperceel.
1.14
bouwwerk:
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
1.15
bruto vloeroppervlak:
het vloeroppervlak van
een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten
(bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-,
kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o.
gerekend.
1.16 erf:
terrein ten behoeve van de
ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen,
waterlopen.
1.17
gebouw:
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.18
geluidgevoelige functies:
bewoning of andere
geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit
geluidhinder.
1.19 kap:
een afdekking van een
gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste
60 graden bedraagt.
1.20
kantoren:
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte
mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.21
maaiveld:
de bovenkant van het
aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande
dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt
aangehouden.
1.22
milieudeskundige:
de DCMR Milieudienst
Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
1.23
openbare nutsvoorzieningen:
op het openbaar
leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-,
elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een
gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).
1.24 peil
(straat-):
Indien een
bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de
hoogstgelegen weg maatgevend.
1.25
risicovolle inrichting:
een inrichting waarbij
ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde
voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een
bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.26
souterrain:
een gebruiksruimte in
een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.
1.27 straatmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van de
weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken
e.d.
Artikel 2
Wijze van meten
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de
breedte van een gebouw:
van en tot de buitenkant
van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur,
met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig
lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.3 de
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een
bouwwerk.
Ondergeschikte
bouwdelen
Bij de
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer
dan 2,5 meter bedraagt.
Hoofdstuk
2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf - 2
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2
Bouwregels
3.2.1
Medebestemming
Voor zover
de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het
bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
3.2.2
Bebouwingsnormen
3.2.3
Voorwaardelijke verplichting parkeren
Een
omgevingsvergunning voor het bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken, alsmede voor het laden en lossen van goederen, wordt slechts
verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt
voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is
opgenomen in de 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam
2018' of de rechtsopvolgers daarvan.
3.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde over
de bouwhoogte zoals opgenomen op de verbeelding, met dien verstande dat de
hoogte met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden en dit strikt
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Voorafgaand aan het verlenen van de
omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een
milieudeskundige.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Toegestane bedrijven
3.4.2
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden
kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak
innemen, met een maximum van 3000 m2.
3.4.3
Overige bepalingen
Voorzieningen
ten behoeve van laden en lossen van vrachtauto's zijn toegestaan, mits dit
geschiedt achter de voorgevelrooilijn.
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 3.4.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere
bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de
milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te
stellen zijn.
Artikel 4
Bedrijf - 3
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2
Bouwregels
4.2.1
Medebestemming
Voor zover
de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het
bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
4.2.2
Bebouwingsnormen
4.2.3
Voorwaardelijke verplichting parkeren
Een
omgevingsvergunning voor het bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken, alsmede voor het laden en lossen van goederen, wordt slechts
verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt
voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is
opgenomen in de 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam
2018' of de rechtsopvolgers daarvan.
4.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde over
de bouwhoogte zoals opgenomen op de verbeelding, met dien verstande dat de
hoogte met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden en dit strikt
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Voorafgaand aan het verlenen van de
omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een
milieudeskundige.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Toegestane bedrijven
4.4.2
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden
kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak
innemen, met een maximum van 2000 m2.
4.4.3
Overige bepalingen
Voorzieningen
ten behoeve van laden en lossen van vrachtauto's zijn toegestaan, mits dit
geschiedt achter de voorgevelrooilijn.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.4.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere
bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de
milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te
stellen zijn.
Artikel 5
Groen
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2
Bouwregels
Op de voor
'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
5.2.1
Algemeen
5.2.2
Medebestemming
Voor zover
de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het
bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
Artikel 6
Verkeer - Erf
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
6.2
Bouwregels
Op de voor
'Verkeer - Erf' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
6.2.1
Algemeen
6.2.2
Medebestemming
Voor zover
de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het
bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
Artikel 7
Water
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2
Bouwregels
Op de voor
'Water' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
7.2.1
Algemeen
7.2.2
Medebestemming
Voor zover
de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het
bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
7.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde onder 7.2.1 onder c ten behoeve van een bredere brug, indien dit
noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van hulpvoertuigen.
Artikel 8
Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen
zijnde archeologische waarden.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Rapport archeologisch deskundige
In het
belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een
omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders
te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
Deze
bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor
het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het
slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke
genoemd zijn in 8.3.
8.2.2
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Burgemeester
en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een
omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
8.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of
van werkzaamheden
8.3.1
Verbod
In het
belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de
hierna onder 8.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die
dieper reiken dan 1 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak
groter dan 200 m2 beslaan.
8.3.2 Het
vergunningvereiste betreft de volgende werken cq werkzaamheden
8.3.3
Uitgezonderde werkzaamheden
Het
vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende
gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en
leidingcunetten.
8.3.4
Vergunning
Vergunning
wordt verleend, nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders
heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
8.3.5
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een
vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
Hoofdstuk
3 Algemene regels
Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van
latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel
10 Algemene bouwregels
10.1
Bouwvlak
Indien voor
gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen op de verbeelding een bouwvlak
is opgenomen, komen uitsluitend de gronden binnen het bouwvlak voor bebouwing
in aanmerking, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde, ook
buiten het bouwvlak zijn toegestaan.
10.2
Maximum bouwhoogte
Voor zover
in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane
bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding.
10.3
Souterrain
Een
souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.
10.4
Afdekking van gebouwen
Ingeval noch
de regels, noch de verbeelding (verbeelding) duidelijkheid verschaffen over de wijze
van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden
afgedekt.
10.5
Bestaande maten
10.5.1
Afwijkende maten
In afwijking
van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt voor bestaande (met vergunning
opgerichte) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende:
10.5.2
Herbouw
In geval van
herbouw is 10.5.1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde
plaats plaatsvindt.
Artikel
11 Algemene aanduidingsregels
Ter
plaatse van de aanduiding 'overige zone - vuiloverslagstation' is een
vuiloverslagstation met SBI-code 381C toegestaan, zoals opgenomen in de
VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2019), mits is aangetoond dat
het bedrijf, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het
veroorzaakt, gelijk kan worden gesteld aan bedrijfsactiviteiten in de
milieucategorieën die op grond van de onderliggende bestemmingen Bedrijf -
2 en Bedrijf - 3 ter plaatse zijn toegestaan.
Artikel
12 Algemene afwijkingsregels
12.1
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van
de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits
de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen
ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde
afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak;
12.2
Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van
de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane
bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak,
welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals
liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten,
luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van
de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
Artikel
13 Overgangsrecht
13.1
Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1
Aanwezige bouwwerken
Een bouwwerk
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens
een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar
aard en omvang niet wordt vergroot,
13.1.2
Afwijking
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het
eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10%.
13.1.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid
is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
13.2 Overgangsrecht
gebruik
13.2.1
Bestaand gebruik
Het gebruik
van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2
Strijdig gebruik
Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste
lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
13.2.3
Verboden gebruik
Indien het
gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4
Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik
Het eerste
lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel
14 Slotregel
Deze regels
worden aangehaald als:
Regels van
het bestemmingsplan Benno Premselastraat.