Status: Vastgesteld
Plantype: Bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpkanaalzoneno-va01
De voor 'Waarde – Archeologie” aangewezen gronden betreffen “een archeologisch waardevol gebied”. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
8.2.1.
Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:
a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;
2. het doel van archeologische opgravingen;
3. begeleiding van bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
8.2.2.
Het bepaalde in lid 8.2.1. onder sub a en b is niet van toepassing indien:
a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
b. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht.
8.3.1.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c. het verlagen van het waterpeil;
d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
e. het uitvoeren van heiwerken c.q. schroefpalen en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
h. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.3.2.
Het verbod onder lid 8.3.1. is niet van toepassing indien:
a. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het maaiveld;
b. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
c. werken en werkzaamheden: archeologisch onderzoek betreffen.
8.3.3.
Een aanlegvergunning wordt verleend indien:
a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de werken niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
1. het treffen van maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden;
2. het doel van archeologische opgravingen;
3. begeleiding van de werken door een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening geheel of gedeeltelijk de digitale verbeelding, voorheen plankaart, te wijzigen door:
a. op de digitale verbeelding, voorheen plankaart, de aanduiding “Archeologisch Waardevol Gebied” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is.