Planregels bestemmingsplan ´ Mijnsheerenhof Mijnsheerenland´, gemeente Binnenmaas
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan
het bestemmingsplan ´Mijnsheerenhof Mijnsheerenland´ van de gemeente Binnenmaas;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0585.mijnsheerenhofmhld-VS01.gml;
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een aaneengebouwde rij van woningen;
aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en dat niet krachtens een milieuwet vergunning/ of meldingplichtig is;
achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
achtergevel
de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
bebouwing
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bestaand
a. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b. Bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
een lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch oogpunt ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens
een lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk
is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen,
die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve
voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;
mantelzorg:
de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt
aangeboden aan een aantoonbare hulpbehoevende (zoals op fysiek en/of psychisch
en/of psycho-sociaal vlak) door personen uit diens directe omgeving, waarbij
zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
ondergeschikte detailhandel
detailhandel die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
oorspronkelijke aanbouw
binnen de oorspronkelijke vergunde omgevingsvergunning van het bouwplan behorende aanbouw;
overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover bebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
(straat)peil
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 m uit de weggrens is gelegen: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in alle ander gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg het meest nabij het bouwwerk gelegen;
planregels
de regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan ´ Mijnsheerenhof Mijnsheerenland´.
seksinrichting
een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijken inrichtingen;
twee-aaneen woning
een woning waarvan het hoofdgebouw een architectonisch geheel vormt met het hoofdgebouw van één andere woning;
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren en in uitvoering geven;
verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan ´Mijnsheerenhof Mijnsheerenland´ opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
voorerf
gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;
vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw;
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
zijerf
gedeelte vaan het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;
zijdelingse perceelsgrens
een evenwijdig aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het perceel;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de inhoud van een gebouw
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende delen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1m bedraagt;
2.3 Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld;
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor ‘Tuin´ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor paden.
3.2 bouwregels
3.2.1 Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2 De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
a. voor erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
b. voor erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;
c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m.
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel het verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
c. ondergrondse vuilopslag;
d. nutsvoorzieningen;
e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen, waterlopen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 bouwregels
4.2.1. Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en vuilopslag waarbij de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk maximaal 3 m mag bedragen.
4.2.2 De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
a. voor bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 6 m
b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m.
5.1 bestemmingsomschrijving
5.1.1 De ‘Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduidingen:
vrij vrijstaande woningen
tae twee-aaneen- woningen
aeg aaneengebouwde woningen;
b. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in de categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - mantelzorg’, bebouwing voor mantelzorg, met dien verstande dat de realisering van deze bebouwing noodzakelijk moet zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg;
met bijbehorende gebouwen –waaronder garages- en de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - mantelzorg’, met dien verstande dat:
5.1.2 Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het woning wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep/bedrijven voor zover:
a. Het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen niet groter is dan 30 % van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;
b. Ten behoeve van aan huis verbonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
c. Het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep of bedrijf.
5.2 bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
a. gebouwd binnen het bouwvlak;
b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
vrij aan twee zijden minimaal 3 m;
tae aan de niet aangebouwde zijde minimaal 3 m;
aeg aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 1,5 m;
c. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte en maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- respectievelijk bouwhoogte toegestaan;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - mantelzorg’ is een bouwhoogte toegestaan van 3 m;
e. minimale dakhelling 0o en de maximale dakhelling bedraagt 60 o;
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
a. bij woningen met de aanduiding tae en aeg, gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij het bebouwingsvlak aan kortere afstand mogelijk maakt;
b. vrijstaande bijgebouwen mogen bij woningen met de aanduiding tae en aeg alleen op het achtererf worden gebouwd;
c. de diepte van aan- en uitbouwen of een aangebouwde overkapping aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - mantelzorg’ geheel bebouwd mogen worden voor dat doel;
d. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 m;
f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
g. het gezamenlijk oppervlak, voor zover gebouwd per hoofdgebouw, bedraagt bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
vrij 40 m2 indien het zij- en achtererf gezamenlijk minder bedraagt dan 400 m2;
50 m2 indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer bedraagt dan 400 m2 en minder bedraagt dan 500 m;
70 m2 indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer bedraagt dan 500 m2 en minder bedraagt dan 700 m
tae 40 m2 bij alle woningen
aeg 30 m2 bij tussenwoningen
40 m2 bij eindwoningen;
h. het zij-en achtererf mag bij woningen voor niet meer dan 50 % worden bebouwd, dit met uitzondering ter plaatse van de aanduiding vrijstaand, hiervoor geldt dat deze niet meer dan voor:
40 % mag worden bebouwd indien het zij- en achtererf gezamenlijk minder bedraagt dan 400 m2
35 % mag worden bebouwd indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer bedraagt dan 400 m2;
i. het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf mag niet minder bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;
j. de afstand van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens dan wel achterbouwperceelsgrens dient 0 m dan wel minimaal 1 m te bedragen;
5.2.3 De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
a. voor erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
b. voor erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;
c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m beneden peil.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht wordt tot een gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval gerekend:
a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
8.2 Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.1, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Vrijwaringszone – molenbiotoop
De gronden ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone – molenbiotoop zijn, naast de andere voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
9.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan:
a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a. vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
9.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de molen.
9.4 Omgevingsvergunning aanleg werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 9.2 is toegestaan voor bouwwerken;
b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 9.2 is toegestaan voor bouwwerken;
c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 9.2 is toegestaan voor bouwwerken.
9.5 Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
9.6 Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.
9.7 Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Burgemeester en wethouders kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 9, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het plan, dit ten behoeve van:
a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandsmaten, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10 % van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het peil;
d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m.
10.2 Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, mogen niet onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Verwijzing naar andere wetgeving
Waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan ´Mijnsheerenhof Mijnsheerenland´.
Staat van bedrijfsactiviteiten (categorie 1)
behorende bij bestemmingsplan
‘Mijnsheerenhof Mijnsheerenland’
SBI nr. omschrijving
22 uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media
221 uitgeverijen (kantoren)
2223 A grafische afwerking
223 reproductiebedrijven opgenomen media
36 vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen
n.e.g.
361 2 meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2
40 productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en water
40 D3 gasdistributiebedrijven: gasreduceer, compressor-, meet- en
regelinstrumenten cat. A
50 handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
5020.4 B autobeklederijen
51 groothandel en handelsbemiddeling
511 handelsbemiddeling (kantoren)
52 detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren
527 reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
61,62 vervoer over water/door de lucht
61,62 A vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
63 dienstverlening t.b.v. het vervoer
6322, 6323 overige dienstverlening t.b.v. het vervoer (kantoren)
633 reisorganisaties
634 expediteurs, cargadoors (kantoren)
64 post en telecommunicatie
642 A telecommunicatiebedrijven
642 B0 zendinstallaties
642 B2 -FM en TV
642 B3 -GSM en UMTS-masten
65,66,67 financiële instellingen en verzekeringswezen
65,66,67 A banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
70 verhuur van en handel in onroerend goed
70 A verhuur van en handel in onroerend goed
72 computerservice- en informatietechnologie
72 A computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
73 speur- en ontwikkelingswerk
732 maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
74 overige zakelijke dienstverlening
74 A overige zakelijke dienstverlening: kantoren
7484.4 veilingen voor huisraad, kunst e.d.
75 openbaar bestuur, overheidsdiensten, verplichte sociale verzekeringen
75 A openbaar bestuur (kantoren e.d.)
85 gezondheidszorg- en welzijnszorg
8512,8513 artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
8514,8515 consultatiebureaus
91 diverse organisaties
9111 bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
9251,9252 bibliotheken, musea, ateliers e.d.
9301.3 B wasserettes, wassalons
9302 kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
9303 0/1 begrafenisondernemingen: uitvaarcentra
9305 persoonlijke dienstverlening n.e.g.
De gebruikte afkortingen
afk. verklaring
< kleiner dan
cat categorie
e.d. en dergelijke
n.e.g. niet elders genoemd
grootste afstand in meters per categorie
cat afst.
1 10 m