Regels
behorende bij het
bestemmingsplan “De Kooistee” van de gemeente Hellevoetsluis
Wissing
stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.
Barendrecht
30
juni 2011
Opdrachtgever:
Het college
van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis
Inhoud
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels
Artikel 8 Recreatie -
Dagrecreatie
Artikel 16 Waarde – Archeologie – 1
Artikel 17 Waarde – Archeologie – 2
Artikel 18 Waarde – Archeologie - 3
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
Artikel 22 Algemene
bouwregels
Artikel 23 Algemene
afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene
wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS-
EN SLOTREGELS
In deze regels wordt
verstaan onder:
1.1 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand:
NL.IMRO.0530.BPDeKooistee2010-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.2 Plan:
het bestemmingsplan "De Kooistee"
van de gemeente Hellevoetsluis.
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een
vlak betreft.
1.5 Aanduidingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak waarop
een aanduiding betrekking heeft.
1.6 Aaneengebouwde bebouwing:
bebouwing die met de hoofdbouwmassa
aaneengesloten is gebouwd.
1.7 Aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie behouden blijft. Het gebruiken van het gebouw of een gedeelte van een gebouw ten behoeve van horeca en/of een seksinrichting of een bedrijf ten behoeve van commercieel seksueel-erotische dienstverlening is niet toegestaan.
1.8 Aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt. Het beroep of bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven. Het uitoefenen van een beroep ten behoeve van horeca en/of commercieel seksueel-erotische dienstverlening (seksinrichting) is niet toegestaan.
1.9 achtererfgebied:
erf aan de
achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op
meer dan
1.10 Afhankelijke woonruimte:
een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten
behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is
toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.
1.11 Akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond,
daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt.
1.12 Antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.13 Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende, of naar
verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat
gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
1.15 Bedrijfswoning:
een woning in of bij een bouwwerk of
terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een
persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende
terrein of bouwwerk(en) noodzakelijk is.
1.16 Begeleid Wonen:
woonvorm waarbij personen zelfstandig wonen
of in een kleine gemeenschap en hierbij begeleiding en of dagbesteding krijgen,
maar de woning op naam staat van de instelling en bewoners (nog) geen regie
hebben over de financiële aspecten van het wonen.
1.17 Beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit
Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle
inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.18 Bestaand:
a)
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het
bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd
krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b) t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en
opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan
rechtskracht heeft verkregen.
1.19 Bestemmingsgrens:
een grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.20 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
1.21 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
1.23 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 Bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke
of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met
uitsluiting van onderbouw en zolder. De maatvoering van het Bouwbesluit dient
in acht te worden genomen.
1.25 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolge de regels zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten.
1.27 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met
de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.28 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw
verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een
dak;
1.29 Dagrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden
buiten de woning, zonder dat daar een overnachting (elders) mee gepaard gaat.
1.30 Detailhandel:
het bedrijfsmatig aan particulieren
te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen
en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
horecadoeleinden en perifere detailhandel worden hier niet onder begrepen.
1.31 Dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau,
kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, etc..
1.32 Doeleinden van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals
transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering,
telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor
afvalstoffen).
1.33 Erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte
daarvan, dat grenst aan een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten
dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.34 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 Hoofdfunctie:
de belangrijkste functie waarvoor het
hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.
1.36 Hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken.
1.37 Horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het
verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en
dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande
met dienstverlening. Tot de genoemde begrippen worden mede begrepen de niet
genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu
vergelijkbare horecasoorten:
horeca
categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine
maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt
het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en
ijssalon.
horeca
categorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op
het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren
ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt
verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in
combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals
een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria,
uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
horeca
categorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op
het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie
ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een
café.
horeca
categorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op
het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen
van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het
verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals
een dancing, discotheek, casino of automatenhal.
1.38 Horecavoorziening:
voorzieningen, geen horecabedrijf zijnde en
ondergeschikt aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van
dranken en etenswaar voor het gebruik.
1.39 Infiltratievoorziening:
voorziening voor het doorsijpelen van
regenwater in de bodem.
1.40 Keur:
wettelijke regels, opgesteld door het
waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de
gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.
1.41 Kunstwerk:
voortbrengsel van de beeldende kunsten;
kunstuiting.
1.42 Kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe
Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het
risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is
bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.43 Langzaamverkeersroute:
Een voet- en/of fietspad.
1.44 Maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische,
sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijns- en
gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van (openbare) dienstverlening.
1.45 Mantelzorg:
tijdelijke huisvesting ten behoeve van
mantelzorg, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen en er
sprake is van de huisvesting van één huishouden voor de zorg voor
chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten.
1.46 Natuurspeeltuin:
een ruimtelijke voorziening, bedoeld voor
kinderen in de leeftijd van 1 tot 18 jaar met als doelstelling het scheppen van
mogelijkheden tot vormende recreatie met de nadruk op ecologie en
natuur(waarden).
1.47 Ondergeschikt bouwdeel:
een deel van een gebouw dat op een bouwperceel
door zijn constructie en/of afmetingen qua uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa.
1.48 Perceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.49 Recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat
ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve
gebruik is toegestaan.
1.50 Recreatieve voorziening:
voorziening ten behoeve van recreatie,
hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter
bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede
accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming.
1.51
Risicocontour
contour rondom
een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden risico, zoals gedefinieerd in het Besluit
externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan
of groter is dan 10-6 per jaar.
1.52
Risicovolle
inrichting:
een inrichting
bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een
grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand
moet worden
aangehouden bij
het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
kwetsbare
objecten.
1.53 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke,
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf
waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon,
al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 Twee aan een gebouwde woning (half-vrijstaande woning):
blokken van twee woningen, die aan
een zijde een gemeenschappelijke wand hebben.
1.55 Voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.56 Voorgevelrooilijn:
a. langs een wegzijde met een regelmatige of
nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen
lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van
de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de
rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
b. langs een wegzijde waarlangs geen
bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
bij een wegbreedte van ten minste
1.57 Volkstuinen:
Gronden waarop voor particulier gebruik, op
recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden
geteeld.
1.58 Voorgevel:
de meest gezichtsbepalende gevel van
een gebouw.
1.59 Vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand
met een andere woning.
1.60 Watergang:
een werk al of niet overdekt, dienend om in het
openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren,
de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder
mede verstaan.
1.61 Waterkering:
een voorziening om
water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.
1.62 Weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer
openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen
en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede
de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.63 Woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw
dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de
huisvesting van één huishouden.
1.64 Woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is
geplaatst
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
de kortste afstand tussen de (zijdelingse)
grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende
bouwwerk.
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
N.B.: bij een lessenaarsdak wordt
de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt.
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw
of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten, liftschacht,
trappenhuis, antenne-installaties, lichtkoepels en daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaats van het bouwwerk.
tussen de onderzijde van de begane grond
vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en
de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.
2.2 Onderschikte bouwdelen:
Bij toepassing van
het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en
bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan
2.3 Peil:
a. afstanden loodrecht,
b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
c. maten
buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
a. de uitoefening van een agrarisch
bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien
verstanden dat het houden van vee is uitgesloten;
b. met de bij de functie behorende
voorzieningen zoals groen, water en verharding;
met
daaraan ondergeschikt:
c. infrastructurele voorzieningen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. doeleinden van openbaar nut.
a. indien en voorzover
de gronden zijn voorzien van een bouwvlak:
I.
bedrijfsgebouwen;
II.
1
bedrijfswoning;
III. bijbehorend bouwwwerken
bij bedrijfswoningen;
IV. erven en tuinen;
V. parkeervoorzieningen;
VI. doeleinden van openbaar nut;
b. inwoning (mantelzorg).
3.2 Bouwregels
a. gebouwen ten behoeve van agrarische
bedrijven worden gebouwd;
b. bedrijfsgebouwen waaronder ten hoogste een
bedrijfswoning per bedrijf met bijbehorende bouwwerken;
c. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve
van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
d. het bouwvlak mag voor maximaal 50%
bebouwd worden.
e. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd
binnen het bouwvlak;
f. de goot- en bouwhoogte voor een
bedrijfsgebouw en/of bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van
de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
g. de inhoud van bijbehorende bouwwerken mag
totaal maximaal
h. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende
bouwwerken mag niet meer bedragen dan een goothoogte van
i.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
j.
de
bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan
k. Indien de bestaande hoogten en afstanden
meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder a tot
en met j , dan bedragen de bestaande hoogten en afstanden de maximale hoogten
en afstanden.
a. de inhoud van bouwwerken mag maximaal
b. de bouwhoogte mag maximaal
3.3 Nadere eisen
a. de situering en afmetingen van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de situering en afmetingen van bouwpercelen.
a. de woonsituatie in de directe omgeving;
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
c. in verband met de verkeers-,
sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden in andere
bestemmingen;
f. landschappelijke inpassing;
g. de gebruiksmogelijkheden van andere gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het
gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, seksinrichtingen en
detailhandel is niet toegestaan;
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Omschakelen
naar wonen
a. wonen slechts is toegestaan voor zover het
de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft;
b. het bebouwde oppervlak mag niet worden
vergroot;
c. op een locatie waarmee met toepassing van de
Ruimte voor Ruimteregeling reeds gebouwen zijn gesloopt, geen nieuwe bebouwing
mag worden opgericht;
d. als gevolg van de wijziging de bestaande
bedrijfsvoering en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende
bedrijven uit milieuhygiënisch oogpunt niet onevenredig worden beperkt;
e. de inhoud van de woning niet meer mag
bedragen dan
f. het bebouwde oppervlakte van de vrijstaande
bijgebouwen niet meer mag bedragen dan
g. in aanvulling op de bepalingen onder e en f
dienen de overtollige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt;
h. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische
doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is;
i.
geen afbreuk
wordt gedaan aan aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de
landschappelijke kwaliteit.
4.1 Bestemmingsomschrijving
a. detailhandel;
b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding 'wonen';
c. met de bij de functie behorende
voorzieningen, zoals groen, water, verharding, parkeervoorzieningen.
a. gebouwen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. doeleinden van openbaar nut.
4.2 Bouwregels
a. de (hoofd)gebouwen mogen uitsluitend binnen
het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
b. het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden
tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage (%)' een
ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven, met dien verstande dat
parkeren volledig op eigen erf dient plaats te vinden;
c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'
is aangegeven;
d. Gebouwen achter en aansluitend op het
bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan
e. De gronden buiten het bouwvlak mogen
per bouwperceel voor maximaal 50% worden
bebouwd;
f. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende
bouwwerken buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel niet meer bedragen dan
g. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
binnen
h. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
op een afstand van meer dan
i.
Indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op
grond van het bepaalde onder a tot en met j , dan bedragen de bestaande hoogten
en afstanden de maximale hoogten en afstanden;
j.
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte, maximaal
1. erfafscheidingen die voor de voorgevel maximaal
2. verlichtingsarmaturen waarvan de hoogte maximaal
3. antenne-installaties waarvan de hoogte maximaal
a. de inhoud van bouwwerken mag maximaal
b. de bouwhoogte mag maximaal
4.3 Nadere eisen
a. de situering en afmetingen van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de situering en afmetingen van bouwpercelen.
a. de woonsituatie in de directe omgeving;
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
c. in verband met de verkeers-,
sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden in andere
bestemmingen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
a.
zakelijke
en/of overige dienstverlening;
b.
uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding:
-
detailhandel:
detailhandel gelegen op de begane grond;
-
horeca:
horeca van ten hoogste de op de verbeelding aangeduide categorie, gelegen op de begane grond en, indien een maatvoeringsvlak is opgenomen, een maximaal vloeroppervlak
zoals aangeduid met het maatvoeringsvlak;
-
wonen:
wonen;
-
maatschappelijke
voorzieningen uitsluitend gelegen op de begane grond;
c.
met de
bij de functie behorende voorzieningen zoals groen, water, verharding,
parkeervoorzieningen.
a.
gebouwen;
b.
bijbehorende
bouwwerken
c.
doeleinden
van openbaar nut.
a.
de
(hoofd)gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
b.
het
bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden tenzij ter plaatse van de aanduiding
'maximale bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is
aangegeven, met dien verstande dat parkeren volledig op eigen erf dient plaats
te vinden;
c.
de
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven
d.
Gebouwen
achter en aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan
e.
De
gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden
bebouwd;
f.
De
gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen
per bouwperceel niet meer bedragen dan
g.
De
bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen
h.
De
bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan
i.
Indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op
grond van het bepaalde onder a tot en met j , dan bedragen de bestaande hoogten
en afstanden de maximale hoogten en afstanden;
j.
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte, maximaal
1. erfafscheidingen die voor de voorgevel maximaal
2. verlichtingsarmaturen waarvan de hoogte maximaal
3. antenne-installaties waarvan de hoogte maximaal
a.
de inhoud
van bouwwerken mag maximaal
b.
de
bouwhoogte mag maximaal
5.3 Nadere eisen
a.
de
situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
de
situering en afmetingen van bouwpercelen.
a.
de
woonsituatie in de directe omgeving;
b.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
c.
in
verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid
c.q. brand- en rampenbestrijding;
d.
de
milieusituatie;
e.
de
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
6.1 Bestemmingsomschrijving
a.
groenvoorzieningen;
b.
verblijfsgebied;
c.
langzaamverkeersroute(s);
d.
infiltratievoorzieningen;
e.
met de
bij de functie behorende voorzieningen zoals water, verharding en
speelvoorzieningen.
a.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, zoals: bruggen, dammen en duikers;
b.
gebouwen
voor beheer en onderhoud;
c.
zendmasten;
d.
doeleinden
van openbaar nut.
6.2 Bouwregels
a.
verlichtingsarmaturen
waarvan de hoogte maximaal
b.
speelvoorzieningen
waarvan de hoogte maximaal
c.
zendmast
voor telecommunicatie waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan is
aangeduid.
a.
de
inhoud van bouwwerken mag maximaal
b.
de
bouwhoogte mag maximaal
7.1 Bestemmingsomschrijving
a.
maatschappelijke
voorzieningen;
b.
ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – begeleid wonen’:
begeleid wonen;
c.
ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 2’: wonen in het gehele
gebouw met uitzondering van de begane grond;
d.
horecavoorzieningen
in de vorm van een kantine, zijn uitsluitend toegestaan voorzover
het een ondergeschikte nevenactiviteit van de hoofdfunctie betreft;
e.
bijbehorende
voorziening zoals groen, water, verharding, parkeervoorzieningen.
a.
gebouwen;
b.
bijbehorende
bouwwerken;
c.
doeleinden
van openbaar nut.
a.
de
(hoofd)gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
b.
het
bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden tenzij ter plaatse van de
aanduiding 'maximale
bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is
aangegeven, met dien verstande dat parkeren volledig op eigen erf dient plaats
te vinden;
c.
de
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven
d.
gebouwen
achter en aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan
e.
de
gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel voor maximaal 50%
worden bebouwd.
f.
de
gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen
per bouwperceel niet meer bedragen dan
g.
de
bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen
h.
de
bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 2,5m buiten het bouwvlak mag niet meer
bedragen dan
i.
indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op
grond van het bepaalde onder a tot en met i , dan bedragen de bestaande hoogten
en afstanden de maximale hoogten en afstanden
j.
voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte, maximaal
1. erfafscheidingen die voor de voorgevel maximaal
2. verlichtingsarmaturen waarvan de hoogte maximaal
3. antenne-installaties waarvan de hoogte maximaal
a.
de
inhoud van bouwwerken mag maximaal
b.
de
bouwhoogte mag maximaal
7.3 Nadere eisen
a.
de
situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
de
situering en afmetingen van bouwpercelen.
a.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
b.
in
verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid
c.q. brand- en rampenbestrijding;
c.
de
milieusituatie;
d.
de
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
Artikel 8 Recreatie - Dagrecreatie
8.1 Bestemmingsomschrijving
a.
dagrecreatieve
voorzieningen;
b.
ter
plaatse van de aanduiding:
-
'kinderboerderij'
: een kinderboerderij;
-
'volkstuin'
: volkstuinen;
-
'speeltuin'
: een natuurspeeltuin;
c.
bijbehorende
voorziening zoals groen, water, parkeervoorziening, speelvoorziening en
verharding.
met daaraan
ondergeschikt:
a.
infrastructurele
voorzieningen;
b.
waterhuishoudkundige
voorzieningen.
a.
gebouwen,
niet zijnde een bedrijfswoning;
b.
bouwwerken;
c.
doeleinden
van openbaar nut.
1.
ten
aanzien van gronden met de aanduiding ‘volkstuin’:
a.
de
goothoogte van gebouwen mag ten hoogste
b.
ter
plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mag een gebouw voor collectieve
voorzieningen worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste
c.
op
volkstuinkavels met een grondoppervlak van minder dan
d.
de
maatvoering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' dient te
voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
kavelgrootte |
|
|
gezamenlijke bebouwingsoppervlakte in m2 per kavel |
maximaal oppervlak per beging / tuinhuis in m2 |
maximaal oppervlak per hobbykas in m2 |
||
|
6 |
6 |
12 |
>
|
9 |
10 |
19 |
e.
Indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op
grond van het bepaalde onder a tot en met d, dan bedragen de bestaande hoogten
en afstanden de maximale hoogten en afstanden
2.
ter plaatse
van de gronden met de aanduiding ‘kinderboerderij’:
a.
de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens
dient ten minste
b. indien er een bebouwingspercentage is opgenomen, mag ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage van het bouwvlak bebouwd worden;
c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;.
d. Indien de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder a tot en met c, dan bedragen de bestaande hoogten en afstanden de maximale hoogten en afstanden
3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘natuurspeeltuin’:
a. indien er een bebouwingspercentage is opgenomen, geldt voor gebouwen, dat de grond ten hoogste met het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden;
b.
ten behoeve van jeugdontmoetingsplekken zijn
bouwwerken toegestaan met een maximale bouwhoogte van
c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
d. Indien de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder a tot en met c , dan bedragen de bestaande hoogten en afstanden de maximale hoogten en afstanden
a.
vlaggenmasten
waarvan de hoogte maximaal
b.
de
bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan
c.
en
lichtmasten waarvan de hoogte maximaal
a.
de inhoud van bouwwerken mag maximaal
b.
de bouwhoogte mag maximaal
8.3 Nadere eisen
a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de situering en afmetingen van bouwpercelen.
a. de woonsituatie in de directe omgeving;
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
c. in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
a. de beoefening van veldsporten;
b. een sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
c. ondergeschikte en ondersteunende horeca als omschreven onder de begripsbepaling ‘horecavoorzieningen’;
d. bijbehorende voorziening zoals groen, water, parkeervoorziening, speelvoorziening en verharding.
met daaraan
ondergeschikt:
e.
infrastructurele
voorzieningen;
f.
waterhuishoudkundige
voorzieningen.
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
c.
doeleinden
van openbaar nut.
9.2 Bouwregels
a.
gebouwen
mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden binnen het bouwvlak, voorzover geen bouwvlak is aangegeven is het bestemmingsvlak
gelijk aan het bouwvlak;
b.
de
gronden in het bouwvlak mogen voor 100% bebouwd worden tenzij met een
aanduiding anders is vermeld, met dien verstande dat parkeren volledig op eigen
erf dient plaats te vinden;
c.
dug-outs
zijn toegestaan buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
1. Per veld ten hoogste 2 dug-outs zijn toegestaan;
2. De oppervlakte per dug-out ten hoogste
d.
de
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
a.
de
afstand van lichtmasten, antenne-installaties, vlaggenmasten en ballenvangers
tot een perceelsgrens moet minimaal
b.
de
bouwhoogte van lichtmasten, antenne-installaties en vlaggenmasten mag
niet meer dan
c.
de
bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan
d.
de
bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet
meer dan
e.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer
dan
a.
de
inhoud van bouwwerken mag maximaal
b.
de
bouwhoogte mag maximaal
9.3 Nadere eisen
a.
de
situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
de
situering en afmetingen van bouwpercelen.
a.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
b.
in
verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid
c.q. brand- en rampenbestrijding;
c.
de
milieusituatie;
d.
de
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
10.1 Bestemmingsomschrijving
a.
verhardingen;
b.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
a.
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding voorbouwzone'
zijn uitsluitend bouwdelen toegestaan, behorende bij het in de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouw, met dien
verstande dat:
-
de
goothoogte van het bouwdeel maximaal
-
de
breedte van het bouwdeel ten hoogste de helft van de breedte van de woning
beslaat of de minimum afstand tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen
-
de
maximum oppervlakte van de bebouwing
b.
de
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste
10.3 Afwijking van de bouwregels
a.
de
diepte van de uitbreiding maximaal
b.
de
hoogte van de uitbreiding maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.
de
breedte van de uitbreiding maximaal 50% van de oorspronkelijke gevelbreedte mag
bedragen.
a.
het
doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
b.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig
worden aangetast.
11.1 Bestemmingsomschrijving
a.
wegen
en paden;
b.
langzaamverkeersroute(s);
c.
verblijfsgebied;
d.
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verkeersopleidingscentrum': een
verkeersopleidingscentrum;
e.
infiltratievoorzieningen;
f.
bij
deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water,
parkeervoorzieningen, en speelvoorzieningen.
a.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, zoals: bruggen, dammen en duikers;
b.
doeleinden
van openbaar nut, behoudens verkooppunten voor motorbrandstoffen.
11.2 Bouwregels
a.
Voor
het bouwen van gebouwen geldt dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen
worden gebouwd, uitgezonderd een gebouw ten behoeve van het verkeersopleidingscentrum
of gebouwen ten behoeve van het openbaar nut.
b.
het bouvwlak met de “specifieke vorm van verkeer - verkeersopleidingscentrum' mag voor maximaal 2% worden bebouwd
a.
reclamezuilen
waarvan de hoogte maximaal
b.
verlichtingsarmaturen
waarvan de hoogte maximaal
c.
speelvoorzieningen
waarvan de hoogte maximaal
d.
zendmast
voor telecommunicatie waarvan de hoogte maximaal
a.
de
inhoud van bouwwerken mag maximaal
b.
de
bouwhoogte mag maximaal
12.1 Bestemmingsomschrijving
a.
water;
b.
waterberging;
c.
infiltratievoorzieningen;
d.
waterhuishouding;
e.
bij
deze bestemming behorende voorzieningen.
a.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde zoals bruggen, dammen en duikers;
b.
doeleinden
van openbaar nut.
12.2 Bouwregels
13.1 Bestemmingsomschrijving
a.
wonen;
b.
ter plaatse
van de aanduiding 'woonwagenstandplaats': woonwagens of woningen;
c.
ter
plaatse van de aanduiding 'garage': garageboxen;
d.
ter
plaatse van de aanduiding ’berging’: uitsluitend een berging;
e.
ter
plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’ tevens voor een praktijkruimte;
f.
bijbehorende
voorzieningen zoals groen, water, parkeervoorziening, speelvoorziening en
verharding.
a.
de
woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
b.
het
vloeroppervlak ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf of een aan huis
gebonden beroep maximaal
c.
detailhandel
slechts is toegestaan voorzover deze beperkt
blijft tot een beperkte verkoop en in
direct verband staat met het aan huis verbonden beroep of het aan huis
verbonden bedrijf.
13.2 Bouwregels
a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'
is aangegeven, tenzij in de regels
anders worden bepaald;
b.
het is
niet toegestaan om hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen met uitzondering
van het bepaalde onder lid 13.4.1;
c. Het bouwperceel mag voor maximaal 50% worden
bebouwd;
d. Ter plaatse van de aanduiding
‘onderdoorgang’ mag niet gebouwd worden tot een hoogte van minimaal
e. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende
bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan
f. Bijbehorende bouwwerken mogen enkel in het
achtererfgebied worden opgericht;
g. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
binnen
h. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
op een afstand van meer dan
i.
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
j.
De
bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan
k. Indien de bestaande hoogten en afstanden
meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder a tot
en met j, dan bedragen de bestaande hoogten en afstanden de maximale hoogten en
afstanden
a. per perceel mag niet meer dan een woonwagen
of woning worden gebouwd of geplaatst;
b. een woonwagen of woning mag ten hoogste een
oppervlakte van
c. het aantal woonwagens of woningen mag niet
meer bedragen dan het met de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'
aangegeven aantal;
d. de woonwagens of woningen moeten minimaal
e. de goothoogte van een woonwagen of woning
mag maximaal
f. nokhoogte van een woonwagen of woning mag
maximaal
g. de woonwagen of woning dient
h. de afstand van de woonwagen of woning en de
bijbehorende bouwwerken tot aan de perceelgrens, dient voor alle perceelgrenzen
ten minste
i.
gezamenlijk
oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 20m² bedragen, waarbij het
gehele bouwperceel voor maximaal 50% bebouwd mag worden;
j.
de
hoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal
a. ten hoogste
b. Het gebruik mag niet leiden tot een
onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking en mag geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
c. Het parkeren dient te gebeuren op eigen
terrein
d. De woonwagen mag hierdoor niet c.q. niet in
betekende mate het karakter van een woonwagen verliezen;
e. Diegene die de activiteiten in de woonwagen
uitvoert, dient tevens de bewoner van de woonwagen te zijn;
f. De activiteit mag een onevenredige afbreuk
doen aan de het woonklimaat in de directe omgeving
g. Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de
vorm van bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, die
als bijlage bij deze regels is gevoegd, alsmede die bedrijven die naar aard en
invloed om de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden
h. Detailhandel, seksinrichtingen en horeca is
niet toegestaan
13.3 Nadere eisen
a.
de
situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
de
situering en afmetingen van bouwpercelen.
a.
de
woonsituatie;
b.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
c.
in
verband met de verkeers-, sociale- en
brandveiligheid;
d.
de
milieusituatie;
e.
de
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
13.4 Afwijking van de bouwregels
a.
de
splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is;
b.
de
inhoud van de vrijstaande woning minimaal
a.
het
doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
b.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden aangetast.
14.1 Bestemmingsomschrijving
a.
Wonen,
in de vorm van twee-onder-één kap woningen en
vrijstaande woningen;
b.
bijbehorende
voorzieningen zoals groen, water, parkeervoorziening, speelvoorziening en verharding.
a.
de
woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
b.
het
vloeroppervlak ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf of een aan
huis gebonden beroep maximaal
c.
detailhandel
slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft
tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis verbonden
beroep of het aan huis verbonden bedrijf.
14.2 Bouwregels binnen het bouwvlak
a.
Een
hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
b.
het
bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden tenzij ter plaatse van de
aanduiding 'maximale bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven, met dien
verstande dat parkeren volledig op eigen erf dient plaats te vinden; Het
bouwvlak mag maximaal voor 50% bebouwd worden met bijbehorende
bouwwerken tot een maximum van
c.
de
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
d.
het is
niet toegestaan om hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen met
uitzondering van het bepaalde onder lid 14.4.1;
e.
Indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is
toegestaan op grond van het bepaalde onder a tot en met d, dan bedragen de
bestaande hoogten en afstanden de maximale hoogten en afstanden.
Voor het bouwen
buiten het bouwvlak gelden de aanduidingen en volgende bepalingen:
a. Bijbehorende bouwwerken mogen buiten het
bouwvlak uitsluitend in het achtererfgebied
worden gebouwd;
b. Bijbehorende bouwwerken achter en
aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan
c. De gronden in het achtererfgebied mogen per
bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd;
d. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende
bouwwerken ter plaatse van het achtererfgebied per bouwperceel niet meer
bedragen dan
e. Bijbebehorende
bouwwerken dienen bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen minimaal
f. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
binnen
g. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
op een afstand van meer dan
h. De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
i.
De
bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan
j.
Indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op
grond van het bepaalde onder a tot en met i , dan bedragen de bestaande
hoogten en afstanden de maximale hoogten en afstanden.
14.3 Nadere eisen
a.
de
situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
de
situering en afmetingen van bouwpercelen.
a.
de
woonsituatie;
b.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
c.
in
verband met de verkeers-, sociale- en
brandveiligheid;
d.
de
milieusituatie;
e.
de
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
14.4 Afwijking van de bouwregels
a.
de
splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is;
b.
de
inhoud van de vrijstaande woning minimaal
a.
het
doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
b.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig
worden aangetast.
15.1 Bestemmingsomschrijving
a.
Wonen,
in de vorm van gestapelde woningen;
b.
bijbehorende
voorzieningen zoals groen, water, parkeervoorziening, speelvoorziening en verharding.
a.
de
woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
b.
het
vloeroppervlak ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf of een aan huis
gebonden beroep maximaal
c.
detailhandel
slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft
tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis
verbonden beroep of het aan huis
verbonden bedrijf.
15.2 Bouwregels binnen het bouwvlak
a.
Een
hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
b.
het
bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden tenzij ter plaatse van de aanduiding
'maximale bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is
aangegeven, met dien verstande dat parkeren volledig op eigen erf dient plaats
te vinden;
c.
de
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
d.
het is
niet toegestaan om hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen met
uitzondering van het bepaalde onder lid 15.4.1;
e.
Indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is
toegestaan op grond van het bepaalde onder a tot en met d, dan bedragen de
bestaande hoogten en afstanden de maximale hoogten en afstanden.
Voor het bouwen
buiten het bouwvlak gelden de aanduidingen en volgende bepalingen:
a. Bijbehorende bouwwerken mogen buiten het
bouwvlak uitsluitend in het achtererfgebied
worden gebouwd;
b. Bijbehorende bouwwerken achter en
aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan
c. De gronden in het achtererfgebied mogen per
bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd;
d. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende
bouwwerken ter plaatse van het achtererfgebied per bouwperceel niet meer
bedragen dan
e. Bijbebehorende bouwwerken dienen bij vrijstaande en
halfvrijstaande woningen minimaal
f. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
binnen
g. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk
op een afstand van meer dan
h. De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
i.
De
bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan
j.
Indien
de bestaande hoogten en afstanden meer bedragen dan maximaal is toegestaan op
grond van het bepaalde onder a tot en met i, dan bedragen de bestaande hoogten en afstanden de
maximale hoogten en afstanden.
15.3 Nadere eisen
a.
de
situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
de
situering en afmetingen van bouwpercelen.
a.
de
woonsituatie;
b.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
c.
in
verband met de verkeers-, sociale- en
brandveiligheid;
d.
de milieusituatie;
e.
de
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
15.4 Afwijking van de bouwregels
a.
de
splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is;
b.
de
inhoud van de vrijstaande woning minimaal
a.
het
doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
b.
de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 16 Waarde – Archeologie – 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie -
16.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn nieuwe bouwwerken ten
behoeve van overige aan de gronden toegekende bestemmingen slechts toelaatbaar,
indien:
a.
het
bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij
de oppervlakte niet wordt uitgebreid en alleen de bestaande fundering
wordt benut;
b.
het
bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
c.
de bodemingreep een oppervlakte kleiner dan
16.3 Afwijken van de bouwregels
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden,
beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel
gericht zijn;
b.
verplichting
tot het doen van opgravingen;
c.
de
verplichting tot het begeleiden van de activiteiten, waarvoor de
omgevingsvergunning, is verleend door een archeologisch deskundige.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a.
grondbewerkingen
(van welke aard dan ook);
b.
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c.
het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het
wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
afgraven;
e. het ingraven van ondergrondse kabels en
leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f.
het
aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
plan te wijzigen door:
a.
de
bestemming 'waarde - archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen
indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b.
aan de
gronden alsnog de bestemming 'waarde - archeologie' toe te kennen indien uit
nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische
waarden aanwezig zijn;
c.
de
oppervlaktes en/of dieptes als genoemd onder 16.2, 16.3 en 16.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra
aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen
archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.
Artikel 17 Waarde – Archeologie – 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie -
17.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn nieuwe bouwwerken ten
behoeve van overige aan de gronden toegekende bestemmingen slechts toelaatbaar,
indien:
a.
het
bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de
oppervlakte niet wordt uitgebreid en alleen de bestaande fundering
wordt benut;
b.
het bouwplan
geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
c.
de bodemingreep een oppervlakte kleiner dan
17.3 Afwijken van de bouwregels
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden,
beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn;
b.
verplichting
tot het doen van opgravingen;
c.
de
verplichting tot het begeleiden van de activiteiten, waarvoor de omgevingsvergunning,
is verleend door een archeologisch deskundige.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a.
grondbewerkingen
(van welke aard dan ook);
b.
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c.
het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het
wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
afgraven;
e. het ingraven van ondergrondse kabels en
leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f.
het
aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een
archeologisch deskundige.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
plan te wijzigen door:
a.
de
bestemming 'waarde - archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen
indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b.
aan de
gronden alsnog de bestemming 'waarde - archeologie' toe te kennen indien
uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische
waarden aanwezig zijn;
c.
de
oppervlaktes en/of dieptes als genoemd onder 17.2, 17.3 en 17.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra
aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen
archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.
Artikel 18 Waarde – Archeologie – 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde -
Archeologie -
18.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn nieuwe bouwwerken ten behoeve van overige aan de
gronden toegekende bestemmingen slechts toelaatbaar, indien:
a.
het
bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij
de oppervlakte niet wordt uitgebreid en alleen de bestaande fundering wordt benut;
b.
het
bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
c. de
bodemingreep een oppervlakte kleiner dan
18.3 Afwijken van de bouwregels
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden,
beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn;
b.
verplichting
tot het doen van opgravingen;
c.
de
verplichting tot het begeleiden van de activiteiten, waarvoor de
omgevingsvergunning, is verleend door een archeologisch deskundige.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a.
grondbewerkingen
(van welke aard dan ook);
b.
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c.
het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het
wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
afgraven;
e.
het
ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband
houdende constructies e.d.;
f.
het
aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een archeologisch deskundige.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegde gezag
is bevoegd het plan te wijzigen door:
a.
de
bestemming 'waarde - archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen
indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b.
aan de
gronden alsnog de bestemming 'waarde - archeologie' toe te kennen indien uit
nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden
aanwezig zijn;
c.
de
oppervlaktes en/of dieptes als genoemd onder 18.2, 18.3 en 18.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra
aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen
archeologische kennis noodzakelijk
en/of mogelijk is.
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg van een ecologische verbindingszone in het kader van de Provinciale Ecologische Verbindingszone (PEHS) en het Krekenplan en voor behoud van ecologische en natuurwaarden .
19.2 Bouwregels
19.3 Omgevingsvergunning aanleg werken
a. het aanleggen en verharden van wegen en het
aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
b. het verlagen van de bodem en het afgraven,
ophogen en egaliseren van gronden;
c. het dempen van watergangen, sloten,
weidegreppels en andere waterpartijen;
d. het vellen en rooien van bomen, hakhout en
andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige
beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van
het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen voor bestaande bedrijfsmatige
fruitteelt;
e. diepploegen, zijnde het extra diep omploegen
van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (
f. werken of werkzaamheden die wijziging van de
waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of
draineren;
g. het bebossen of anderszins beplanten met
houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen en
heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden);
h. het mechanisch scheuren van grasland, anders
dan voor graslandverbetering, alsmede het chemisch scheuren van grasland.
a.
de
verplichting tot het treffen van maatregelen en aanbevelingen die eventueel
voortvloeien uit het onder 19.2.3 genoemde advies;
b.
het
verbieden van verlichting dan wel het verplicht stellen van aangepaste
verlichting;
c.
het
treffen van maatregelen om geluidstoename te voorkomen;
d.
het
vrijhouden van ruimte voor natuurvriendelijke oevers.
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.2 Bouwregels
20.3 Omgevingsvergunning uitvoeren van een werk
a.
het
aanbrengen van gesloten verhardingen;
b.
het
aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
c.
het
wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings-
en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan
d.
het
ophogen van gronden.
a.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en
waarvoor vergunning is verleend;
b.
het
normale onderhoud betreffen;
c.
mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg
werken;
d.
werken
of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en
bodemgebruik.
Artikel 21 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene bouwregels
Keur
Bij initiatieven op gronden met de bestemming Water of de
dubbelbestemming Waterkering alsmede binnen een afstand van
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
a.
voor
afwijkingen van de voorgeschreven minimum en maximum maten inzake hoogte,
afstanden en oppervlakten met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in
de regels geen bijzondere afwijkingsregels zijn opgenomen;
b.
het
bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten dienst van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes,
schakelhuisjes, reduceerstations en naar aard daarmee gelijk te stellen
gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor
zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan
c.
het
bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van
radio- en televisiesignalen, voorzover
deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte
niet meer bedraagt dan maximaal
23.2
Burgemeester en Wethouders kunnen bij het verlenen van
de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de
onder 23.1 onder c, bedoelde antenne-installaties teneinde een ruimtelijk
verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
23.3
De onder 23.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen
slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende
gronden en bouwwerken.
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester
en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet
ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:
a.
het in
geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan,
zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, indien bij
definitieve uitmeting of verkaveling
blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van
het plan gewenst of noodzakelijk is en
de bestemmingsgrens niet meer dan
b.
het oprichten
van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes)
met een inhoud van maximaal
c.
het
enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten
behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander,
mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van
het in het plan vastgelegde afwijkt.
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
HOOFDSTUK 2 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
26.1
Overgangsrecht bouwwerken
a.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
26.2
Overgangsrecht gebruik
Deze regels worden
aangehaald als regels van het bestemmingsplan De Kooistee
Aldus vastgesteld
in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Hellevoetsluis,
gehouden op 30 juni 2011.
De griffier, De
voorzitter,