Bestemmingsplan ‘Zuidwende 4 Hendrik-Ido-Ambacht’
Regels
Artikel 5
Verkeer – Verblijfsgebied
Artikel 8 Waarde – Archeologie lage verwachting
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene bouwregels
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1. plan
het bestemmingsplan Zuidwende 4 met identificatienummer NL.IMRO.0531bp19Zuidwende4-3001
van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.
1.2.
bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3. aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden.
1.4. aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5. aanbouw
een aangebouwd bijgebouw,
dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het
hoofdgebouw;
1.6.
aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend
beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning
in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7. archeologisch
onderzoek
onderzoek verricht
door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
1.8. archeologische
waarde
de aan een gebied
toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen
uit oude tijden.
1.9 achtererf
de gronden die behoren
bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw
of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.10. bebouwing
een of meer gebouwen
en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale
vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe
behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.12.
bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak.
1.13.
bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12. bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
1.13. bouwgrens
de grens van een
bouwvlak.
1.14. bouwlaag
een doorlopend gedeelte
van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit
gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of
geschikt te maken is.
1.15. bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.16.
bouwperceelgrens
een grens van een
bouwperceel.
1.17. bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.18. bouwwerk
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
1.19. bijgebouw
een gebouw dat in
functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.20. dakkapel
een constructie ter
vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak
bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde
van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.21. dakopbouw
een constructie ter
vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze
constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van
de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten
verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die
goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 detailhandel
in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers,
boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee
rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen,
onderdelen en materialen;
c. tuincentra;
d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate -
in combinatie met woninginrichting en stoffering.
1.24
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks
(al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en
uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren,
internetwinkels en bankfilialen.
1.25 erf:
het gedeelte van het perceel dat 1 meter achter de voorgevelrooilijn
ligt, niet zijnde bestemming 'Tuin', alsmede niet liggend binnen de aanduiding
'bouwvlak';
1.26. gebouw
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.27. hoofdgebouw
een gebouw op een
bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt
van overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken, exclusief
eventuele aan- en uitbouwen.. Het hoofdgebouw is geschikt voor maximaal 1
huishouden.
1.28. kap
een constructie van
één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.29. kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door
de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen
melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate
zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.30 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en
fauna.
1.31. nutsvoorzieningen
voorzieningen ten
behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.32. overig
bouwwerk
een bouwkundige
constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden.
1.33 ondergeschikt
het in verband met een
andere hoofdactiviteit uitoefenen van activiteiten in die mate dat duidelijk
herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel
plaatsvindt en het uitoefenen van de bedoelde andere activiteiten alleen
plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de
hoofdactiviteit;
1.34. overkapping
een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.
1.35. peil
1.36.
praktijkruimte
een gebouw of een
gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch,
therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.37 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee
overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een
vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.38.
straatmeubilair
al dan niet zijnde
bouwwerken ten behoeve van openbare (nutsvoorzieningen) zoals:
1.39. uitbouw
een uitbreiding van de
woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.40.
vergunningsvrije criteria
vergunningsvrije
bouwwerken zoals bedoeld in de landelijke wet- en regelgeving.
1.41. voorgevel
de gevel van het
hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.42. voorgevellijn
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de
oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen.
1.43. woning
een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
Bij de
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van
een antenne-installatie
2.3 bouwhoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
zonnepanelen, kleinschalige windmolens, antennes, liftschacht opbouwen en naar
de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte
en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen
getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak.
2.6 inhoud van een
bouwwerk
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van
een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8
vloeroppervlakte
de
gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2.9 de hoogte van
de eerste bouwlaag
wordt gemeten 0,25 m
boven de vloer, van de eerste verdieping boven het maaiveld van (de woning) het
(hoofd)gebouw.
2.10 goothoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel. Voor diverse kapvormen geldt als maatgevende
hoogte:
3.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden
de volgende regels:
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor beplanting die zorgt voor een groene
kwalitatieve inpassing van het plangebied, waaronder afschermende groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding
'specifieke vorm van tuin - afschermend groen’.
4.2. Bouwregels
Op deze gronden mogen
geen bouwwerken en overige bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 5 Verkeer-verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de
volgende regels gelden;
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
6.2. Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarbij de
volgende regels gelden;
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2. Bouwregels
Op deze gronden mag
worden gebouwd en gelden de volgende regels; daarnaast is toegestaan bouwwerken
die voldoen aan de vergunningsvrije criteria:
7.2.a. Hoofdgebouw
7.2.b. Aanbouwen en
vrijstaande bijgebouwen
7.2.c. Overige
bouwwerken geen gebouwen zijnde
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde (waaronder overkappingen) bedraagt ten hoogste 3 m.
7.2.d Ondergrondese
bebouwing
7.3. Specifieke
gebruiksregels
Binnen deze bestemming
is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep, praktijkruimte of
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in maximaal milieucategorie 2 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de
woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
Artikel 8 Waarde –
Archeologische lage verwachting
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde -
Archeologische lage verwachting’ aangewezen gronden zijn − behalve voor
de andere aldaar geldende bestemming(en) − tevens bestemd voor de
bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden
de volgende regels:
1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport
heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar
het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op
dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade
kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op
het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen
dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande
bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet
wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten
hoogste 2.500 m²;
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden
dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3.
Omgevingsvergunning uitvoeren werken
8.3.1. Aanlegverbod
zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of
in de gronden met de bestemming ‘Waarde -Archeologie lage verwachting’ zonder
of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en
wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te
voeren:
8.3.2. Uitzondering op
het aanlegverbod
Het verbod van 8.3.1
is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
8.3.3. Voorwaarden
voor een omgevingsvergunning
De werken en
werkzaamheden, zoals in lid 8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de
aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch
onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden
aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven
of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet
zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen,
aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
10.2 Vlaggenmasten, antennemasten en
schoorstenen
Vlaggenmasten,
antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor
dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
10.3 Parkeergelegenheid
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Gebruiksregels
ten aanzien van onbebouwde gronden
11.1.1 Algemeen
Het is verboden de in
het plan begrepen gronden, voor zover zij onbebouwd blijven, anders te
gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken anders dan ten dienste van
de in deze regels aan de grond gegeven bestemming;
11.1.2 Bijzonder
Onverminderd het
bepaalde lid 11.1.1 is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te
gebruiken voor:
11.3 Uitzonderingen
Het in lid 11.1.1 en
lid 11.1.2 bepaalde is niet van toepassing op:
11.2.
Gebruiksregels ten aanzien van bouwwerken
11.2.a.Algemeen
Het is verboden de in
het plan gelegen bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten
gebruiken op een wijze anders dan ten dienste van de in deze regels aan de
bijbehorende grond gegeven bestemming.
11.2.b. Bijzonder
Onverminderd het
bepaalde in lid 11.2.a. is het in ieder geval verboden de bouwwerken te gebruiken
voor/als:
Artikel 12 Algemene
afwijkingsregels
12.1 Afwijkingsmogelijkheid
Burgemeester en
wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de regels
ten behoeve van:
a. afwijkingen van maten (waaronder
percentages) met ten hoogste 10%;
b. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover
zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van
bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband
met de werkelijke toestand van het terrein;
c. de overschrijdingen mogen echter niet meer
dan 3 meter bedragen en geen vergroting van bouwvlakken inhouden anders dan
bedoeld onder a;
12.2 Afwijkingsvoorwaarde
Omgevingsvergunning
mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of
kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden
van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene
wijzigingsregels
Burgemeester en
wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve
van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor
een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het
terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het
bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing
op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing
op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan “Zuidwende 4” .