direct naar inhoud van Regels

BPKerkstrLingedijk Kedichem

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0545.BPKerkstrLingedijk-VS01

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erven behorende bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. inritten;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 1 m bedraagt.

 

Artikel 4 Verkeer

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd,waarbij geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van verkeersgeleiding, wegverlichting, verkeersregeling en wegaanduiding, ten hoogste 3 m bedraagt.

 

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen, al dan niet met niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, ontsluitingspaden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

5.2.1 Hoofdgebouwen

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

  3. De voorgevel van het hoofdgebouw dient in of op maximaal 3 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.

 

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

  1. De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien bijbehorende bouwwerken naast of aan het hoofdgebouw worden gebouwd, worden deze ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd.

  3. Bijbehorende bouwwerken worden in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens gebouwd;

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. Het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen met een maximum van 30 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.

  7. Het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf ten minste 250 m² bedraagt.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 1 m, voor zover gelegen voor of op minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit

De vloeroppervlakte ten behoeve van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 25 m², met dien verstande dat:

  1. wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals van toepassing is op het moment van ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

  2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;

  3. horeca of detailhandel niet zijn toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;

  4. de activiteiten door de bewoner worden uitgeoefend.

 

5.3.2 Strijdige gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft;

  2. bewoning als afhankelijke woonruimte;

  3. zorgwonen;

  4. kamerbewoning;

  5. seksinrichtingen.

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.4.1 Publieksgerichte dienstverlening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.1 voor het toestaan van publiekgerichte dienstverlening, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken in overwegende mate wordt gehandhaafd;

  2. de vloeroppervlakte, die voor het aan een woning verbonden beroep of bedrijf wordt benut, niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van alle vloeren van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bedraagt, zulks tot een maximum van 25 m²;

  3. de activiteit in ieder geval wordt uitgeoefend door de (mede)bewoner van de betreffende woning;

  4. de ruimtelijke uitstraling door het beroep of bedrijf beperkt dient te blijven;

  5. behoudens in- en uitladen, de bedrijfsmatige activiteiten en buitenopslag niet in de (openbare) ruimte rond de woning zijn toegestaan;

  6. door het afwijken van het bestemmingsplan de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu ontstaat. Dit geldt bijvoorbeeld voor lichtinval, bezonning, privacy en uitzicht van naastgelegen percelen, milieuhinder, toename van de parkeerdruk en een verhoging van de verkeersaantrekkende werking;

  7. wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals van toepassing is op het moment van ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

  8. alleen detailhandel is toegestaan in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering betreft;

  9. er geen horeca, horecaactiviteiten en seksinrichtingen zijn toegestaan.

 

5.4.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.2 sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

  2. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;

  3. op het perceel al een woning aanwezig is;

  4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  5. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;

  6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

 

5.4.3 Zorgwonen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.2 sub c voor het toestaan van zorgwonen, met dien verstande dat:

  1. een zorgindicatie is gesteld waaruit de noodzaak van zorgwonen blijkt;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de brandweer;

  3. op het perceel al een woning aanwezig is;

  4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  5. kan worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;

  6. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van zorgwonen mag worden verleend;

  7. bij beëindiging van de zorgbehoefte het gebruik wordt teruggebracht naar de bestaande situatie.

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. Op deze gronden mogen, ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder 1 bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

  4. Het bepaalde onder b sub 1 en 2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst met een oppervlakte van ten hoogste 100 m².

 

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 0,30 meter, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

6.3.2 Uitzonderingen

Het in 6.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 6.2 in acht is genomen;

  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

6.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, zoals in 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a bedoelde rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 7 Waterstaat – Waterkering

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

 

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met een maximale hoogte van 2 meter.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;

  2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.