Regels
Bestemmingsplan
' Marathon 9 (locatie
voormalig bankgebouw)’
Gemeente
Krimpen aan den IJssel
september
2016
Regels
Artikel
7 Algemene gebruiksregels
Artikel
8 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
het bestemmingsplan ‘Marathon 9 (locatie voormalig bankgebouw)’ van
de gemeente Krimpen aan den IJssel;
1.2.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0542.BPLGMarathon9-va01 met de bijbehorende regels;
1.3. aan huis
gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak
niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal
in een woning en/of de daarbij behorende al dan niet aangebouwde bijgebouwen
wordt uitgeoefend, waarbij detailhandel en horeca is uitgesloten, waarbij de
woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende
activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de
woonfunctie. Beroepen die hieronder vallen zijn onder meer: beroepen op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend,
kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zoals een
(tand)arts, notaris, advocaat, makelaar, fysiotherapeut, verzekeringsagent,
pedicure, schoonheidsspecialist, kapper, architect, accountant, geestelijk
verzorger, dierenarts;
1.4. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw
waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
1.5. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7.
antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en
de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de
daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9. bed & breakfast voorziening
Een bed & breakfast voorziening is een
kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische
verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt. De voorziening maakt
deel uit van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bijgebouwen op
hetzelfde perceel en wordt gerund door de eigenaar/bewoner van het betreffende
perceel. Onder een bed & breakfast voorziening
wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten
van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.10.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde
bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en
administratieruimten en dergelijke;
1.11. bestaande
situatie (bebouwing en gebruik):
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat
tijdstip aangevraagde vergunning;
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat
het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.12.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14. bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.15. bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.16. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij
benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.18.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.20. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten;
1.21. bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met
de aarde is verbonden.
1.22. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling
ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24.
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks
(al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder
belwinkel en internetcafé;
1.25. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26. gestapelde
woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is
gelegen;
1.27.
hoekperceel:
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar
gebied;
1.28. hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en,
indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die
bestemming het belangrijkst is.
1.29.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch
verband in de vorm van inwoning en/of afhankelijke woonruimte; als afhankelijke
woonruimte wordt aangemerkt een bijbehorend bouwwerk, dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.30. peil:
a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst
aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg, indien deze weg een dijk
betreft: de hoogte van de kruin van de dijk;
b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw,
waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende,
ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan
noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.31. uitbouw:
een aangebouwd gebouw dat in functioneel opzicht een onlosmakelijk
onderdeel van het hoofdgebouw vormt;
1.32.
vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de
begane grond;
1.33. voorgevel:
de (evenwijdig) aan een weg gelegen en naar de weg toe gekeerde gevel van
een hoofdgebouw;
1.34.
voorgevelrooilijn:
een lijn die zoveel mogelijk aansluit op de ligging van de voorgevels van
de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de
richting van de weg heeft;
1.35. webwinkel
aan huis:
internetwinkel vanuit huis;
1.36. woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet
meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik
van bepaalde ruimten.
1.37.
wooneenheid:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet
meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik
van bepaalde ruimten
Bij toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grenzen van een perceel en enig
punt van het op dat perceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;
2.2 het bebouwd oppervlak van een
bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een
bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.3 het bebouwingspercentage:
het deel van het aanduidingsvlak
uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt
van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van
de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de lengte, breedte en diepte van een
bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
De voor
‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze
bestemming
worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a.
a. bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zijn toegestaan tot een hoogte van:
o
1. maximaal 8 meter
voor vlaggenmasten;
o
2. maximaal 12
meter voor lichtmasten;
o
maximaal
3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling of de
wegaanduiding
2. Binnen deze
bestemming zijn bb.luifels voor bebouwing op de
aangrenzende bestemming
‘Woongebied’ toegestaan.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Ter plaatse
van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag ten aanzien van hoofdgebouwen
worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze
bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze
bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
1. 1 meter voor terrein- en
erfafscheidingen;
2. 7 meter
voor palen en masten;
3. 5 meter
voor speelvoorzieningen;
4. 3 meter
voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen
indien dit noodzakelijk is in verband met:
a. de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. de
bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
c. behoud van
parkeergelegenheid op eigen terrein;
d. de
aansluiting aan structurele groenelementen;
e. ter
waarborging van de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke
gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van
mantelzorg
Bij een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1, waarbij
wordt toegestaan dat een hoofdgebouw mede als inwoning ten behoeve van
mantelzorg en/of een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met
dien verstande dat:
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is
vanuit het oogpunt van mantelzorg;
b. er
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c. de
afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt
ingepast met een maximale oppervlakte van 50 m2.
4.5.2 Afwijken ten behoeve van Bed &
Breakfast voorziening
Bij een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten
behoeve van een Bed & Breakfast voorziening, met
dien verstande dat:
a. parkeren
op eigen terrein plaatsvindt en er geen nadelige effecten op de
verkeersafwikkeling plaatsvinden;
b. er een nachtregister wordt bijgehouden;
c. de oppervlakte van de Bed & Breakfast ten hoogste 50 m2 bedraagt;
d. er geen keukenfaciliteiten zijn
toegestaan;
e. het
woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende
bedrijven niet onevenredig aangetast wordt;
f. de Bed & Breakfast
aan maximaal 5 personen aangeboden mag worden;
g. ter voorkoming
van permanente bewoning een maximum verblijfsduur van zeven dagen per verblijf
wordt gehanteerd;
h. het
authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning of bijgebouw worden
gehandhaafd.
Hoofdstuk
3 Algemene regels
Grond die eenmaal in aanmerking
is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
6.1 Bestaande afwijkingen
Een
bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp
van dit plan de feitelijk aanwezige goot- en/of bouwhoogte, locatie,
oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met
de in dit plan voorgeschreven maximale dan wel minimale goot- en/of bouwhoogte,
locatie, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of
vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
6.2 Aangrenzende terreinen
Het is
verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een
aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die
aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voorzover
er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat
deze afwijking zou worden vergroot.
6.3 Ondergeschikte bouwonderdelen
De
bouw- en bestemmingsgrenzen mogen met ten hoogste 2 meter worden overschreden
door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons,
bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's,
lifthuizen en dergelijke.
6.4. Voldoende parkeergelegenheid
1.
Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan
parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het
bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is
voorzien en in stand wordt gehouden.
2.
Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van
op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van
voldoende parkeergelegenheid.
3.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van het bepaalde in sub 1 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid
wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 7 Algemene
gebruiksregels
Artikel
8 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van de
bestemmingsregels van het plan een omgevingsvergunning verlenen voor:
a. het oprichten
van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer
bedraagt dan 50 m3 en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen
dan 3,5 meter;
b. het
overschrijden van in deze planregels genoemde maten en percentages, zoals
goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
c. het
overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, met niet meer dan 20%;
d. het in geringe
mate, doch met niet meer dan 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens
e. of van het
profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij
uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
8.2 Voorwaarden
Een afwijking als bedoeld in lid 1 is
niet mogelijk, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen
percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige
waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
8.3 Afwijken bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingsgrenzen
en bestemmingsregels worden overschreden door:
a. tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, funderingen, mits de
overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
b. andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1
meter bedraagt
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht
bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd
kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van
het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel
worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor
het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
tenietgegaan;
b.
het bevoegd gezag kan eenmalig bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c.
het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,
mag worden voortgezet;
b.
het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c.
indien het gebruik, bedoeld in dit lid
onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten;
d.
dit lid onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan
'Marathon 9 (locatie voormalig bankgebouw)’.