Index

 

 

 

HOOFDSTUK 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

Artikel 2

Wijze van meten

 

 

 

HOOFDSTUK 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Gemengd

Artikel 4

Verkeer-Verblijf

 

 

 

HOOFDSTUK 3

Algemene regels

Artikel 5

Anti-dubbeltelregel

Artikel 6

Algemene ontheffingsregels

Artikel 7

Algemene wijzigingsregels

Artikel 8

Algemene procedureregels

 

 

 

HOOFDSTUK 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 9

Overgangsrecht

Artikel 10

Slotregel

 

 

 

 

 

 

 Terug naar index

 

HOOFDSTUK 1        INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1

 

Begrippen

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

1.1

Plan

Het bestemmingsplan “Gezondheidscentrum, Slikkerveer” van de gemeente Ridderkerk.

 

1.2

Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels.

 

1.3

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4

Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5

Aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

 

1.6

Aan-huis-gebonden bedrijf

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

 

1.7

Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.8

Begane grond

De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

 

1.9

Bestaand

Bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;

Bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan

 

 

1.10

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.11

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.12

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.13

Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.14

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap).

 

1.15

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.16

Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

 

1.17

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.18

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.19

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

 

1.20

Erfafscheiding

Een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond.

 

 

 

 

 

1.21

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.22

Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.23

Kap

Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een nader in de regels bepaalde helling. De dakschilden dienen tenminste 60% van het dak te bedekken.

 

1.24

Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.

 

1.25

Luifel

Afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw,  al of niet ondersteund.

 

1.26

Maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid, medisch, paramedisch, therapeutisch

en daarmee gelijk te stellen sectoren.

 

1.27

Mobiele kampeervoertuigen

Een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

 

1.28

Nutsvoorzieningen

Gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, electriciteit, gas e.d.

 

1.29

Ondergeschikte bouwdelen

Ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.

 

1.30

Ondergronds

Onder peil.

 

1.31

Onderkomens

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, -schepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.32

Overkapping

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

 

1.33

Peil

 

a.

Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;

 

b.

In andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;

 

c.

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

 

1.34

Plat dak

Een dak met een dakhelling van minder dan 15º.

 

1.35

Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.36

Stacaravan

Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

 

1.37

Voorgevel

De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

 

1.38

Voorgevel(rooi)lijn

De lijn die gelijk of evenwijdig loopt aan de naar de openbare weg gerichte gevel.

 

1.39

Woning/ wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

 

 

 Terug naar index

 

Artikel 2

 

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1

De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.

 

2.2

De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.3

De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.4

De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.5

De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes van maximaal 6 meter, trappenhuizen, lichtstraten, koepels, liftkokers, technische ruimten voor klimaatregeling, koeling en dergelijke en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen mits de grootste horizontale doorsnede niet meer dan 1 m² bedraagt.

 

2.6

De lengte, de breedte en de diepte van een bouwwerk:

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren), met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

 

2.7

De vloeroppervlakte van een gebouw

De totale oppervlakte van alle bouwlagen gemeten tussen (de binnenste verticale projectie van) de binnenzijde van de gevels en/of scheidsmuren.

 

2.8

De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 Terug naar index

 

HOOFDSTUK 2        BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel 3

Gemengd

 

3.1

Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;

 

b.

maatschappelijke voorzieningen;

 

c.

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, tuinen en erven.

 

 

 

 

3.2

Bouwregels

 

 

3.2.1

Situering

 

a.

maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan op de begane grond en de eerste verdieping en in ondergeschikte mate op de tweede verdieping, waarbij op de tweede verdieping enkel kantoor- of vergaderruimtes mogen worden ingericht ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen;

 

b.

het wonen vindt plaats in overwegende mate op de tweede verdieping en op de derde verdieping.

 

 

3.2.2

Gebouwen

 

a.

gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

 

b.

de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;

 

c.

het bouwvlak mag volledig bebouwd worden.

 

d.

het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven aantal;

 

e.

de voorgevel dient in de voorgevellijn te worden gebouwd

 

 

3.2.3

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

a.

de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

 

b.

de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

 

 

 

 

 

3.3

Ontheffing van de bouwregels

 

 

 

 

3.3.1

Overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor het toestaan van het bouwen buiten het bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:.

 

a.

het straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

de woonsituatie;

 

c.

de verkeersveiligheid;

 

d.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

3.3.2

Bouwhoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b voor het toestaan van een grotere bouwhoogte.

 

 

 

3.3.3

Aantal woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d voor het toestaan van meer wooneenheden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

 

a.

het straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

de woonsituatie;

 

c.

de verkeersveiligheid;

 

d.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

 

3.4

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken

of te laten gebruiken:

 

a.

als opslagplaats voor bagger en grondspecie;

 

b.

als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;

 

c.

als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

 

 

 

Aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven

 

Ten aanzien van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

 

a.

het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven bedraagt te hoogste 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 70 m²;

 

b.

de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

 

c.

ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

 

d.

het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;

 

e.

horeca en detailhandel zijn niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;

 

f.

het beroep of de activiteit dient door de bewoner, zonder personeel, te worden uitgeoefend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.5

Wijzigingsbevoegdheid

 

 

 

 

Wijziging situering

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde de situering van de bestemmingen binnen het gebouw te wijzigen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

a.

het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouw-kundige kwaliteit van de omgeving;

 

b.

er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmoge-lijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

 

c.

het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;

 

d.

er wordt voldaan aan de dan geldende parkeernorm van de gemeente Ridderkerk.

 

         Terug naar index   


 

Artikel 4

Verkeer-Verblijf

 

4.1

Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer-Verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;

 

b.

voet- en fietspaden;

 

c.

parkeervoorzieningen

 

d.

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van gescheiden afvalinzameling, speel- en groenvoorzieningen en water.

 

 

 

 

4.2

Bouwregels

 

 

4.2.1

Gebouwen

 

a.

de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;

 

 

4.2.2

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

a.

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

4.3

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken

of te laten gebruiken:

 

a.

als opslagplaats voor bagger en grondspecie;

 

b.

als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;

 

c.

als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

 

  Terug naar index


 


HOOFDSTUK 3  ALGEMENE REGELS

 

 

 

Artikel 5

Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 Terug naar index

 

Artikel 6

Algemene ontheffingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan voor:

a.

afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.

overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

 

 

  Terug naar index


 

Artikel 7

Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 Terug naar index

 

Artikel 8

Algemene procedureregels

 

8.1

Ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing overeenkomstig een in dit plan opgenomen ontheffingsbevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht.

a.

Het ontwerp-besluit strekkende tot ontheffing ligt gedurende 2 weken ter inzage.

b.

De terinzagelegging wordt tevoren bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

c.

De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen tegen het ontwerp-besluit kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders.

d.

Burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, de beslissing daaromtrent mede.

 

 

8.2

Wijziging

Indien het plan overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt gewijzigd, dient bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd.

 Terug naar index

 

HOOFDSTUK 4  OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 9

Overgangsrecht

 

9.1

Overgangsrecht bouwwerken

 

 

9.1.1

Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

 

a.

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

 

b.

na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

 

9.1.2

Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.     

 

 

9.1.3

Uitzondering

Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

9.2

Overgangsrecht gebruik

 

 

9.2.1

Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwer-kingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

9.2.2

Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

9.2.3

Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

9.2.4

Uitzondering

Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

  Terug naar index


 

Artikel 10

Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Gezondheidscentrum, Slikkerveer  van de gemeente Ridderkerk.

  Terug naar index