Regels, behorende bij het

bestemmingsplan "Vossepolder zuid"

van de gemeente Hillegom

 

 

 

 

 

 

 

Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.

 

 

 

 

 

Barendrecht, juni 2011



 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1                                  Inleidende regels

                               Artikel 1              Begrippen

                               Artikel 2              Wijze van meten

                              

Hoofdstuk 2                                  Bestemmingsregels

                               Artikel 3              Groen

                               Artikel 4              Verkeer - Verblijfsgebied

                               Artikel 5              Water

                               Artikel 6              Wonen

                               Artikel 7              Waterstaat - Waterkering

                              

Hoofdstuk 3                                  Algemene regels

                               Artikel 8              Anti – dubbeltelbepaling

                               Artikel 9              Algemene afwijkingsregels

                              

Hoofdstuk 4                                  Overgangs- en slotregels

                               Artikel 10            Overgangsrecht

                               Artikel 11            Slotregel


Hoofdstuk 1                     Inleidende regels

 

Artikel 1                          Begrippen

 

a.       Plan

Het bestemmingsplan Vossepolder zuid van de gemeente Hillegom.

 

b.       Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO-0534.bpvossepolderzuid.VG01.gml.

 

c.       Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

                                       d.     Aanbouw

                                               Een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

e.           Achtererfgebied

                                               Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

 

f.        Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

g.       Bebouwing

          Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

h.       Beroepsuitoefening aan huis

          De uitoefening van een beroep, niet zijnde een vrij beroep, in de woning waarin de beroepsuitoefenaar woont, mits deze uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest en mits deze uitoefening geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat in de directe omgeving.

 

i.        Bestemmingsgrens

          De grens van een bestemmingsvlak.

 

j.        Bestemmingsvlak

          Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

k.       Bijbehorend bouwwerk

                                              Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

                                      l.        Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van kelder(s), onderbouw(en), zolder(s) en/of vliering(en);

 

m.      Bouwen

          Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

n.       Bouwgrens

          De grens van een bouwvlak.

 

o.       Bouwperceel

          Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

p.       Bouwperceelgrens

          De grens van een bouwperceel.

 

q.       Bouwvlak

          Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

r.        Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

s.              Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zovereen bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

 

t.        Erker

                                               Uitbouw aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw.

 

u.       Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

v.       Gestapelde woningen

          Twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen.

 

w.      Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

x.       Ontheffing

          Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

 

y.       Peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

z.       Straatmeubilair

          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagcon­structies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen- of plantenbakken, gedenk­tekens, speeltoestel­len, straatverlichting of wegbewij­zering; verkooppun­ten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

 

aa.     Voorerfgebied

          erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

 

bb.     Voorgevellijn

         De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

 

cc.     Vrij beroep

          De uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

dd.     Wijkontsluitingsweg

          Een weg, welke blijkens aard, indeling en tracering bestemd is om te worden gebruikt ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende woonwijken.

 

ee.     Woning

                                               Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

ff.       Woonstraat

          Een straat, welke blijkens aard, indeling en tracering bestemd is om te worden gebruikt ten behoeve van de bereikbaarheid van de aan­lig­gende particuliere er­ven, alsmede beperkt ge­schikt is om te worden gebruikt voor openbaar erf.


Artikel 2                          Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.       De dakhelling

          Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

b.       De goothoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

c.       De inhoud van een bouwwerk

          Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

d.       De bouwhoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

e.       De oppervlakte van een bouwwerk

          Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

f.        Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

          Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.


Hoofdstuk 2                     Bestemmingsregels

 

Artikel 3                          Groen

                                      Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen

b.       paden en speelvoorzieningen;

c.       water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d.       taluds en oevers;

e.       een duiker, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – water’

 

Bouwregels

2.       Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a.       gebouwen zijn niet toegestaan;

b.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 2m

 

Afwijken van de bouwregels

3.       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 sub b voor bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van 3 m.


Artikel 4                          Verkeer - Verblijfsgebied

                                      Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

          a.      woonstraten;

          b.      woonpaden;

          c.      verblijfsgebied;

          d.      fiets- en voetpaden;

          één en ander met bijbehorend straatmeubilair.

         

          Bouwregels

2.       Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en de verkeerstechnische uitrusting van wegen met een maximale hoogte van 3 m.


Artikel 5                          Water

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Water aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

          a.      watergangen en waterpartijen;

          b.      waterberging;

c.      taluds, oevers, oeverver­bin­dingen en steigers ten behoeve van wonen;

d.      een brug, ter plaatse van de aanduiding.

 

          Bouwregels

2.       Ter plaatse van de in deze bestemming aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwer­ken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals duikers en oeververbindingen, met een maximale hoogte van 3 m.


Artikel 6                          Wonen

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Wonen aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

a.       wonen, in de vorm van grondgebonden en gestapelde woningen;

b.       bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de onder a. genoemde functie;

c.       aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

d.       uitsluitend voor parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – parkeerplaats’

         

          Bouwregels

2.       Ter plaatse van de in deze bestemming aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:

a.       hoofdgebouwen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat balkons en dakterassen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;

b.       de goot- en/ of bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan wordt aangeduid;

c.       de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap;

d.       een bouwperceel behorende bij een woning wordt bebouwd tot ten hoogste 65 %;

          e.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – parkeerplaats’, is op de begane grondlaag geen bebouwing toegestaan, daar onder begrepen rolluiken en/of garagedeuren;

 

3.       Voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen van de woning en bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de navolgende regels:

a.       bijgebouwen en aanbouwen dienen op een afstand van tenminste 2,5m achter de voorgevel te worden gebouwd, uitgezonderd een erker van ten hoogste 5 m2 welke voor de voorgevel mag worden geplaats, mits de afstand van de erker tot de bestemming verkeer tenminste 2,5 m bedraagt.

b.       de diepte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw en gebouwd achter het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,5 m achter de achtergevel van het hoofdgebouw; de diepte van aan de zijgevel aangebouwde aan-, uit-, en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan tot 2,5 m achter het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw;

c.       het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals overkappingen, per woning bedraagt ten hoogste 40 m2 voor rijwoningen en ten hoogste 60 m2 voor hoek-, geschakelde en vrijstaande woningen mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste het in lid 2 sub d.;

d.       per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;

e.       de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m en van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mag de bouwhoogte ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw zijn;

f         voor dakkapellen gelden de volgende regels:

1.       de breedte van de gezamenlijke dakkapellen op het dakvlak van de voorgevel van een gebouw mag  ten hoogste 50% van de breedte van het dakvlak bedragen;

2.       de dakkapel voorzien is van een plat dak;

3.       de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de dakkapel mag niet hoger is dan 1,75 m bedragen;

4.       de onderzijde van de dakkapel is meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet gelegen;

5.       de bovenzijde van de dakkapel is meer dan 0,5 m onder de daknok gelegen;

6.       de zijkanten van de dakkapel zijn meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak gelegen;

7.       de dakkapel mag niet gebouwd worden op een aan- of uitbouw of bijgebouw.

 

          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

g.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen die voor de voorgevel van woningen worden geplaatst niet meer mag bedragen dan  1 m.

h.       de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m

 

          Nadere eisen

4.       a.       Het bevoegd gezag kan nadere eisen

stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in lid 2 en 3 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

-         het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;

-         de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

-         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

            b.    Nadere eisen, als bedoeld onder a. kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

 

Specifieke gebruiksregels

5.       Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

a.       het vloeroppervlak ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of aan-huis-verbinden bedrijf niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 40 m²;

b.       ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;

c.       de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

6.       Het is verboden om bijbehorende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning.

 

Afwijking van de gebruiksregels

7.       Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking:

a.       van het bepaalde in lid 5.. voor de uitoefening van aan huis verbonden beroep over een groter vloeroppervlakte, met dien verstande dat:

1.       de uitoefening van bedoelde activiteiten ondergeschikt dient te zijn aan de woonfunctie als hoofdfunctie waarbij maximaal 25 m2 van de woning, uitgezonderd de bijgebouwen, gebruikt mag worden;

2.       de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de beroepsuitoefening van de woning en de bijgebouwen samen niet meer mag bedragen dan 80 m2 waarbij het in lid 2. sub g. genoemde percentage in acht genomen dient te worden;

3.       de uitoefening van de detailhandel is niet toegestaan;

4.       er geen onevenredige verkeersoverlast en aantasting van het woon- en leefklimaat te verwachten is;


Dubbelbestemming

 

Artikel 7                          Waterstaat - Waterkering

                                      Bestemmingsomschrijving

          De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen primair bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering, in overeenstemming met de Keur van het Hoogheemraadschap Rijnland.

         

          Bouwregels

2.       Boven of op de tot ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterkering,

3.       De bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 3,5 m bedragen.

               

          Afwijking van de bouwregels

4.       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 2, ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de ‘Waterstaat - Waterkering’, mits:

a.       het belang van de waterkering, gehoord de waterbeheerder, niet onevenredig wordt aangetast;

b.       bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende secundaire bestemming.


Hoofdstuk 3                     Algemene regels

 

Artikel 8                          Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 9                       Algemene afwijkingsregels

                            1.     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a.       de in dit plan voorkomende maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;

                            b.       de in de plan gestelde bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 15% worden vergroot.


Hoofdstuk 4                     Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10                         Overgangsrecht

          Overgangsrecht bouwwerken

1.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.       Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

          Overgangsrecht gebruik

1.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.       Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 11                         Slotregel

                                      Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vossepolder zuid van de gemeente Hillegom.