Planregels behorende bij bestemmingsplan Haven, fase 3b (oost)

 

 

 

 

Plan:                            Haven, fase 3b (oost)

Status:                         Vastgesteld

Plantype:                     Bestemmingsplan

IMRO-idn:                    NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase3bo-va01

 

 

 

 

Inhoudsopgave


 

Artikel 1  Begrippen

1.1.                                                 plan

het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase3bo-va01' van de gemeente Katwijk.

 

1.2.                                                bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase3bo-va01 met de bijbehorende regels.

 

1.3.                                                aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar inge­volge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4.                                                aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5.                                                aaneengebouwde woningen

blokken van meer dan twee aan elkaar gebouwde woningen.

 

1.6.                                                aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.7.                                                aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.8.                                                achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

 

1.9.                                                achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

 

1.10.                                             achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

 

1.11.                                              balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende bui­tenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

 

1.12.                                             bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

1.13.                                             bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

1.14.                                             bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

 

1.15.                                             bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.16.                                             bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.17.                                             bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.18.                                             bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat al dan niet een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

 

1.19.                                             bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergro­ten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veran­deren van een standplaats.

 

1.20.                                            bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.21.                                             bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die groten­deels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

 

1.22.                                            bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar be­horende bebouwing is toegelaten.

 

1.23.                                            bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.24.                                            bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

 

1.25.                                            bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij di­rect hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.26.                                            carport

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping.

 

1.27.                                            consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consument­verzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrij­vig­heid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van hand­werk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate ge­hand­haafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woon­functie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenmaker, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecia­list/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en anders daarmee gelijk te stellen activiteiten.

 

1.28.                                            dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

 

1.29.                                            dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

 

1.30.                                            deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commis­sie van deskundigen.

 

1.31.                                             detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.32.                                            dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kap­salons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren, in­ternetwinkels en bankfilialen.

 

1.33.                                            dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

 

1.34.                                            erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

 

1.35.                                            erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

 

1.36.                                            gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.37.                                            geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

 

1.38.                                            gemeenschapsruimte

een ruimte of accommodatie die vooral bedoeld is voor activiteiten van sociaal-culturele aard ten behoeve van de bewoners van het wooncomplex.

 

1.39.                                            hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het be­langrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.40.                                            horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een on­derscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard,  omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

- Lichte horeca (categorie 1):

a.          winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafe­taria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffee­shop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;

b.         restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofd­zaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;

c.          zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van ge­legenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

d.         daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsves­tigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;

e.         hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

f.           pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

- Middelzware horeca (categorie 2):

g.          bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeel­telijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

- Zware horeca (categorie 3):

h.         discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

 

1.41.                                             huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge ver­bondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

 

1.42.                                            kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

a.      de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;

b.     de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.

 

1.43.                                            kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

 

1.44.                                            langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

 

1.45.                                            maaiveld/peil

a.           voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.          in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.

 

1.46.                                            NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

 

1.47.                                            nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceer­stations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor tele­communicatie.

 

1.48.                                            ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uit­zondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

 

1.49.                                            ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.

 

1.50.                                            onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken ‑ voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.

 

1.51.                                             parkeergarage

een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt  voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

 

1.52.                                            parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve gemotoriseerd verkeer.

 

1.53.                                            platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grond­oppervlakte van het gebouw beslaat.

 

1.54.                                            uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

 

1.55.                                             verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring 'NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase3bo-on01 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

 

1.56.                                            verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

 

1.57.                                             voorerf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

 

1.58.                                            voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

 

1.59.                                            voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

 

1.60.                                            vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

 

1.61.                                             waterstaatkundige kunstwerken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

 

1.62.                                            woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

 

1.63.                                            zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de  achtergevel of voorgevel.

 

1.64.                                            zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.