Regels, behorende bij het bestemmingsplan "Krommeweg-De Sandeling" van de gemeente Hendrik Ido Ambacht
Opdrachtgever:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik Ido Ambacht
Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v. Barendrecht, vastgesteld 30 juni 2011
|
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regel
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Bedrijf-1
Artikel 4 Bedrijf-2
Artikel 5 Gemengd-1
Artikel 6 Gemengd-2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Natuur
Artikel 10 Recreatie - volkstuin
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen-1
Artikel 16 Wonen-2
Artikel 17 Wonen - Woonwagens
Dubbelbestemmingen
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Leiding - Hoogspanning
Artikel 20 Leiding - Riool
Artikel 21 Leiding - Water
Artikel 22 Waarde - Ecologie
Artikel 23 Waterstaat 36
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 24 Antidubbeltelbepaling
Artikel 25 Algemene bouwregels
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
Artikel 29 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Artikel 30 Overige regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Bijlagen:
1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein".
2. Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging".
3. Staat van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
het bestemmingsplan Krommeweg – De Sandeling van de gemeente Hendrik Ido Ambacht.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0531.bp02Krommewegsand-3001.gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
een zend- en ontvangstinstallatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en via het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- of dansevenementen.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
detailhandel in de volgende categorieën:
a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
c. tuincentra;
d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
e. bouwmarkten.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Het gedeelte van het perceel dat
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
een gebouw op een bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken.
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport.
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg wordt aangeboden.
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na in gebruik name is verzekerd.
een koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26 lid 2 onder g van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na in gebruik name is verzekerd.
de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" die van deze regels onderdeel uitmaakt.
de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" die van deze regels onderdeel uitmaakt.
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nutsvoorzieningen zoals:
1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
3.
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare)
nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende een beperkte periode van het jaar.
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de voorzetgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
met woningen vergelijkbare huisvesting, mede gericht op het verlenen van zorg, al dan niet met gemeenschappelijke voorzieningen.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachtopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
vanaf het peil tot aan de bovenzijde(wieken)as van de windturbine,
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
de hoogte van de eerste bouwlaag:
wordt gemeten
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
De voor Bedrijf-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven uit ten hoogste de volgende categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein” en “functiemenging”:
aanduiding |
hoogste milieucategorie |
milieuzone – zones Wet milieubeheer 1 |
1 / A en B |
milieuzone – zones Wet milieubeheer 2 |
1 |
milieuzone – zones Wet milieubeheer 3 |
2 |
milieuzone – zones Wet milieubeheer 4 |
3.1 |
milieuzone – zones Wet milieubeheer 5 |
3.2 |
b. ter plaatse van de aanduidingen, tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein":
aanduiding |
SBI-code |
uit ten hoogste milieucategorie |
specifieke vorm van bedrijf-1 |
41 |
3.1 |
specifieke vorm van bedrijf-2 |
222 |
4.1 |
specifieke vorm van bedrijf-3 |
2042 |
4.2 |
specifieke vorm van bedrijf-4 |
1812 |
3.2 |
specifieke vorm van bedrijf-5 |
4674 |
3.1 |
specifieke vorm van bedrijf-6 |
35 |
2 |
c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding een representatieve zone;
d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, wonen;
e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
f. ondergeschikte detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt ten hoogste
g. opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevel en het verlengde daarvan;
h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’ zijn tot een hoogte van tenminste
i. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet
gebouwd worden tot een bouwhoogte van minimaal
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan
f. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan
50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan;
kantoorvloeroppervlakte van meer dan
g. ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijventerrein – representatieve zone" is geen opslag toegestaan;
3.4.1. Afwijking van de kantoorvloeroppervlakte
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking
verlenen van het bepaalde in lid 3.3 onder f, voor een kantoorvloeroppervlakte
van ten hoogste
a. een tekort aan ruimte bij openbaarvervoerslocaties in de regio;
b. een zodanig groot en extensief ruimtebeslag, dat realisering bij een openbaarvervoerslocatie in relatie tot de beschikbare capaciteit en het aanbod aan arbeidsintensieve functies niet gewenst is;
c. de milieuhygiënische situatie.
3.5.1. Wijziging ten behoeve van Bevi-inrichtingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijf-1 zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
2. op gronden met de bestemming Verkeer, Groen of Water;
b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
3.5.2. Wijziging ten behoeve van planmer-plichtige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van
de gronden met de bestemming Bedrijf-1 zodanig wijzigen dat activiteiten, zoals
bedoeld in lid 3.3
onder d, zijn toegestaan, mits vooraf een milieueffectrapportage
wordt opgesteld volgens de eisen op grond van de Wet milieubeheer.
Artikel 4
Bedrijf-2
De voor Bedrijf-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – zones Wet milieubeheer
b. ter plaatse van de aanduidingen, tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein":
aanduiding |
SBI-code |
uit ten hoogste milieucategorie |
specifieke vorm van bedrijf-21 |
108 |
B |
specifieke vorm van bedrijf-22 |
494, 531, 532 |
C |
specifieke vorm van bedrijf-23 |
466 |
C |
specifieke vorm van bedrijf-24 |
35 |
B |
specifieke vorm van bedrijf-25 |
36 |
B |
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
d. ten hoogste 1 bedrijfswoning per bouwperceel;
e. ondergeschikte detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
e. de
bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt ten hoogste
g. opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevel en het verlengde daarvan;
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
Afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 4.1:
a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
met
inachtneming van de volgende bepalingen:
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
c. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel en dienstverlening;
b. bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie" zijn uitsluitend bedrijven uit ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" toegestaan;
c. horecabedrijven in ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
d. kantoren;
e. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
f. de bouwhoogte van erfafscheidingen
bedraagt ten hoogste
g.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’ zijn tot een hoogte van tenminste
i. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet
gebouwd worden tot een bouwhoogte van minimaal
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25%
van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van
b. de opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
d. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel in de vorm van bouwmarkten en tuincentra zijn niet toegestaan.
Afwijking van de Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 5.1:
a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 5.1 genoemd.
De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel en dienstverlening;
b. horecabedrijven in ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
f. de bouwhoogte van erfafscheidingen
bedraagt ten hoogste
g.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’ zijn tot een hoogte van tenminste
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. de opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
d. de bedrijfsvloeroppervlakten die op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan in gebruik zijn voor dienstverlening en horeca, mogen niet worden uitgebreid.
e. het bedrijfsvloeroppervlak aan detailhandel mag worden vergroot, met dien verstande dat:
- uitbreiding van het vloeroppervlak detailhandel niet zal leiden tot een grotere parkeerdruk;
- uitbreiding van detailhandel de totale winkelstructuur van de gemeente niet duurzaam ontwricht.
Afwijking van de Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 6.1:
c. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd;
d. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 6.1 genoemd.
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groen, water, straatmeubilair en voet- en fietspaden;
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, speelvoorzieningen;
c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt ten hoogste
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, wonen;
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
f. de bouwhoogte van erfafscheidingen
elders bedraagt ten hoogste
g.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, bruggen;
c. extensieve dagrecreatie.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, bedraagt ten hoogste
9.3.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning aanleg werken
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning aanleg werken) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
9.3.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
9.3.3. Voorwaarde voor een omgevingsvergunning aanleg werken
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
a. volkstuinen;
b. hobbytuinbouw;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen en terreinen.
10.2.1
Op de voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden mogen uitsluiten worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
10.2.2
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een volkstuin,
waarvan de perceelsoppervlakte tenminste
b.
de gezamenlijke oppervlakte van plantenkassen
mag per volkstuin niet meer dan
c. de gezamenlijke oppervlakte van bergingen mag per volkstuin
niet meer dan
d.
de bouwhoogte mag niet meer dan
10.2.3
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor de bouw van een gemeenschappelijke berging voor tuingereedschappen, mits:
a. de bouwhoogte ten hoogste
b.
het grondoppervlakte ten hoogste
Artikel 11 Tuin
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en bijbehorende voorzieningen, bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor de bescherming en instandhouding van waardevolle bomen, parkeerplaatsen en carports, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd,
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt ten hoogste
d.
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding – overbouwing’ zijn tot een hoogte van
tenminste
11.3 afwijking bouwregels
a. voor panden waar geen andere gronden aanwezig zijn dan
gronden met de bestemming “Tuin” mag een bijgebouw geplaatst worden met een maximaaal grondoppervlak van 6m2 en een hoogte van
b.
Wanneer de (aaneengesloten) tuin groter is dan 200m2, zijn bijgebouwen
en overkappingen toegestaan met een totaal grondoppervlak van maximaal
c. Voor
balkons, erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw
voor een maximum van
d.
Voor luifels, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw voor maximaal
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers-
of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste
De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, een parkeerterrein en bruggen;
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, bedraagt ten hoogste
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’ zijn tot een hoogte van tenminste
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeer te water;
b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, bruggen.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting
bedraagt ten hoogste
De voor Wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen;
b. ter plaatse van de aanduiding "garage": uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
c. ter plaatse van de betreffende aanduiding: een praktijkruimte, carports;
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen.
Voor het bouwen ten dienste van de bestemming gelden de volgende regels:
15.2.1. Hoofdgebouwen
a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
d. ter plaatse van de aanduiding mag uitsluitend de aangeduide nokrichting worden gerealiseerd;
15.2.2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’;
b.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op ten ten minste
c. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot
perceelsgrenzen bedraagt ten minste 0 of
d.
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt
ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een
maximum hoogte van
e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte
van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; met een maximum hoogte van
f. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen geplaatst
worden tussen het bouwvlak en de op
g.
de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw
bedraagt ten hoogste
h. de gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak worden gebouwd bedraagt ten hoogste 50% van het erf met een maximum van:
i. a-
j. b-
ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’
zijn tot een hoogte van tenminste
ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet
gebouwd worden tot een bouwhoogte van minimaal
15.2.3. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b.
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen
op ten minste
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt ten hoogste
d.
de bouwhoogte voor pergola’s bedraagt ten
hoogste
e. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
f. 1.
voor gronden gelegen tussen de bestemming “Tuin” en
-
voor het overige:
g. in afwijking van het bepaalde hiervoor geldt dat indien de bouwhoogte van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde en erfafscheidingen hoger is dan de in die subleden genoemde bouwhoogten, de bestaande bouwhoogte de maximale bouwhoogte is;
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 15.2.2.:
a. onder d, e,: voor het bouwen van een balustrade met een
maximale hoogte van
b.
onder f: voor het bouwen van aan- en
uitbouwen met een diepte van ten hoogste
c. voor de bouw van dakopbouwen,
d. onder e. en d; op een aan- of uitbouw en een vrijstaand bijgebouw mag een kap worden gebouwd waarbij geldt dat:
e. de dakhelling van aan- en uitbouwen ten hoogste de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
f. de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 45° bedraagt;
g.
onder h; tot een gezamenlijk grondoppervlakte
van ten hoogte
15.4.1 Aan-huis-gebonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van
b. detailhandel is niet toegestaan;
c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
15.4.2 Kleinschalige bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van
b. aangetoond dient te worden dat de parkeerdruk in de omgeving niet onevenredig toeneemt door de type bedrijfsvoering;
c. de bedrijfsactiviteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving;
d. de bedrijvigheid dient onder categorie A van de bij deze regels gevoegde ‘Staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging’ te vallen.
De voor Wonen-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen in gestapelde woningen, aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd horeca;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’, doch uitsluitend op de begane grond:
1. detailhandel en dienstverlening;
2. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
3. kantoor
c. ter plaatse van de betreffende aanduiding, doch uitsluitend op de begane grond: garages, parkeergarages, parkeerterreinen, een zorgwoning en kunstwerken;
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
Voor het bouwen ten dienste van de bestemming gelden de volgende regels:
16.2.1. Hoofdgebouwen
a. op deze gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag op de
begane grond tot een hoogte van
d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte;
16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
a. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel
van het hoofdgebouw bedraagt ten minste
b.
de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
tot perceelsgrenzen bedraagt 0 of ten minste
c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
d.
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt
ten hoogste
e. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 2,5 m;
f. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste
g.
de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen
bedraagt ten hoogste
h. de gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen
en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een
maximum van
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen
bedraagt ten hoogste
j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt ten hoogste
16.3.1. Afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 16.1:
a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 16.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 16.1 genoemd;
b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de bedrijfscategorieën, zoals in lid 16.1 genoemd;
met inachtneming van de volgende regels:
c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
d. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
De voor Wonen-Woonwagens aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonwagens met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.
Voor het bouwen ten dienste van de bestemming gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend binnen het bouwvlak standplaatsen voor woonwagens worden gebouwd, alsmede daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de bouwhoogte van woonwagens mag niet meer bedragen dan wordt aangeduid;
c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste
d.
de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen
bedraagt ten hoogste
e. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen
bedraagt per standplaats ten hoogste
f. de bouwhoogte van erfafscheidingen
bedraagt ten hoogste
g.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. het innemen van meer dan 7 standplaatsen met een totale
oppervlakte van meer dan
b.
de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken
woonwagen met een maximum van
Dubbelbestemmingen
De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1
genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 18.2 onder b. Omgevingsvergunning ter afwijking wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
18.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning aanleg werken
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Gas zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
18.4.2. Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning ter afwijking is verleend, zoals in lid 18.3 bedoeld;
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
18.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning aanleg werken
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 18.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in artikel 18.4, lid 1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
De voor Leiding-Hoogspanning aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1
genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 19.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
19.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning aanleg werken
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Hoogspanning zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
19.4.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning ter afwijking is verleend, zoals in lid 19.3 bedoeld;
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
19.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning aanleg werken
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
De voor Leiding-Riool aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een rioolleiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1
genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
20.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning aanleg werken
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Riool zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
20.4.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning ter afwijking is verleend, zoals in lid 20.3 bedoeld;
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
20.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning aanleg werken
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
De voor Leiding-Water aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een waterleiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1
genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 21.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
21.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning aanleg werken
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Water zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
21.4.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning ter afwijking is verleend, zoals in lid 21.3 bedoeld;
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
21.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning aanleg werken
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van ecologische waarden.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1
genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de ecologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2. de betrokken ecologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden;
De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, bedraagt ten hoogste
c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid 23.2 onder c. Omgevingsvergunning ter afwijking wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
b.
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits
de overschrijding ten hoogste
c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
a. Ter plaatse van de aanduiding archeologisch gebied zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-) waarden.
b. Het is verboden om in deze gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning aanleg werken) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte
dan
- heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- verlagen of verhogen van het waterpeil;
- aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
c. Het verbod als bedoeld onder b. is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste
- tot een diepte gaan van minder dan
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg werken of een ontgrondingvergunning, of;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
d. De aanvrager van een omgevingsvergunning aanleg werken als bedoeld onder b. die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld.
e. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning aanleg werken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d. genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door de werkzaamheden of werken kan voorkomen worden of zoveel mogelijk worden beperkt door het in acht nemen van de aan de omgevingsvergunning aanleg werken verbonden voorschriften.
f. Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften
aan de omgevingsvergunning aanleg werken verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bugemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
g. Indien het bepaalde onder f. tweede en derde gedachtenstreepje van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds omgevingsvergunning ter afwijking kan worden verleend - omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van de regels voor:
a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b.
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere
realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband
met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter
ten hoogste
Omgevingsvergunning ter afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
c. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:
1.
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten
dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste
2.
andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen
van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning ter afwijking dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
d.
het in geringe mate aanpassen van het plan
zoals een bebouwingsgrens, een nadere aanwijzing of een aanduiding, indien bij
definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang
van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is
om het plan aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij
de grenzen met niet meer dan
e. het bouwen van een jongerenontmoetingsplek binnen de
bestemmingen ‘Groen’ en ‘Verkeer – Verblijfsgebied’, waarbij de oppervlakte ten
hoogste
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen
bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen,
voor zover zulks van belang is voor een technisch
betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk
is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen
mogen echter ten hoogste
Artikel 29 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheid van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
b. brandweeringang;
c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte tussen bouwwerken;
e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Deze regels worden aangehaald onder de naam "Regels van het bestemmingsplan Krommeweg – De Sandeling".