Bestemmingsplan ‘Zuidwende 4 Hendrik-Ido-Ambacht

 

 

Regels

 

 

 

 

 

 

 

Inhoudsopgave 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1  Begrippen

Artikel 2  Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3  Groen

Artikel 4  Tuin

Artikel 5  Verkeer – Verblijfsgebied

Artikel 6  Water

Artikel 7  Wonen

Artikel 8  Waarde – Archeologie lage verwachting

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9   Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 10 Algemene bouwregels

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

Artikel 15 Slotregel

 

 

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1. plan

het bestemmingsplan Zuidwende 4 met identificatienummer NL.IMRO.0531bp19Zuidwende4-3001 van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.

 

1.2. bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

 

1.3. aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4. aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5. aanbouw

een aangebouwd bijgebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

 

1.6. aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7. archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

1.8. archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

1.9 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

 

1.10. bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

1.12. bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.13. bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.12. bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.13. bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.14. bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

 

1.15. bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.16. bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.17. bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.18. bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.19. bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.20. dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

 

1.21. dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

 

1.22 detailhandel

 

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.23 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;

c. tuincentra;

d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering.

 

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

 

1.25 erf:

het gedeelte van het perceel dat 1 meter achter de voorgevelrooilijn ligt, niet zijnde bestemming 'Tuin', alsmede niet liggend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

 

1.26. gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.27. hoofdgebouw

een gebouw op een bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken, exclusief eventuele aan- en uitbouwen.. Het hoofdgebouw is geschikt voor maximaal 1 huishouden.

 

1.28. kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

 

1.29. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.30 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

 

1.31. nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.32. overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.33 ondergeschikt

het in verband met een andere hoofdactiviteit uitoefenen van activiteiten in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het uitoefenen van de bedoelde andere activiteiten alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;

 

1.34. overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.

 

1.35. peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.36. praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

 

1.37 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

 

1.38. straatmeubilair

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nutsvoorzieningen) zoals:

  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
  2. telefooncellen, abri’s, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, geen gebouw zijnde, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen.

1.39. uitbouw

een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.40. vergunningsvrije criteria

vergunningsvrije bouwwerken zoals bedoeld in de landelijke wet- en regelgeving.

 

1.41. voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.42. voorgevellijn

 een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen.

 

1.43. woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

Terug naar inhoudsopgave


Artikel 2 Wijze van meten

 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

 

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen, kleinschalige windmolens, antennes, liftschacht opbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

2.9 de hoogte van de eerste bouwlaag

wordt gemeten 0,25 m boven de vloer, van de eerste verdieping boven het maaiveld van (de woning) het (hoofd)gebouw.

 

2.10 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Voor diverse kapvormen geldt als maatgevende hoogte:

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp13ZoneKLA16-3002_0001.jpg"

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 2                Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Groen

 

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen, water, straatmeubilair en voet- en fietspaden;
  2. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

 

3.2. Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor beplanting die zorgt voor een groene kwalitatieve inpassing van het plangebied, waaronder afschermende groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - afschermend groen’.

 

4.2. Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken en overige bouwwerken worden gebouwd.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 5 Verkeer-verblijfsgebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, bruggen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) afvalverzamelsystemen, reclame-uitingen en water.

 

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden;

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeer- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 8 m;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 6 Water

 

6.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. waterlopen en waterberging;
  3. c. oeverbeschoeiingen, taluds en bermen;
  4. ter plaatse van de aanduiding  br  bruggen, duikers en andere waterbouwkundige voorzieningen;

 

6.2. Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden;

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  2. b. aanlegsteigers zijn niet toegestaan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 7 Wonen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

 

7.2. Bouwregels

 

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels; daarnaast is toegestaan bouwwerken die voldoen aan de vergunningsvrije criteria:

 

7.2.a. Hoofdgebouw

  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximale goothoogte;
  3. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximale bouwhoogte.

 

7.2.b. Aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen

  1. voor een hogere bouwhoogte (dan vergunningsvrij is toegestaan) van een aanbouw geldt dat:
    1. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt, tenzij anders aangegeven op de plankaart;
    2. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    3. indien een hellend dak wordt toegepast, de dakhelling van aanbouwen ten hoogste de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt en uitsluitend wordt uitgevoerd in een zadeldak vorm.
  2. voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen op een achter- / zijerf van het hoofdgebouw, gelegen aan het openbaar toegankelijk gebied, is uitsluitend toegestaan:
    1. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 10 m2;
    2. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
    3. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
    4. de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 45 graden bedraagt.

 

7.2.c. Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erfafscheidingen, op ten minste 1 meter achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van pergola’s bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  4. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  5. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2, worden gebouwd ;

f.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder overkappingen) bedraagt ten hoogste 3 m.

 

7.2.d Ondergrondese bebouwing

  1. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen hoofdgebouwen;
  2. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.

 

7.3. Specifieke gebruiksregels

 

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep, praktijkruimte of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

 

  1. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
  2. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  3. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huisgebonden beroep;
  6. reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet toegestaan;
  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 8 Waarde – Archeologische lage verwachting

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologische lage verwachting’ aangewezen gronden zijn − behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) − tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

8.2. Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag − met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels − uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.      de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2.      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan

betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.      een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;

3.      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

8.3. Omgevingsvergunning uitvoeren werken

8.3.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde -Archeologie lage verwachting’ zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

8.3.2. Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

8.3.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 10 Algemene bouwregels

 

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

 

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

 

10.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

 

10.3 Parkeergelegenheid

  1. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien waarbij moet worden uitgegaan van de parkeernormen zoals opgenomen in CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie"
  2. parkeergelegenheid die is gerealiseerd voor het goed kunnen functioneren van de omgeving, moet in stand worden gehouden;
  3. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  4. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

 

11.1 Gebruiksregels ten aanzien van onbebouwde gronden

 

11.1.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden, voor zover zij onbebouwd blijven, anders te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken anders dan ten dienste van de in deze regels aan de grond gegeven bestemming;

 

11.1.2 Bijzonder

Onverminderd het bepaalde lid 11.1.1 is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:

  1. a. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. d. ligplaats of aanlegplaats voor vaartuigen voor zover dit niet uitdrukkelijk bij de bestemmingen is bepaald;
  5. e. het gebruik van gronden voor functies in strijd met het bepaalde in artikel 10 (Algemene bouwregels).

 

11.3 Uitzonderingen

Het in lid 11.1.1 en lid 11.1.2 bepaalde is niet van toepassing op:

  1. a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  2. b. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  3. c. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

11.2. Gebruiksregels ten aanzien van bouwwerken

 

11.2.a.Algemeen

Het is verboden de in het plan gelegen bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze anders dan ten dienste van de in deze regels aan de bijbehorende grond gegeven bestemming.

 

11.2.b. Bijzonder

Onverminderd het bepaalde in lid 11.2.a. is het in ieder geval verboden de bouwwerken te gebruiken voor/als:

  1. bedrijfsmatige werk- of opslagruimte met een milieucategorie hoger dan 1;
  2. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), waaronder begrepen consumentenvuurwerk.
  3. Seksinrichting.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

 

12.1 Afwijkingsmogelijkheid

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de regels ten behoeve van:

a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

c. de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en geen vergroting van bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a;

 

12.2 Afwijkingsvoorwaarde

Omgevingsvergunning mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 15 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Zuidwende 4” .

 

Terug naar inhoudsopgave