Planregels behorende bij bestemmingsplan Haven, fase 3b (oost)
Plan: Haven, fase 3b (oost)
Status: Vastgesteld
Plantype: Bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase3bo-va01
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg): een parkeergarage;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ (p): parkeerplaatsen;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘geen terras toegestaan’ (-tr): is geen terras toegestaan;
e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
· ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg]: aaneengebouwde woningen;
· ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’[gs]: gestapelde woningen;
c. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
d. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven aantallen per aanduidingsvlak;
e. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met d geldt voor de uitwerking van de bouwvlakken de uitganspunten zoals genoemd in de “stedenbouwkundige opzet en architectuurvisie” die als bijlage deel uitmaakt van het bestemmingsplan, met dien verstande dat alleen dat deel van de bijlage van toepassing is die betrekking heeft op de laagbouw ofwel deelgebieden II en III;
f. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend achter-, voor- dan wel zijdakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping.
a. bij percelen kleiner dan 300 m˛ bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengesloten, halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 50 m˛ met dien verstande dat ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
b. bij percelen gelijk of groter dan 300 m˛ bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengesloten, halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 65 m˛ met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van een uitbouw of een bijgebouw als onderdeel van de maximaal mogelijke achter- en voorerfbebouwing ten hoogste 50 m˛ bedraagt en ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
e. in afwijking van het bepaalde in sub d bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan de zijgevel van een woning maximaal 6 m;
f. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
g. op aan- en uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor of ten hoogste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
b. de bouwhoogte van erfafscheiding elders bedraagt ten hoogste 2 m;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste 1 vlaggenmast mag worden geplaatst.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3 sub a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 50 m˛ ten behoeve van mindervaliden, met inachtneming van de volgende regels:
a. voorafgaande aan het afwijken winnen burgemeester en wethouders advies in omtrent de (medische) noodzaak bij en onafhankelijke deskundige;
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld waarbij rekening wordt gehouden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, mede gelet op:
1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeeld;
2. de samenhang tussen bebouwing.
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ (p) wordt ten minste 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein gerealiseerd;
b. er geldt een parkeernorm van gemiddeld 1,4 parkeerplaats per woning;
c. voor de inrichting en aanleg van de parkeervoorzieningen gelden de eisen uit het parkeernormenbeleid van Katwijk;
d. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
dit betekent onder meer dat:
a. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
b. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
3. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
5. prostitutie niet is toegestaan;
6. het in geval van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten het een eenmansbedrijf betreft;
e. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
f. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.